Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport


Irrgang over de onethische onderzoekspraktijken in ontwikkelingslanden en over maatregelen om deze misstanden tegen te gaan

Antwoorden op kamervragen van Kant en Irrgang over de onethische onderzoekspraktijken in ontwikkelingslanden en over maatregelen om deze misstanden tegen te gaan

Kamerstuk, 22 augustus 2008

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

GMT-K-U-2854617

22 augustus 2008

Antwoorden van minister Klink, mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op de kamervragen van de Kamerleden Kant en Irrgang over de onethische onderzoekspraktijken in ontwikkelingslanden en over maatregelen om deze misstanden tegen te gaan (2070821380).

Vraag 1
Onderschrijft u de oproep van de coalitie van vijf organisaties, onder leiding van Wemos, tijdens de International Clinical trials' Day om maatregelen te nemen tegen onethische onderzoekspraktijken in ontwikkelingslanden? 1)

Antwoord 1
Ja, ik vind het belangrijk dat aandacht wordt gevraagd voor onethische onderzoekspraktijken en dat hiertegen maatregelen genomen worden.

Vraag 2
Deelt u de zorgen van Sandhya Srinivan, eindredacteur van het Indian Journal of Medical Ethics, over het groeiende belang van India als bestemming voor goedkoop klinisch onderzoek door buitenlandse farmaceuten met als belangrijkste doel het verzamelen van gegevens om aan de marktvergunningsvereisten in Westerse landen te voldoen?

Antwoord 2
Marktvergunningsvereisten in westerse landen zijn een belangrijke voorwaarde om geneesmiddelen hier op de markt te kunnen brengen. Het is overigens niet zo dat die middelen uitsluitend in westerse landen op de markt komen. Veelal zullen dezelfde middelen ook in ontwikkelingslanden, zeker in een land als India, op de markt komen. Overigens heb ik wel zorgen dat er te weinig onderzoek wordt gedaan naar geneesmiddelen tegen armoede gerelateerde ziektes. Ik zou ervoor willen pleiten dat de farmaceutische industrie ook meer onderzoek doet naar dergelijke geneesmiddelen die de lokale bevolking ten goede komen. Het is wel zo dat de farmaceutische industrie hier haar eigen afweging in maakt. Nederland tracht door middel van gerichte financiering een stimulans te geven aan de farmaceutische industrie voor meer onderzoek naar armoede gerelateerde ziektes. Het ministerie van Buitenlandse Zaken ondersteunt op verschillende manieren onderzoek naar geneesmiddelen voor de bevolking in ontwikkelingslanden. Zo is voor de periode 2006-2009 EUR 80 miljoen ter beschikking gesteld voor het bevorderen van onderzoek en ontwikkeling van geneesmiddelen, vaccins en diagnostische middelen op het gebied van Aids, tuberculose en malaria, die effectief, veilig toepasbaar en toegankelijk zijn voor de arme bevolking in ontwikkelingslanden. Het betreft hier publiek-privaat partnerschappen waarbij de farmaceutische industrie een bijdrage levert. Ook draagt Nederland bij aan het Special Programme for training and research in Tropical Diseases (TDR) van de Verenigde Naties. Dit programma besteedt specifieke aandacht aan capaciteitsopbouw ten aanzien van ethiek en medisch onderzoek. Verder draagt Nederland bij aan het NACCAP programma dat speciaal gericht is op versterking van de onderzoekscapaciteit in ontwikkelingslanden voor het uitvoeren van klinische studies van geneesmiddelen en behandelingen. Het NACCAP programma maakt deel uit van het EDCTP, het Europese programma op dit vlak.

Vraag 3
Denkt u dat er een verschil kan zitten tussen regels en praktijk, aangezien u in de beantwoording van kamervragen duidelijk aangeeft dat uit dossiers moet blijken dat nationale ethische commissies het onderzoek moeten hebben goedgekeurd en dat onderzoeksgegevens die op onethische wijze zijn verkregen niet worden geaccepteerd 2) en dat uit de bevindingen van Wemos en Somo 3) blijkt dat dat niet het geval is?

Antwoord 3
Ja, ik sluit de mogelijkheid niet uit dat er een verschil tussen de regels en de praktijk kan zijn. Of nationale ethische commissies het onderzoek hebben goedgekeurd dan wel dat onderzoeksgegevens op onethische wijze zijn verkregen is alleen vast te stellen door middel van een inspectie ter plaatse, uitgevoerd op verzoek van CBG of EMEA indien zij daartoe aanleiding zien.
De IGZ maakt een melding van een dergelijke constatering in haar rapporten ten behoeve van het CBG of de EMEA.

Vraag 4
Op welke manier onderzoeken European Medicines Agency (EMEA) en de nationale registratie-autoriteiten - in het bijzonder het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) - of en hoe ethische toetsing heeft plaatsgevonden; voldoet een verklaring van het bedrijf dat een test overeenkomstig de Richtlijnen voor Goede Klinische Praktijken is uitgevoerd? Zo ja, deelt u de mening dat dergelijke summiere informatie niet betrouwbaar is en dat het maar zeer de vraag is of de registratieautoriteiten daarmee kunnen vaststellen of de bewijsvoering echt conform wetgeving en GCP-richtsnoeren (Good Clinical Practice) is vergaard?

