Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Aan de voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Den Haag Ons kenmerk Uw kenmerk 25 augustus 2008 IB/44541 21 501-34, 104 31 356 - 9

Onderwerp Bijlage(n) Antwoorden op vragen van de PvdA- en SP-fractie 2 n.a.v. de agenda van de informele Cultuur- en
Mediaraad van 21-22 juli

Hierbij stuur ik u de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden van de Vaste Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 11 juli 2008 over de agenda van de informele Raad van EU-ministers van Cultuur en Media op 21 en 22 juli jl. in Versailles.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk

blad 2/3

II Reactie van de minister


1. Cultuur

De leden van de PvdA-fractie vragen of de Nederlandse regering nog monumenten zal voordragen voor de lijst voor het Europees Erfgoed Label. Is dat het geval, dan vragen zij of al enig zicht bestaat op welke monumenten dit zouden kunnen zijn. Is dit niet het geval, dan vragen zij waarom van een voordracht is afgezien.

Nederland staat positief tegenover participatie aan het Europees Erfgoed Label, maar heeft nog geen monumenten voorgedragen. Het label gaat uit van een flexibele selectie methode, die per lidstaat ingevuld kan worden. Deelname en het voordragen van monumenten voor het label geschiedt op vrijwillige basis. Ik zal bestuderen of en, zo ja, op welke wijze in Nederland gevolg kan worden gegeven aan het EHL initiatief.

De leden van de SP-fractie hebben vragen wat moet worden verstaan onder "gemeenschappelijk" Europees erfgoed. Ook vragen zij de regering op welke manier dit verschilt van de UNESCO- werelderfgoedlijst. Tevens willen deze leden weten welk bedrag, dat anders direct naar de cultuursector zou gaan, door deze extra bestuurslaag aan de strijkstok blijft hangen. Bovendien willen zij weten hoe wordt voorkomen dat een bureaucratisch instituut wordt opgericht. Verder hopen de leden van deze fractie dat door Europese samenwerking gestolen kunst beter kan worden opgespoord.

De nadruk bij deze lijst ligt op het 'gemeenschappelijke' Europees erfgoed. Dat kunnen monumenten, sites en herdenkingsplaatsen zijn, die markant zijn voor de gedeelde geschiedenis van Europa. Voorbeelden uit de 55 monumenten die door 16 landen reeds zijn voorgedragen voor het EHL zijn het huis van Robert Schuman in Frankrijk, één van de geestelijk vaders van Europa. Een ouder voorbeeld is de in België opgegraven abdij en handelsnederzetting Ename. Ename maakte in de vroege Middeleeuwen deel uit van het Karolingisch gebied dat zich als een strook door Europa uitstrekte van de Nederlandse Noordzee tot aan de Adriatische kust.

In tegenstelling tot de UNESCO Werelderfgoedlijst gaat het bij het EHL niet om monumenten die zich kenmerken door hun `outstanding universal value', maar over monumenten die naar het Europees verleden verwijzen. Landen kunnen vier monumenten naar eigen keuze voordragen.

Nederland heeft sinds de introductie van het Label duidelijk gemaakt dat het initiatief niet tot een duur bureaucratisch instituut mag leiden. Tot nu toe is de organisatie beperkt gebleven: een wisselend land heeft het secretariaat gevoerd. In 2008 is dit Spanje. Ook wanneer de huidige intergouvernementele samenwerking overgenomen zou worden door de Europese Commissie, zoals het Franse voorzitterschap voorstelt, zal Nederland evenals andere EU- lidstaten blijven pleiten voor minimale personele en administratieve kosten.

Het initiatief tot Europese samenwerking bij de bestrijding van de handel in cultuurgoederen met een illegale herkomst, juich ik evenals de SP fractie toe.


2. Audiovisueel

De leden van de SP vinden dat er autonomie moet blijven op het gebied van frequentiegebruik.

In de conclusies van de Transport-, Telecom- en Energieraad (TTE-Raad) over het gebruik van spectrum dat vrijkomt door de digitale omschakeling wordt erkend dat het mogelijk moet blijven dat doelstellingen van algemeen belang worden bevorderd zoals `brede beschikbaarheid van de dienst, pluriformiteit in de media en culturele en taaldiversiteit'. Dit betekent dat lidstaten ruimte houden om

blad 3/3

een eigen omroep(frequentie)beleid te kunnen (blijven) voeren. Het kabinet zal zich hiervoor in Europees verband blijven inzetten.

De leden van de SP vragen wat de regering onderneemt om de bemoeienis vanuit Brussel met de publieke omroep terug te dringen.

Begin 2008 hield de Commissie een consultatie over de Mededeling staatssteun publieke omroep uit 2001 (de zgn. Omroepmededeling). De Commissie wil deze mededeling mogelijk (begin) 2009 herzien. Ik heb uw Kamer eerder al geïnformeerd over de Nederlandse reactie op deze consultatie en over mijn initiatief voor een gezamenlijk position paper van lidstaten. De inzet is tweeledig: 1) Subsidiariteit: Lidstaten moeten zelf, niet gehinderd door gedetailleerde voorschriften van de Commissie, kunnen beslissen over de taak, organisatie en financiering van hun publieke omroepen; 2) Technologische neutraliteit: Het moet toegestaan zijn dat publieke omroepen alle kanalen - oude en nieuwe - benutten om het publiek te bereiken.
Verder stelt het paper dat betaaldiensten niet a priori kunnen worden uitgesloten van de publieke taak.

Nederland heeft een concept van het position paper verspreid en toegelicht op een deskundigenbijeenkomst dat het Franse voorzitterschap organiseerde op 17 en 18 juli 2008 en op de informele raad van ministers voor Cultuur en media op 21 en 22 juli 2008. Meerdere lidstaten spraken op dat moment hun steun uit voor het Nederlandse initiatief. Ik heb inmiddels een (tweede) brief naar alle lidstaten gestuurd met de vraag of zij het paper willen onderschrijven. Een afschrift van deze brief en de laatste versie van het position paper stuur ik u hierbij. Het streven is het position paper half september naar de Europese Commissie te sturen.