Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Kantoor Utrecht Park Voorn 4 Postbus 2730 3500 GS Utrecht De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, T (030) 669 06 00 Mevr. S.A.M. Dijksma F (030) 662 20 91 Postbus 16375 www.onderwijsinspectie.nl 2500 BJ Den Haag

Datum 18 augustus 2008
Uw brief van
Onderwerp Plusklassen
Ons kenmerk H2681886
Doorkiesnummer
E-mail

Geachte mevrouw Dijksma,

Tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in december 2007 is vanuit de Kamer aan u een aantal vragen voorgelegd betreffende de zogenaamde plusklassen. Dit zijn onderwijsvormen waarin meer- en hoogbegaafde leerlingen een eigen onderwijsaanbod ontvangen gedurende één of meerdere dagdelen per week. U hebt tijdens het Kameroverleg aangegeven dat u aan de Inspectie van het Onderwijs om aanvullende informatie zou vragen. Vervolgens hebt u aan de inspectie de volgende vragen voorgelegd:


· Hoeveel plusklassen zijn er in Nederland?
· Wat is de grootte van de plusklassen?
· Hoe worden de plusklassen georganiseerd?
· Hoe worden de plusklassen bekostigd?
· Welke leerlingen volgen deze plusklassen (toelating/signalering)?
· Wat is het aanbod van de plusklassen (vakken)?
· Staat het beleid ten aanzien van hoogbegaafde leerlingen (o.a. plusklassen) ook genoemd in het schoolplan?

Onderstaand worden de bevindingen van de inspectie betreffende deze vragen weergegeven.

Algemeen
Onderwijs aan meer- en hoogbegaafde leerlingen geniet in ons land de laatste jaren een toenemende belangstelling. Een groeiende groep scholen stemt het aanbod af op deze groep leerlingen. De manier waarop dat plaatsvindt is divers. Zo zijn er scholen die kiezen voor het aanbieden van extra leerstof voor een beperkt aantal leer- en vormingsgebieden, het aanbieden van extra vakken, versnelling en verrijking van de stof. Andere scholen formeren aparte klassen voor meer- en hoogbegaafde leerlingen; de zogenaamde plusklassen. Het merendeel van die plusklassen is verbonden aan één of meer reguliere scholen. Een beperkt aantal scholen maakt gebruik van particuliere instellingen, die onder schooltijd het onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen verzorgen. Daarnaast zijn er de begaafdheidsprofielscholen, initiatieven als Leonardoscholen en wordt er gebruikgemaakt van (internationale) ict- toepassingen (een elektronische leeromgeving voor meer- en hoogbegaafde leerlingen). Ook de samenwerking tussen scholen voor primair onderwijs en scholen voor voortgezet onderwijs
---

met betrekking tot het werken aan een doorgaande leerlijn voor hoogbegaafden begint van de grond te komen.

In 2006 stelde de Onderwijsraad vast dat er voor (hoog)begaafde leerlingen in de dagelijkse schoolpraktijk velerlei aanvullingen met extra leermaterialen of organisatorische aanpassingen zijn, maar dat de inzet van deze ondersteuning per school vaak incidenteel en fragmentarisch is en bovendien gebaseerd is op signalen van problemen van de betrokken leerling en/of zijn ouders.

De inspectie herkent dat beeld nog steeds, maar ziet ook initiatieven om te komen tot verbetering bij een toenemend aantal scholen. Tijdens de reguliere schoolbezoeken werd en wordt onder meer aandacht besteed aan de interne leerlingenzorg. Uit gesprekken met intern begeleiders en zorgcoördinatoren blijkt dat er vooral aandacht is voor zwak en minder presterende leerlingen. Het aantal scholen dat aandacht begint te krijgen voor meer- en hoogpresteerders, neemt volgens de inspectie toe.