Antwoord 4
Gelet op het feit dat er geen wettelijke instrumenten zijn voor het vooraf beoordelen van een klinisch onderzoeksdossier in ontwikkelingslanden door toezichthouders van de Europese Unie, is er altijd sprake van een retrospectief onderzoek ten tijde van het indienen van een registratiedossier bij een bevoegde autoriteit. Dit kan in een lidstaat, maar ook bij de EMEA zijn. Ik ben van mening dat het een kwestie van vertrouwen is of een verklaring van het bedrijf dat een test overeenkomstig de Richtlijnen voor Goede Klinische Praktijken is uitgevoerd en deel daarbij uw zorgen. Wettelijk gezien voldoet een verklaring zoals genoemd in de internationale regelgeving. Naast het afgaan op een enkele verklaring ontwikkelt de EMEA, in samenwerking met de nationale autoriteiten waaronder het CBG en de Good Clinical Practice Inspectors Working Group (GCP IWG) momenteel diverse activiteiten op het gebied van klinisch onderzoek in ontwikkelingslanden. Zo is er een toename van zowel routinematige als gerichte GCP inspecties in ontwikkelingslanden. De wijze van uitvoering van de klinische onderzoeken, alsmede de mogelijke aanwezigheid van kwetsbare populaties zijn twee belangrijke zaken in het selecteren van de plaats en de onderzoeksstudies die in aanmerking komen voor GCP inspecties. Ook organiseert de EMEA samen met de GCP IWG specifieke trainingen voor toezichthouders in de Europese Unie en in ontwikkelingslanden om voornoemde inspecties in ontwikkelingslanden goed te kunnen uitvoeren. Dit jaar hebben ook toezichthouders uit India, Ghana en Zuid-Afrika toegezegd hieraan mee te willen werken. Daarnaast steunt de EMEA het opzetten van een openbaar register voor klinisch onderzoek. Het onderwerp onethische onderzoekspraktijken staat steeds vaker op de (inter)nationale agenda om landen bewust te maken van het probleem, ze te onderrichten en acties te doen ondernemen tegen onethische onderzoekspraktijken.

Vraag 5
Erkent u dat het probleem ook is dat de infrastructuur en de menskracht die nodig zijn om toe te zien op de naleving van juridische regels, technische standaarden en ethische richtlijnen voor klinisch onderzoek, in ontwikkelingslanden ontbreken, zoals Danhya Srinivan en al eerder Wemos stellen?

Antwoord 5
Ik erken dat dit één van de problemen is. Daarom vind ik het belangrijk dat lidstaten gezamenlijk tegen dit probleem optreden (zie ook het antwoord op vraag 4).

Vraag 6
Wat bedoelt u met uw uitspraak dat `ethiek niet cultureel overdraagbaar is' 2), gegeven de Universele Verklaring van Helsinki kan het toch niet zo zijn dat medisch-ethische toetsingscommissies er per land verschillende ethische standaarden op na houden?

Antwoord 6
Nationaal medisch-ethische toetsingscommissies interpreteren de Verklaring van Helsinki binnen hun eigen culturele context. Een van de onderwerpen in de declaratie van Helsinki is dat onderzoek door een wetenschappelijk en medisch gekwalificeerd persoon dient te geschieden. De normen voor de kwalificatie zijn nationaal ingevuld en verschillend. Omdat ethiek culturele dimensies heeft die niet te harmoniseren zijn, is er een ethische commissie op locatie nodig die handhaving van de principes zoals verwoord in de Declaratie van Helsinki bewaakt.

Vraag 7
Deelt u de mening dat het in veel klinisch onderzoek vooral om een nieuwe toedieningsvorm gaat ofwel om kleine variaties op bestaande producten en placebo-onderzoek hier meestal ethisch en wetenschappelijk niet gewenst is?

Antwoord 7
Het is uiteindelijk de keuze van de farmaceutische industrie om nieuwe geneesmiddelen te ontwikkelen of om nieuwe toepassingsvormen te ontwikkelen op bestaande geneesmiddelen als zij dit wenst. Het is mij bekend dat in klinisch onderzoek ook nieuwe toedieningsvormen ofwel kleine variaties op bestaande producten onderzocht worden. Er wordt grote terughoudendheid betracht in het uitvoeren van placebo-gecontroleerd onderzoek, echter bij sommige geneesmiddelen is er een dwingende wetenschappelijke reden om dit onderzoek te doen. De regelgeving over placebo-gecontroleerd onderzoek staat duidelijk omschreven in de Declaration of Helsinki en in het position statement van de EMEA over placebo-gecontroleerd onderzoek met betrekking tot de Declaration of Helsinki. Zie voor meer informatie de website van het CBG: