antwoorden op Kamervragen
Rapport 'Duurzaamheid intensieve veehouderij'
26 augustus 2008 - kamerstuk
Directie Landbouw
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
9 juli 2008
08-RU-B-043
DL. 2008/2019
26 augustus 2008
onderwerp bijlagen
Rapport "Duurzaamheid intensieve
veehouderij"
Geachte Voorzitter,
In deze brief geef ik u mijn antwoorden op de vragen die de Commissie voor de
Rijksuitgaven heeft gesteld over het rapport "Duurzaamheid intensieve veehouderij"
van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 31478, nrs. 1-2).
1
Het Vierde Nationaal Milieubeleidsplan is nooit door de Kamer geaccordeerd. Hoe kan de
Algemene Rekenkamer dan toch deze gegevens gebruiken?
Het Vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP-4) is op 13 juni 2001 door het toenmalige
kabinet aan de Tweede Kamer aangeboden en geldt ook nu nog als het vertrekpunt voor
het milieubeleid van het kabinet. Het document is openbaar en het is uiteraard aan de
Algemene Rekenkamer welke bronnen zij hanteert voor haar onderzoeken.
2
Waarom kiest het kabinet bij een zwakke concurrentiepositie van de intensieve veehou-
derij toch voor vrije concurrentie op de wereldmarkt? Op basis waarvan denkt het kabinet
dat dit bijdraagt aan economische duurzaamheid?
De intensieve veehouderijsectoren in Nederland hebben een relatief gunstige
concurrentiepositie ten opzichte van andere landen vanwege het vakmanschap en
ondernemerschap en de aanwezigheid van een sterke kennisinfrastructuur en sterke
toeleverende- en verwerkende industrieën. De intensieve veehouderijsectoren produceren
vanouds voor een internationale, open en liberaliserende markt. Het kabinet ziet geen
aanleiding om het beleid op dit punt te wijzigen.
3 en 4
Waarom betrekt het kabinet bij ecologische duurzaamheid niet de gevolgen van intensieve
veehouderij voor ontwikkelingslanden, zoals uitputting van bodem en water, en vernieti-
ging van natuurgebieden om productie van veevoer mogelijk te maken?
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
26 augustus 2008 DL. 2008/2019 2
Waarom betrekt het kabinet bij sociale duurzaamheid niet de achteruitgang van het
aantal gezinsbedrijven, de achteruitgang van de voedselzekerheid in ontwikkelingslanden
omdat landbouwgrond en grond van inheemse volkeren plaats moet maken voor
veevoerproductie, en risico's voor voedselzekerheid van toekomstige generaties?
Het kabinet heeft in zijn beleid met betrekking tot duurzaamheid veel plaats ingeruimd
voor mogelijke ecologische en sociale gevolgen in het buitenland. In mijn brieven aan de
Tweede Kamer van 6 juni 2007 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2006-2007, 30 800 XIV,
nr. 106) en van 6 juni 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 31 200 XIV en 31 060,
nr. 223) ben ik uitgebreid ingegaan op de mogelijke gevolgen van de uitbreiding van de
sojateelt in Zuid Amerika ten behoeve van onder andere de productie van veevoergrond-
stoffen en de activiteiten die Nederland ontplooit om de negatieve effecten daarvan te
verminderen. Daarnaast zet het kabinet in op de omschakeling naar een meer duurzame
productie en consumptie van zowel dierlijke als plantaardige eiwitten. Deze inzet is
weergegeven in de beleidsbrief Landbouw, rurale bedrijvigheid en voedselzekerheid van
8 mei 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 31 250, nr. 14) en de brief van 27 mei
2008 over de Nederlandse inzet bij de High Level Conference van de FAO op 4 juni 2008
(Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 31 200 XIV en 31 200 V, nr. 219).
5
Is het kabinet bereid een vervolgonderzoek te doen naar andere onderdelen van eco-
logische en sociale duurzaamheid, zoals voedselzekerheid van mensen in ontwikkelings-
landen en toekomstige generaties in verband met de grootschalige teelt van veevoer in
ontwikkelingslanden, de gevolgen hiervan voor biodiversiteit, de gevolgen van posities van
kleine boeren in ontwikkelingslanden die te maken hebben krijgen met geëxporteerde
Europese dierlijke producten op hun markt, en of te maken krijgen met verlies van
landrechten door grootschalige veevoerteelt? Wil het kabinet bij elk onderdeel van
ecologische en sociale duurzaamheid aangeven, wanneer het kabinet het betreffende
onderzoek niet wenst uit te voeren?
De regering onderschrijft het belang van het gebruik van duurzaam veevoer en deelt de
maatschappelijke zorg over negatieve effecten die gepaard gaan met vooral de uitbreiding
van de sojateelt in met name Latijns-Amerika.
Inmiddels is een onderzoek gestart naar de kansen en risico's inzake de productie van soja
voor ontwikkelingslanden, mede in het licht van de sterk groeiende mondiale vraag naar
sojaolie en soja-eiwit. Hiermee wordt tegemoetgekomen aan de motie Wiegman-
van Meppelen-Scheppink c.s. nr. 174 (31 200 XIV) die is aangenomen bij het VAO sojateelt
van 29 januari 2008.
In dit onderzoek zal ingegaan worden op zowel de ecologische als de sociale aspecten van
de grootschalige sojateelt, waarbij specifiek aandacht zal worden besteed aan biodiversi-
teit en de positie van kleine boeren in sojaproducerende landen. Samen met de minister
voor Ontwikkelingssamenwerking zal ik de Tweede Kamer in de loop van dit jaar infor-
meren over de uitkomsten van dit onderzoek.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
26 augustus 2008 DL. 2008/2019 3
6 en 12
Waarom wordt de naleving van dierenwelzijnsregels niet intensief gecontroleerd en heeft
het kabinet weinig inzicht in de uitgevoerde controles? Hoe vaak wordt er nu gecontro-
leerd, en gaat het kabinet in de toekomst meer controleren?
Waarom stelt het kabinet niet de benodigde capaciteit beschikbaar om de totale groep
van intensieve veehouderijbedrijven te controleren door de AID? Hoeveel capaciteit komt
het kabinet tekort? Waarom houdt het kabinet niet bij hoeveel bedrijven gecontroleerd
worden?
De welzijnsregels in de intensieve veehouderij zijn gebaseerd op Europese regelgeving die
een 5% controle per jaar voorschrijft, en niet de totale groep van intensieve veehouderij-
bedrijven. Deze 5% controle wordt elk jaar ingepland. De AID zet haar capaciteit risico-
gebaseerd in. De afgelopen jaren hebben de intensieve veehouderijbedrijven regelmatig
gekampt met veeziekten. Een deel van de capaciteit van de AID is noodgewongen ingezet
op toezicht van bestrijding van dierziektes. Als gevolg daarvan zijn niet alle bedrijven uit
de (a-)selecte steekproef bezocht. Elk jaar stelt de AID een jaarplan op en elk jaar rappor-
teert zij de hoeveelheid controles die zijn uitgevoerd, alsmede de bevindingen. Om de
twee jaar worden deze resultaten tevens aan de Europese Commissie verzonden.
7
Waarom is de Subsidieregeling innovatie markt en concurrentiekracht nooit geëvalueerd,
zijn de resultaten hiervan niet verspreid binnen de sector, en is er onvoldoende evaluatie-
onderzoek over deze regeling verricht? Wat gaat het kabinet hieraan doen?
De Subsidieregeling innovatie markt en concurrentiekracht is na een aantal jaren gesloten
te zijn geweest, voor de intensieve veehouderij vanaf 2005 jaarlijks weer opengesteld. Eén
van de voorwaarden van de regeling is dat goedgekeurde projecten binnen een periode
van drie jaar gerealiseerd moeten zijn. Eerder evalueren van deze regeling had weinig zin,
omdat er nog weinige resultaten van de projecten beschikbaar waren. Het evaluatie-
onderzoek naar deze regeling is onlangs gestart en zal naar verwachting eind dit jaar
worden afgerond.
8
Waarom doet het kabinet zo weinig evaluerend onderzoek naar de effectiviteit en de
efficiëntie van uw beleid? Wat gaat het kabinet hieraan doen in de toekomst?
Het LNV-beleid wordt op gezette tijden geëvalueerd. Zo wordt het mestbeleid zeker elke
vijf jaar geëvalueerd. Het kabinet streeft ernaar evaluaties vooral in te zetten voor die
thema's waarvoor het beleid een aantal jaren geleden is vastgesteld en in uitvoering is,
zodat resultaten en effecten kunnen worden vastgesteld. Verder heeft het kabinet voor
het beoordelen van de effectiviteit en efficiëntie van het gehele rijksbeleid het instrument
beleidsdoorlichting ingezet. Rijksbreed vindt momenteel een tussenevaluatie plaats over
de toepassing van dit instrument.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
26 augustus 2008 DL. 2008/2019 4
9 en 30
Hoe gaat het kabinet om met de concurrentie van producten van buiten de EU die niet aan
Europese normen voor dierenwelzijn hoeven te voldoen, tot de tijd dat hier binnen de WTO
eventueel afspraken over worden gemaakt?
Hoe kan de concurrentiepositie van het bedrijfsleven behouden blijven, als de eisen op het
gebied van dierenwelzijn van producten die van buiten de EU worden ingevoerd niet even
hoog hoeven te zijn als de Europese producten?
De concurrentiepositie is afhankelijk van verschillende factoren. Dierenwelzijnseisen
kunnen kostprijsverhogend werken, maar zijn onderdeel van een breder pakket van
factoren dat de kostprijs bepaalt. Nederland kan over het algemeen de concurrentie met
andere producentenlanden goed aan. Daarnaast kunnen Nederlandse producenten zich in
de toekomst juist onderscheiden op kwaliteit en een hoge dierenwelzijnstandaard. De
verwachting is dat er steeds meer vraag komt naar dergelijke producten met een `plus' op
dierenwelzijn of andere duurzaamheidaspecten.
Het kabinet hecht veel waarde aan het welzijn van dieren, niet alleen in Nederland en de
EU, maar ook in derde landen. Het kabinet zet zich, ook in samenwerking met de EU, via
verschillende wegen hiervoor in. Dit gebeurt bijvoorbeeld door de dialoog aan te gaan
met derde landen en met het bedrijfsleven. Daarnaast pleit Nederland voor betere inter-
nationale dierenwelzijnsstandaarden (bijvoorbeeld via de OIE en de Raad van Europa).
Ook in het handelsbeleid zet Nederland zich in voor dierenwelzijn: het kabinet blijft via de
EU aandringen op het opnemen van dierenwelzijn en andere zogenaamde non trade
concerns (maatschappelijke zorgen omtrent niet-duurzame producten uit derde landen)
op de WTO-agenda. Daarnaast heeft het kabinet zich er in de huidige WTO Doha-ronde in
de markttoegangonderhandelingen voor ingezet dat bij de EU-keuze van gevoelige
producten rekening wordt gehouden met een aantal dierenwelzijngevoelige producten
(pluimveevlees, varkensvlees en eiproducten). Tevens steunt Nederland het streven van de
EU om dierenwelzijn op te nemen in bilaterale en regionale vrijhandelsakkoorden.
Ik verwijs verder naar mijn inzet op het gebied van etikettering, zoals elders in deze brief
aangegeven.
Het kabinet is voornemens na de zomer een brief aan uw Kamer te zenden over inter-
nationale handel en non trade concerns (waaronder dierenwelzijn). In de brief zal
ingegaan worden op de mogelijkheden om in het Nederlandse handelsbeleid tegemoet te
komen aan maatschappelijke zorgen op het gebied van milieu, arbeidsnormen en
dierenwelzijn.
10, 18 en 28
Waarom evalueert het kabinet sinds 1995 het dierenwelzijnsbeleid en de afzonderlijke
beleidsinstrumenten niet?
Gaat het kabinet de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer ten aanzien van
dierenwelzijn uitvoeren, en op welke termijn?
Welke meetbare effecten op gebied van dierenwelzijn wil het kabinet bereiken en
wanneer?
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
26 augustus 2008 DL. 2008/2019 5
Inderdaad is sinds 1995 het dierenwelzijnsbeleid van het kabinet niet integraal
geëvalueerd. Op onderdelen heeft wel een evaluatie plaatsgevonden. Dit jaar zijn de
Regeling Agressieve Dieren en de Raad voor Dieraangelegenheden geëvalueerd. Later dit
jaar wordt de evaluatie van het Dierentuinenbesluit afgerond. Ik zie vooralsnog geen
aanleiding om het dierenwelzijnsbeleid in zijn geheel te evalueren. Wel zal er jaarlijks een
rapportage over de voortgang van de uitvoering van de Nota Dierenwelzijn naar uw
Kamer worden gestuurd.