Plusklassen - algemeen
Om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van recente ontwikkelingen rond de vormgeving, financiering en organisatie van de zogenaamde plusklassen heeft de inspectie contact opgenomen met de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO), aangezien deze instelling beschikt over bestanden van scholen met één of meerdere plusklassen. De inspectie kreeg van de SLO drie bestanden van basisscholen met één of meerdere plusklassen:


1. Een bestand van 65 scholen met een binnenschoolse plusgroep (inventarisatie SLO, januari 2007).

2. Een bestand van 33 scholen met een buitenschoolse plusgroep (inventarisatie SLO, januari 2007).

3. Een bestand van 159 scholen, bestaande uit de beide vorige bestanden, inclusief scholen die gedurende 2007 aangegeven hebben dat ze een plusgroep draaien of dit van plan zijn te gaan doen.

Besloten is een aselecte steekproef te trekken door dertig scholen te selecteren, waarvan de helft bestaat uit bestand 1, een kwart uit bestand 2 en een kwart uit bestand 3 (het laatste betreft uiteraard alleen de scholen die niet in de bestanden 1 en 2 voorkomen). De geselecteerde scholen zijn opgenomen in een lijst, die uitgangspunt was voor de bevraging van scholen.

De inspectie wijst er nadrukkelijk op dat in de gebruikte bestanden niet alle scholen voorkomen die initiatieven ontwikkelen op het terrein van plusklassen of andere vormen van onderwijs aan hoogbegaafden. Hierbij kan gedacht worden aan scholen die aansluiting zoeken bij het Leonardo-onderwijs en die op steeds meer plaatsen in het land (zullen) verschijnen, maar ook aan de zogenaamde Vooruitwerklabs (verrijkingsklassen voor leerlingen van 6 tot 16 jaar), de begaafdheidsprofielscholen, scholen met extra faciliteiten voor excellente leerlingen, enzovoorts.

Aantallen plusklassen en hun omvang
Is het juist dat uw instelling één of meer plusklassen voor hoogbegaafde leerlingen kent?


· 27 scholen (90 procent) kent één of meer plusgroepen. Soms hebben ze een andere naam, maar beogen ze hetzelfde (vooruitgroepen, Eureka-workshops, instructiegroepen en smartgroepen).

Bijna altijd bestaan de plusgroepen niet alleen uit hoogbegaafde leerlingen. Ook leerlingen die bij Cito-toetsen bovengemiddeld scoren, leerlingen met een ontwikkelingsvoorsprong en onderpresteerders en leerlingen die naar de mening van de leerkracht i.o.m. de IB'er duidelijk meer uitdaging nodig hebben, kunnen deel uitmaken van de plusgroepen. De reden dat de school plusgroepen heeft, wordt meestal beargumenteerd vanuit het belang van de leerling (met als argument `het is goed dat er, naast aandacht voor de zwakkere leerling,
---

in de zorg nu ook aandacht is voor de sterkere leerling'). Een viertal scholen geeft desgevraagd ook aan dat ze zich hiermee kunnen profileren en daardoor aantrekkelijker worden voor ouders.


· Drie scholen (10 procent) geven aan geen plusgroepen te kennen. Eén school werkt binnen de eigen klas met andere materialen1, bij één school is een werkgroepje bezig voorbereidingen te treffen en één school is gestopt met een plusgroep in een vo-school (te weinig meerwaarde), maar bereidt nu een eigen groep voor.

Volgen hoogbegaafde leerlingen van uw school les in een elders georganiseerde plusklas? Bij zeven scholen (23 procent) gaan hoogbegaafde leerlingen naar een plusklas elders. Voor vier scholen betreft dit een plusgroep/masterclass hoogbegaafd in een vo-school2, samen met leerlingen van andere basisscholen, voor twee scholen een bovenschoolse klas en voor één school een po-school elders.
Meestal betreft het slechts enkele (twee à drie) leerlingen per school. Bij één school (3 procent) participeren leerlingen van andere basisscholen in de plusgroep3.

