Gemeente Sittard-Geleen

Albert Heijn in het ongelijk gesteld, Sittard kan dwangsommen innen

Sittard-Geleen, 21 augustus 2008 - De gemeente heeft zich altijd verzet tegen de vestiging van een Albert Heijn in een pand aan de Rijksweg Zuid 208. Dit heeft geleid tot een juridisch gevecht tot aan de Raad van State. De Raad van State heeft op 20 augustus jl. uitgesproken dat de gemeente begin 2007 bevoegd was handhavend op te treden tegen de opening van een AH vestiging op de bewuste locatie. De gemeente had toen, om de opening te verhinderen, de bouwvergunning ingetrokken en een bouwstop en dwangsommen opgelegd. Omdat de AH vestiging open is, kan de gemeente nu gaan handhaven.

Wethouder Ruud Guyt: 'De Raad van State is van mening dat, zoals wij al eerder in ons beroep gesteld hebben, de informatieplicht van de aanvrager van een bouwvergunning zwaarder weegt dan de onderzoeksplicht van de gemeente bij het beoordelen van de bouwaanvraag. Bij de aanvraag had vermeld moeten worden dat de reële mogelijkheid bestond dat het pand in gebruik zou worden genomen voor een supermarkt vestiging van AH. Deze uitspraak versterkt de positie van de gemeente in voorkomende gevallen. Wij gaan, overeenkomstig de uitspraak van de Raad van State, over vier weken de opgelegde dwangsommen innen, als AH dan nog open is'.

Op 21 september 2006 heeft de gemeente een bouwvergunning verleend aan Blokker BV voor het veranderen van een bestaande winkelruimte op het perceel gelegen aan de Rijksweg Zuid 208 in Sittard. Na het verlenen van de bouwvergunning werd duidelijk dat Ahold Vastgoed het pand huurde van Blokker en Albert Heijn het winkelpand in gebruik wenste te nemen als supermarkt Gelet op de bestemming is detailhandel in de vorm van een supermarkt niet toegestaan. Op 26 januari 2007 heeft het college de bouwvergunning ingetrokken en een bouwstop opgelegd.

Blokker en Ahold hebben eerst bezwaar en vervolgens beroep aangetekend bij de rechtbank van Maastricht. In twee kort gedingen bleven de besluiten van het college overeind. De rechtbank heeft op 17 oktober 2007 echter het besluit tot intrekking van de bouwvergunning vernietigd en de daarop gebaseerde dwangsom besluiten herroepen. De rechtbank stelde vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het ter plaatse geldende bestemmingsplan geen detailhandel in algemene zin toelaat. De rechtbank was van oordeel dat Blokker niet een onjuiste of onvolledige opgave omtrent het doel van de voorgenomen bouw heeft gedaan. De rechtbank was verder van mening dat de onderzoeksplicht van de gemeente bij het beoordelen van een bouwaanvraag zwaarder weegt dan de informatieplicht van de aanvrager. Naar het oordeel van de rechtbank had de gemeente de toetsing van de bouwvergunningaanvraag beter en zorgvuldiger moeten voorbereiden.

De gemeente heeft op haar beurt weer beroep aangetekend bij de Raad van State tegen het besluit van de rechtbank. Naar nu blijkt, met succes.