Voor het dierenwelzijnsbeleid zijn twee meetbare indicatoren vastgesteld, namelijk inzake
integraal duurzame stallen en de naleving van de dierenwelzijnsregels. Voor het meten
van de effectiviteit van het dierenwelzijnsbeleid vormen deze indicatoren de basis. Ik heb
mij de afgelopen periode ingezet om hier concreet uitvoering aan te geven en ik zal dit de
komende tijd voortzetten. Hier maakt het doelgericht en risicogebaseerd aansturen van de
Algemene Inspectiedienst onderdeel van uit.
11
Hoe gaat het kabinet op een vrije wereldmarkt bereiken dat in de 15 jaar na 2007 het dier
leidend moet zijn binnen de inrichting van stallen en bedrijfsvoering?
Ik wil dit doel bereiken via systeeminnovaties richting integraal duurzame en diervriende-
lijke stallen en houderijsystemen. Ik ondersteun dit traject door de financiering van
onderzoek en innovatieprojecten, investeringsubsidies en belastingmaatregelen (Milieu
investeringsaftrek (MIA) en Willekeurige afschrijving milieu investeringen (Vamil)).
13, 15 en 31
Hoe kan het kabinet bij de huidige achterblijvende controle door de Algemene Inspectie
Dienst (AID), waarborgen dat deze situatie na de fusie met de Voedsel- en Warenautoriteit
en Plantenziektenkundige Dienst verbeterd wordt?
Komen de aselecte dierenwelzijnscontroles voort uit het feit dat de AID gerichter, vooruit-
lopend op het programmatisch handhaven, op basis van te verwachten risico zijn gaan
controleren? Als dit niet het geval is, wat is dan de reden?
Kan inzicht worden gegeven in de verhouding tussen selecte en aselecte dierenwelzijns-
controle?
De AID zal doelgerichter worden aangestuurd en wel aan de hand van het concept
programmatisch handhaven. Bij dierenwelzijn zitten we in het begintraject van deze
aanpak. Vooruitlopend daarop houdt dit in dat ik alvast uitga van een risicogebaseerde
aanpak waarbij die bedrijven bezocht worden waar de kans op misstanden het grootst is.
Verder blijf ik de sector monitoren zodat informatie verkregen wordt over het naleef-
gedrag van bepaalde doelgroepen. Aan de hand daarvan kan opnieuw bezien worden
waar inzet van de AID het effectiefst is. De verhouding aselect-selecte controles is een
momentopname en wordt bepaald aan de hand van de risicoanalyse. Het spreekt voor zich
dat ik de handhavingscapaciteit zo effectief en efficiënt mogelijk inzet. Deze aanpak zal
ook na de fusie worden voortgezet.
Met de fusie wordt er een synergie bereikt die door de drie diensten afzonderlijk niet
behaald kan worden. Deze synergie heeft onder meer betrekking op:
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
26 augustus 2008 DL. 2008/2019 6
· een effectievere inzet van medewerkers;
· de implementatie van één uniforme handhavingsfilosofie, vanuit één geïntegreerde
doelgroepgerichte benadering;
· de bundeling en benutting van de kennis en de expertise van de medewerkers uit de
drie organisaties.
Met de fusie beoog ik te komen tot een nieuwe autoriteit die in zijn geheel effectiever en
efficiënter is dan de som der delen.
14
Wanneer laat het kabinet de dierenwelzijnsindex, die al sinds 2002 op de politieke agenda
staat, effectief in werking treden om de keuze van de consumenten voor diervriendelijk
vlees te vergemakkelijken?
Het ontwikkelen van een dierenwelzijnsindex is voor meerdere diersoorten in volle gang.
Nederland heeft zich aangesloten bij het Europese onderzoeksprogramma Welfare Quality
om te komen tot een Europees gedragen welzijnsindex. De verwachting is dat de diverse
indexen in de loop van 2010 operationeel zijn en voor verschillende doeleinden, waar-
onder bijvoorbeeld het leveren van meer productinformatie, gebruikt kunnen worden.
16
Hoe kan een systeem van etikettering werken als dit alleen geldt voor producten die
binnen de EU geproduceerd zijn, en niet voor producten van buiten de EU geldt?
Over de vraag of verplichte etikettering in WTO-kader mogelijk is, lopen de meningen
uiteen. Dat het niet eenvoudig is, wordt breed onderschreven. Immers, wanneer aan in de
EU voortgebrachte producten door middel van een etiket kenbaar is aan welk welzijns-
niveau ze beantwoorden, kan dit als discriminerend worden opgevat voor producten van
buiten de EU die beantwoorden aan de internationaal afgesproken standaarden op het
gebied van voedselveiligheid. Binnen de WTO is vrijwillige etikettering wel toegestaan,
evenals oorsprongsetikettering. Bij die laatste vorm van etikettering kan de consument
zien waar het product vervaardigd is en met zijn kennis van de in dat land geldende
dierenwelzijnregels bepalen hoe welzijnsvriendelijk het product is.