Organisatie
Is deze plusklas (c.q. plusklassen) apart georganiseerd? Met andere woorden: zijn er aparte klassen voor?
De antwoorden op deze vraag laten een gevarieerd beeld zien. Op twaalf scholen (40 procent) komen de leerlingen in een aparte groep bij elkaar, op zeven scholen (23 procent) in twee groepen (midden- en bovenbouw) en op twee scholen (7 procent) in drie groepen (onder-, midden- en bovenbouw). Op vijf scholen (17 procent) is sprake van een afwijkende situatie4 van dit georganiseerde beeld en op vier scholen (13 procent) blijven de leerlingen in de groep5.

Staan alle leerlingen in de plusklas ingeschreven op uw school? Dit is bij alle scholen het geval (uitgezonderd uiteraard de school waarbij leerlingen van andere basisscholen in de plusgroepen participeren).

Hoeveel uur per week (ongeveer) krijgt de plusklas les in een aparte klas/les/groep (d.w.z. zonder andere leerlingen)?
Bij acht scholen (27 procent) is dit één uur per week. Bij zeven scholen (23 procent) anderhalf uur per week. Van de overige scholen betreft het één dagdeel per week (vier scholen, 13 procent), drie uur per week (twee scholen, 7 procent) en bij drie scholen (10 procent) respectievelijk twee uur/week, vijf uur/week en één dagdeel/twee weken. Bij de overige 20 procent van de scholen is of geen plusklas of een afwijkende situatie6.

Hoeveel leerlingen nemen (ongeveer) deel aan de plusklas? Het beeld varieert per school. Per (binnenschoolse) plusgroep7 is er meestal sprake van ongeveer tien leerlingen. Voor de (basis)school als totaliteit geeft onderstaande verdeling een globale indruk:

11-20 leerlingen per school: 43 procent
21-30 leerlingen per school: 20 procent
>31 leerlingen per school: 13 procent


1 Soms komen meerdere vormen op een school voor, zowel een plusgroep als verrijkingsstof binnen de eigen klas alsmede een combinatie van beide.

2 Zoals reeds aangegeven is een vijfde school hiermee gestopt vanwege te weinig meerwaarde.
3 Bij twee scholen komen de leerlingen van de verschillende locaties van de school.
4 Het betreft groepsdoorbrekende plusgroepjes, workshops, uit alle groepen andere onderwerpen aanbieden en kinderen met ontwikkelingsvoorsprong in verschillende groepen. 5 Eén van deze scholen geeft aan dit (voorlopig) bewust te doen om de competenties van de eigen leerkrachten met betrekking tot leerlingen die meer in hun mars hebben, te vergroten.
6 Enkele scholen maken onderscheid in instructietijd (gezamenlijk) en taaktijd (individueel in de eigen groep).
7 Zie voor de buitenschoolse plusgroepen het antwoord bij `Volgen hoogbegaafde leerlingen van uw school les in een

elders georganiseerde plusklas?'

---

Financiering
In alle bevraagde scholen vindt de bekostiging plaats vanuit de reguliere middelen van de (eigen) instelling. Dit gebeurt in de vorm van vrijroosteren, meestal één dagdeel per week, van de begeleidende leerkracht. Soms worden ouders ingeschakeld. Vier scholen krijgen als aanvulling een subsidie in het kader van pilotschool Dalton, in het kader van Techniek en een bovenschoolse bijdrage van het Platform PO. Eén school uit het aangeleverde scholenbestand ontvangt enkele donaties vanuit bedrijven. Van de ouders wordt geen financiële bijdrage gevraagd, afgezien van het (soms) zorgen voor vervoer of bekostiging van een noodzakelijk werkboek of excursie. Eén basisschool vraagt een vrijwillige ouderbijdrage van 5 euro per leerling per keer. Voor leerlingen van buiten de school geldt een twee keer zo hoge bijdrage8.

