Werkgeversvereniging AWVN
Advocaten
Europese Hof geeft ruime uitleg van richtlijn gelijke behandeling
Datum: 25 augustus 2008
In juli 2008 heeft het Europese Hof van Justitie geoordeeld dat de
Richtlijn gelijke behandeling ook bescherming biedt voor een persoon
die zelf niet gehandicapt is, maar wel een gehandicapt kind heeft.
De zaak betrof een aantal vragen die door een Engels arbeidstribunaal
waren gesteld aan het Europese Hof van Justitie betreffende de uitleg
van de EG Richtlijn inzake gelijke behandeling op het terrein van de
arbeid (Richtlijn 2000/78/EC). Belangrijkste punt hierbij was de
vraag of het discriminatieverbod op grond van handicap conform de
richtlijn, uitsluitend betrekking heeft op personen die zelf
gehandicapt zijn.
In de zaak ging het om een vrouw, mevrouw Coleman, die beviel van een
gehandicapt kind, waardoor ze zo nu en dan moest verzuimen op haar
werk. De vrouw stelde dat zij op haar werk werd gepest, geïntimideerd
en gediscrimineerd ten opzichte van collega's die geen gehandicapt
kind hadden. Drie jaar na de geboorte van haar kind heeft ze ontslag
genomen. Enkele maanden later legde ze bij het arbeidstribunaal een
klacht neer over haar werkgever. Deze klacht is onder meer gebaseerd
op de stelling dat zij gediscrimineerd zou zijn omdat zij de
voornaamste verzorgster is van een gehandicapt kind en dat haar
voormalige werkgever haar gedwongen heeft om met werken te stoppen.
Oordeel Europese Hof
Als handicap ten grondslag ligt aan de minder gunstige behandeling,
waarvan mevrouw Coleman zegt de dupe te zijn, dan is dit in strijd met
de hiervoor vermelde gelijke behandelingsrichtlijn, aldus het Hof. De
richtlijn beoogt immers alle vormen van discriminatie op (o.a.) grond
van handicap in de arbeid te bestrijden en is niet van toepassing op
een bepaalde categorie van personen. Een beperking van de richtlijn
tot uitsluitend personen die zelf gehandicapt zijn, zou de
effectiviteit en de bescherming van de richtlijn verminderen ten
opzichte van hetgeen beoogd werd, aldus het Hof.
Mening AWVN
De Nederlandse overheid heeft, samen met drie andere lidstaten, in
deze zaak gesteld dat het verbod op discriminatie, zoals neergelegd in
de EG-richtlijn, in dit geval niet van toepassing is aangezien de
eiser zelf niet gehandicapt is. Het Hof deelt deze zienswijze dus niet
in deze zaak en lijkt volgens AWVN erg ver te gaan in de interpretatie
van de richtlijn. Praktisch gezien moet in de Engelse zaak nog door de
rechter worden aangenomen dat de werknemer ook daadwerkelijk benadeeld
is door de werkgever op grond van de handicap (van het kind).
Nederland heeft bij implementatie van de richtlijn in de wet opgenomen
dat de werkgever gehouden is doeltreffende aanpassingen te treffen om
discriminatie op grond van handicap te voorkomen, tenzij deze voor de
werkgever een onevenredige belasting zouden vormen. Deze bepaling
wordt gezien als de uitwerking van het beginsel van ` goed
werkgeverschap'. De door deze werkneemster gestelde gedragingen van
pesten, intimidatie e.d. op het werk zijn in strijd met dit beginsel,
ongeacht de (te) ruime interpretatie van de richtlijn.