Zoals reeds aangegeven in deze brief, is het kabinet voornemens na de zomer een brief
aan uw Kamer te zenden over non trade concerns. In die brief zal in den brede ingegaan
worden op de mogelijkheid om ruimte te geven aan zorgen op het gebied van milieu,
arbeid en dierenwelzijn in het verband van de internationale handel.
17
Hoe gaat het kabinet bereiken dat in 2022 (15 jaar na 2007, wanneer het perspectief van
het dier leidend moet zijn bij de inrichting van stallen) 100% van de stallen integraal
duurzaam en diervriendelijk is, als het streefcijfer in 2011 5% is?
Er komt veel bij kijken voordat nieuwe integraal duurzame en diervriendelijke stallen
gebouwd kunnen worden.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
26 augustus 2008 DL. 2008/2019 7
Ze moeten eerst ontworpen, onderzocht en in de praktijk uitgeprobeerd worden voordat
grootschalige introductie kan plaatsvinden. Er is sprake van een forse innovatieopgave die
tijd kost en inspanningen van alle betrokken partijen. Voor deze kabinetsperiode streef ik
naar 5% integraal duurzame stallen in 2011, met een duidelijk perspectief op groot-
schalige toepassing in de jaren daarna. Voor de jaren na 2011 wil ik over de ontwikkeling
en realisatie van duurzame stallen later dit jaar met de betrokken partijen nadere
afspraken maken in het kader van het Convenant duurzame veehouderij. Ik wil daar nu
niet op vooruitlopen.
19
Waarom geeft het kabinet `gratis' dierrechten weg aan eigenaars van megastallen terwijl
het kabinet enkele jaren geleden de Regeling Bedrijfsbeëindiging Veehouderij in het leven
riep? Hoe beoordeelt het kabinet in het licht hiervan de effectiviteit van de RBV?
Alle varkens- en pluimveehouders die alle op hun bedrijf geproduceerde mest onomkeer-
baar verwerken, en alle producten daaruit afzetten buiten de Nederlandse landbouw, zijn
in 2006 in de gelegenheid gesteld de kostprijsverhoging die hiermee samenhangt op te
vangen door schaalvergroting. Daarbij hoeven zij slechts 50 procent van de voor de
uitbreiding van het bedrijf benodigde productierechten aan te kopen. Met deze zogeheten
voorziening gedeeltelijke ontheffing uitbreidingsverbod wordt beoogd de Nederlandse
mestmarkt te ontlasten en de ontwikkeling van rendabele mestverwerking en bedrijfs-
ontwikkeling te stimuleren. Het totale plafond voor de voorziening bedraagt ten hoogste
twee miljoen kilogram fosfaat omdat Nederland ervoor dient te zorgen dat de totale
mestproductie niet boven het niveau van 2002 uitstijgt in verband met de door de
Europese Commissie verleende derogatie.
Vanwege dit plafond heeft de voormelde voorziening geen gevolgen voor de effectiviteit
van de Regeling bedrijfsbeëindiging veehouderij (RBV).
20
Kan het kabinet met het bereiken van de NEC-doelstellingen ook de door de Vogel- en
Habitatrichtlijn vereiste teruggang van biodiversiteit stoppen? Zo ja, hoe gaat het kabinet
dit bewerkstelligen.
Nee, enkel met het bereiken van de NEC-doelstellingen kunnen de Natura 2000-doel-
stellingen niet behaald worden. Daartoe zal aanvullend beleid op meerdere terreinen
nodig zijn, zowel generiek als gebiedsgericht en zowel bron- als effectgericht. Zie hiervoor
ook vraag 23.
De Taskforce Ammoniak/Stikstof onder leiding van de heer Trojan heeft op 30 juni jl. een
advies uitgebracht over het bereiken van Natura 2000-doelen in relatie tot stikstof-
problematiek. Dit najaar zal het kabinet in een reactie aangeven hoe zij uitwerking zal
geven aan het advies van de Taskforce.
21
Op welke termijn kan het kabinet de Kamer duidelijkheid verschaffen over het `gat in
ammoniakuitstoot' dat door een onjuiste meetmethodiek zou kunnen zijn ontstaan?