Er zijn signalen dat in een aantal gevallen een financiële bijdrage van ouders wordt gevraagd. In sommige gevallen wordt (werd) een verplichte ouderbijdrage gevraagd. De inspectie hanteert de stelregel dat onderwijs aan meer- en hoogbegaafden uitsluitend mag worden gegeven onder verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag van de school waar de leerling staat ingeschreven. Scholen mogen ouders weliswaar om een tegemoetkoming in de extra kosten vragen, maar deze bijdrage dient te geschieden op vrijwillige basis. Deelname aan het onderwijsaanbod voor meer- en hoogbegaafden mag niet afhankelijk gesteld worden van een financiële bijdrage van de ouders. Indien de signalen daartoe aanleiding geven, neemt de inspectie contact op met de school. In de regel gaat het echter om een vrijwillige bijdrage. Op dit moment beschikt de inspectie niet over feitelijke gegevens inzake de financiële bijdragen van ouders. In schoolplannen en in schoolgidsen wordt nu nagenoeg niets beschreven over dit onderwijsaanbod, de financiering en de organisatie ervan.

Een aantal scholen is weliswaar gestart met onderwijsactiviteiten aan meer- en hoogbegaafden, maar kiest vooralsnog voor een fase van experimenteren alvorens één en ander beleidsmatig vast te leggen en te verantwoorden in de schooldocumenten. De inspectie gaat ervan uit dat in de komende jaren deze documenten wel voorzien zijn van de genoemde informatie en dat de externe verantwoording daardoor beter wordt geregeld.

Toelating/plaatsing
Zijn er toelatingscriteria? Hoe vindt toetsing van deze criteria plaats? Wie neemt het initiatief voor plaatsing?

De volgende criteria worden genoemd door de scholen:


· Hoge A's bij de Cito-toetsen (vaak voor langere tijd);
· Diagnose (bijvoorbeeld d.m.v. Digitaal Handelingsprofiel Hoogbegaafden);
· Signaleringsprotocol hoogbegaafdheid (SIBEL-lijst, SIDI R protocol);
· Rapporten orthopedagoog/psycholoog;

· Mening IB'er en (groeps)leerkrachten;

· Observatiegegevens;

· Goede motivatie en werkhouding;

· Bovenmatige interesse;

· Zelfstandig kunnen werken;

· Leerlingen die veel uitdaging nodig hebben;
· Sociaalemotionele aspecten;

· Leerlingen die een klas hebben overgeslagen;
· Onderpresteerders;

· Informatie ouders.


8 De directeur van deze school is van mening dat dit eigenlijk gratis zou moeten zijn.
---

Het initiatief voor plaatsing wordt vaak genomen door de intern begeleider en de leerkrachten samen, waarbij vrijwel altijd meerdere criteria een rol spelen. Er is daarom sprake van een afgewogen oordeel, het is het gehele beeld dat telt. Op nog weinig scholen wordt hierbij met (objectieve) toetsgegevens gewerkt. Vaak worden de ouders bij het overleg betrokken, soms nemen de ouders een initiatief door het overleggen van testresultaten en dergelijke. Bij sommige scholen is voor de leerlingen in de plusgroep een individueel handelingsplan, andere kennen daarentegen alleen een groepshandelingsplan of hanteren geen handelingsplannen.

Aanbod en schoolbeleid
Uit de vragenronde en uit aanvullende inspectiegegevens blijkt dat de meeste scholen nog zoekende zijn naar geschikte leerstof, passend bij de doelen die men voor ogen heeft. Het aanbod in de plusgroepen is meestal verbreding, verdieping en extra vakken (onderwerpen die normaal niet aan bod komen). Er wordt dikwijls projectmatig en met aparte lesmaterialen gewerkt, waarbij de plusgroepleerlingen vaak, onder andere door middel van presentaties, terugkoppelen naar de overige leerlingen van hun eigen groep. Er is bij veel scholen ruimte voor eigen initiatieven van de leerlingen.

Onderwerpen door de respondenten enkele keren genoemd zijn:


· Rekenmethoden (7x);

· Spaanse taal (7x);

· Wereldoriënterende projecten, bijvoorbeeld uit methode Vooruit (6x);
· Filosofie (5x);

· Begrijpend lezen (taal) (4x);

· Techniek (4x);

· Wiskunde (2x);

· Projecten kunstgeschiedenis (Rome, Egypte) (2x);
· Bouwen (2x);

· Spellen voor hoogbegaafde leerlingen (2x);

· Italiaanse les (2x).