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
26 augustus 2008 DL. 2008/2019 8
Tijdens het Algemeen Overleg `Ammoniak in relatie tot Natura 2000' op 3 juli jl. heb ik
aangegeven dat het kabinet de Kamer zo snel mogelijk duidelijkheid zal verschaffen over
het `gat in de ammoniakuitstoot'. Dit kan echter pas nadat het rapport van het RIVM
hierover is verschenen.
22
Welke strafmaatregelen verwacht het kabinet van de EU als niet wordt voldaan aan de
vereiste van de Vogel- en Habitatrichtlijn en de biodiversiteit achteruitgaat (zelfs als de
NEC-doelstelling wordt behaald)?
De Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn verplichten de Europese lidstaten om passende
maatregelen te nemen om de achteruitgang van de Natura 2000-waarden tegen te gaan.
Als de Europese Commissie van oordeel is dat een lidstaat zijn verplichtingen niet correct
nakomt, is de formele juridische weg die zij kan bewandelen het starten van een
inbreukprocedure tegen de betreffende lidstaat wegens het niet nakomen van zijn
verplichtingen.
23
Hoe is het bij de huidige te hoge ammoniakdeken alleen met gebiedsgericht beleid
mogelijk een kritische stikstofdepositie onder de 700 mol per hectare per jaar te bereiken,
zoals vereist bij zeer kwetsbare natuur (zie ook de opmerking van het Milieu- en
Natuurplanbureau op pagina 73)?
In veel gevallen zal het niet mogelijk zijn om enkel met gebiedsgericht beleid een
depositie van 700 mol per jaar te bereiken. Dat is ook niet nodig.
Het bereiken van kritische depositiewaarden is geen doel op zich. Kritische depositie-
waarden worden gebruikt als hulpmiddel bij het bepalen van de vereiste ecologische
condities met betrekking tot voedselrijkdom en zuurgraad. Het doel van Natura 2000 is het
bereiken van de instandhoudingdoelstellingen. Daarbij spelen meer factoren een rol dan
alleen stikstofdepositie.
Naast gebiedsgerichte maatregelen om stikstofdepositie te verminderen, zijn ook
maatregelen nodig die andere beperkende factoren opheffen, zoals verdrogingbestrijding.
Daarnaast zullen generieke maatregelen een belangrijke bijdrage moeten leveren aan het
verlagen van de hoge achtergronddeposities (de `ammoniakdeken').
24
Wat doet het kabinet met de aanbevelingen op het gebied van ammoniakuitstoot en op
welke termijn?
De Algemene Rekenkamer heeft vier aanbevelingen gedaan op het gebied van de
ammoniakuitstoot. Ik heb hierop mede namens de minister van VROM inmiddels
gereageerd. De weergave van onze reactie treft u in paragraaf 3.1.2 van het rapport van
de Algemene Rekenkamer aan.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
26 augustus 2008 DL. 2008/2019 9
25
Er blijkt wat betreft de reductie van ammoniak emissies inmiddels voldoende inzicht op
emissiereducerende technieken. Aangegeven staat dat de ministers deze technieken fiscaal
zullen stimuleren. Wat wordt hier precies mee bedoeld? Wat voor maatregelen vloeien
hier (mogelijk) uit voort?
Bovenwettelijke maatregelen gericht op het terugdringen van de ammoniakemissies in
stallen worden, in combinatie met het toepassen van bovenwettelijke dierenwelzijn-
maatregelen in stallen, al fiscaal ondersteund op basis van de Maatlat duurzame
veehouderij via de MIA en de Vamil.
De ammoniak- en dierenwelzijnmaatregelen in de maatlat zijn gescoord op basis van
effectiviteit. Om voor de belastingmaatregelen in aanmerking te komen, dient voor zowel
ammoniak als dierenwelzijn een minimaal aantal punten te worden gehaald. Op dit
moment kunnen ondernemers in de melkvee-, varkens- en pluimveehouderij in aan-
merking komen voor deze fiscale voorzieningen.
Ik streef ernaar de Maatlat duurzame veehouderij de komende jaren verder uit te breiden
met andere duurzaamheidthema's en andere veehouderijsectoren. Tevens onderzoek ik of
de maatlat gekoppeld kan worden aan andere fiscale en financiële instrumenten zoals de
Regeling Groenprojecten en het Borgstellingsfonds plus.
26
Is het kabinet bereid te pleiten voor behoud van de melkquotering, indien mocht blijken
dat technologische oplossingen onvoldoende effectief zijn om de ammoniakuitstoot te
verminderen.
Het kabinet ondersteunt het voorstel van de Europese Commissie om de melkquotering in
2015 af te schaffen. Daardoor kan de melkproductie in Nederland zich na 2015 uitbreiden.
Ik ga ervan uit dat er voldoende technische of andere oplossingen beschikbaar komen om
de ammoniakuitstoot vanuit de melkveehouderij terug te dringen.
In mijn visie op de veehouderij heb ik dan ook aangegeven dat ik voor de komende 15 jaar
streef naar een veehouderij waarin milieuverliezen als ammoniak vergaand zijn gemini-
maliseerd. Een eventuele uitbreiding van de melkproductie zal dan ook binnen deze
voorwaarden moeten plaatsvinden.
27
Is het kabinet bereid over te gaan op een deugdelijke crisisplanning en voor een opdracht-
verlening aan de AID op basis van aantallen controles in plaats van aantallen uren, zoals
de Algemene Rekenkamer aanbeveelt? Zo neen, waarom niet?
Ik ga conform het advies van de Rekenkamer de AID meer op basis van het aantal
controles sturen. Daarmee kan een beter zicht verkregen worden op het effect van de
controles dan nu het geval is met het systeem van aansturing op basis van uren.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
26 augustus 2008 DL. 2008/2019 10
29
Wanneer is er een effectief etiketteringsysteem met informatie over dierenwelzijn op
vleesverpakkingen ingevoerd?
Als met de vraag bedoeld is een antwoord te krijgen op in het verleden ingevoerde
etiketteringsystemen, dan kan gewezen worden op etikettering die in verschillende niches
van de vleesmarkt plaatsvindt, zoals biologische keurmerken. Verder valt te wijzen op
systemen die op basis van vrijwillige etikettering plaatsvinden. Een goed voorbeeld is de
zogeheten Volwaard-kip, een vleeskuiken dat langzamer groeit en in onder meer welzijns-
vriendelijke omstandigheden wordt gehouden dan een gangbaar vleeskuiken.
Wat mijn ambities voor de toekomst betreft wil ik u wijzen op de Nota Dierenwelzijn die ik
op 12 oktober 2007 naar uw Kamer heb gestuurd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008,
28 286 en 29 683, nr. 76). In die nota heb ik gesteld, dat het kabinet zich zal inzetten voor
etikettering voor dierenwelzijn via het Europese spoor. Ik beoog daarmee te bereiken dat
de Commissie komt met een voorstel dat leidt tot een etiket dat gegrond een aanduiding
of claim voor dierenwelzijn geeft, en dat moet resulteren in diervriendelijk consumenten-
gedrag. Momenteel voert de Europese Commissie een onderzoek uit naar etikettering
voor dierenwelzijn.
Het woord `effectief' in de vraag wijst op een betere informatieverstrekking aan de
consument. Op dit moment ben ik samen met het Voedingscentrum aan het kijken hoe de
informatieverstrekking aan de consument bij de keuze voor duurzaam voedsel verbeterd
kan worden. Het doel daarvan is het bieden van een beter handelingsperspectief voor de
consument op het moment dat hij zijn keuze in de winkel maakt. In plaats van moeilijk
leesbare etiketten zijn er mogelijk andere middelen denkbaar, zoals het gebruik van logo's
of via streepjescodes of mobiele telefoon gemakkelijk verkrijgbare informatie. Ook andere
initiatieven op dit gebied worden door mij nauwlettend gevolgd.
32
Wat is het oordeel van het kabinet over het feit dat de geplande controle-uren door de AID
in bepaalde jaren in grote mate afwijken van de gerealiseerde controle-uren, en wat gaat
het kabinet hieraan doen?
De AID werkt met teams die controleren op alle regelgeving binnen een bepaalde doel-
groep, zodat kennis en expertise gewaarborgd is. De controleurs binnen de 'vakgroep
veehouderij' zijn dus ook verantwoordelijk voor toezicht en handhaving bij (dreiging van)
besmettelijke dierziekten. Toezicht op bestrijding van dierziektes heeft hoge prioriteit en
kan ten koste gaan van reguliere controles conform het jaarplan.