Onderwerpen door de respondenten een keer genoemd zijn:


· Projecten uit Bolleboos en Vierkant;

· Planet Earth;

· Aardrijkskunde;

· Natuurkunde;

· Schaken onder leiding van een ouder;

· Task-methode;

· In het Engels corresponderen met een groep Spaanse leerlingen, via e-mail;
· Projecten, zoals Moordzaak, Leren programmeren, Gouden Eeuw;
· Maken van Powerpoint-presentaties;

· Verzorgen van spreekbeurten;

· Methoden Topondernemers;

· Zelfontdekdozen/leskisten;

· Andere vaardigheden.

Er is bij de scholen vaak sprake van een eigen stramien in de vorm van een volledig apart curriculum/lesstofaanbod, hoewel er voor gewaakt wordt dat de aansluiting van deze leerlingen met hun eigen groep behouden blijft (via presentaties en taken in eigen groep).

Beleid
Ten slotte vroeg de inspectie de betrokken scholen naar het beleid met betrekking tot dit onderwijsaanbod: Staat het beleid ten aanzien van hoogbegaafde leerlingen vermeld in het schoolplan en de schoolgids?

---

Hoewel de respondenten het vaak niet zeker meer wisten en geen tijd hadden het op te zoeken, meenden de meeste scholen (73 procent) toch dat het beleid in de schoolgids, maar ook grotendeels in het schoolplan (50 procent van de scholen) is weergegeven. Ongeveer 20 procent van de scholen gaf aan dat dat niet het geval is. Om na te gaan of dit bij benadering klopt, is bij 20 procent van de scholen steekproefsgewijs nagegaan in hoeverre dergelijke informatie in schoolplan en/of schoolgids is opgenomen. Daartoe is de website van de betreffende scholen bezocht en de schoolgids/schoolplan nagelezen9. Voor al deze scholen bleek de gegeven informatie juist te zijn.

Tenslotte
De inspectie ontvangt een groeiend aantal vragen van ouders en scholen betreffende de mogelijkheden voor het realiseren van een onderwijsaanbod voor meer- en hoogbegaafden, de organisatie en de bekostiging ervan.

Voor wat betreft de organisatie en het aanbod verwijst de inspectie naar de landelijke pedagogische centra en het landelijk informatiepunt (hoog)begaafdheid bij de SLO. Ouders worden in het algemeen doorverwezen naar ouderorganisaties en de schooldirecties.

Om de ontwikkelingen betreffende onderwijs aan hoogbegaafden nader te volgen, heeft de inspectieleiding een jaar geleden een inspecteur voor primair en voortgezet onderwijs aangewezen die deels specifiek belast is met het volgen van deze ontwikkelingen, deel uitmaakt van de denktank onderwijs aan hoogbegaafden en schoolbesturen, directies en ouders op verzoek adviseert inzake de wettelijke voorschriften. In uitzonderlijke gevallen adviseert hij ook bij individuele leertrajecten.

De inspectie acht het van groot belang dat het onderwijs aan meer- en hoogbegaafden tot verdere ontwikkeling komt en meent dat een landelijke ondersteuning en coördinatie gewenst is. Ook het werken aan initiatieven voor het ontwikkelen van een digitale leeromgeving voor hoog- en meerbegaafden leerlingen is gewenst. Bovendien zal de lerarenopleiding expliciet aandacht moeten geven aan het leren en onderwijzen van deze groep leerlingen.

Uiteraard zal de inspectie in de komende jaren de beschreven ontwikkelingen blijven volgen en zal ­ indien daartoe aanleiding bestaat ­ in het Onderwijsverslag haar bevindingen beschrijven.

Met vriendelijke groet,
De hoofdinspecteur primair onderwijs en
expertisecentra,

Dr. L.S.J.M. Henkens

9 Als de school geen website heeft (was één keer het geval), werd de eerstvolgende school genomen.
---