In de afgelopen jaren heeft Nederland diverse malen te maken gehad met dreiging van
dierziekten zoals de uitbraak van klassieke varkenspest in 2006 in Duitsland en blauwtong
in 2007. De maatregelen die toen van kracht waren en waarop moest worden toegezien,
gingen ten koste van de controle-uren voor dierenwelzijn. De AID heeft inmiddels
prioriteit gelegd bij het realiseren van de doelstellingen Varkensbesluit en Legkippen-
besluit.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
26 augustus 2008 DL. 2008/2019 11
33
Is de motie uit 2006 die de regering verzoekt de mogelijkheden te onderzoeken om
verplichte etikettering in te voeren voor de herkomst van de eieren die in voedselproducten
zijn verwerkt, al uitgevoerd? Zo neen, waarom niet?
In opdracht van het ministerie van LNV is door het Landbouw Economisch Instituut
onderzoek uitgevoerd naar de toekomst van de Nederlandse eiproductenindustrie. Dit
rapport is in februari van dit jaar gepubliceerd (G.M.L. Tacken, G. Cotteleer en
P.L.M. van Horne, De toekomst van de Nederlandse eiproductenindustrie
(ISBN 90-5242-718-6)).
In dit rapport staat de vraag centraal naar de concurrentiepositie van de Nederlandse
eiproductenindustrie bij aanscherping van de welzijnsregels (afschaffing legbatterij met
ingang van 2012). Ook komt de vraag aan de orde of inkopers van eieren voor de
eiproductenindustrie een meerwaarde zien in welzijnsvriendelijk geproduceerde eieren.
De conclusie is dat welzijnsvriendelijke eieren pas interessant zijn voor de eiproducten-
industrie als ze te verwaarden zijn in het eindproduct. Op dit moment is de vraag van de
eierverwerkende industrie naar alternatieve grondstoffen (scharrel- en vrije uitloopeieren)
nog beperkt.
Waar het gaat om etikettering en de mogelijkheden daartoe, speelt hier hetzelfde
probleem als bij vleesproducten. Wel is het zo dat in de Europese Unie een verplichte
codering geldt voor tafeleieren, die verwijst naar het houderijsysteem. Dat dit geen
problemen geeft in WTO-kader hangt samen met het feit dat handel in verse eieren een zo
beperkte actieradius heeft dat handelspartners zich in hun belangen niet geschaad voelen.
Handel in eiproducten vindt daarentegen wel op wereldschaal plaats en daar doen zich
dan de problemen met verplichte etikettering voor, zoals beschreven in antwoord op
vraag 16.
Ik acht het van het grootste belang dat de Europese Commissie de mogelijkheden voor de
etikettering van eiproducten betrekt in haar onderzoek ten algemene naar de mogelijk-
heden van etikettering om redenen van dierenwelzijn. Ik zal er bij de Commissie op
aandringen dat zij in haar rapportage duidelijk maakt of en zo ja welke mogelijkheden zij
ziet om te komen tot etikettering van producten waarin eieren zijn verwerkt.
34
Wat is de reactie van het kabinet op de adviezen van de Raad voor Dieraangelegenheden
(RDA) op gebied van natuurlijke gedragingen?
Het kabinet ziet de adviezen van de Raad voor Dieraangelegenheden als een waardevolle
bijdrage aan de ontwikkeling van het beleid ten aanzien van dieren.
35
Hoe denkt het Kabinet de genoemde maatschappelijke kosten door de intensieve
veehouderij te verhalen op de boeren, de voedingsmiddelenindustrie, de groot- en
detailhandel en of de consumenten?
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
26 augustus 2008 DL. 2008/2019 12
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar mijn brief van 21 mei jl. aan uw Kamer
over de maatschappelijke kosten en baten van de intensieve veehouderij (Tweede Kamer,
vergaderjaar 2007-2008, 28 973, nr. 28).
36
Waarom zijn er geen lokale streefdoelen geformuleerd voor het verminderen van de
stikstofdeposities rond Natura 2000 gebieden? Hoe denkt het kabinet de kritische
depositienormen dan effectief te bereiken?
De Habitatrichtlijn verplicht Nederland ertoe om alle habitattypen en -soorten waar het
mede verantwoordelijkheid voor draagt (deze staan op een door de Europese Commissie
vastgestelde referentielijst voor Nederland) in een gunstige staat van instandhouding te
houden of te brengen. Daartoe moeten Natura 2000-gebieden aangewezen worden en
instandhoudingdoelstellingen worden geformuleerd.
De instandhoudingdoelstellingen vormen het centrale uitgangspunt van Natura 2000.
Deze moeten (op termijn) gehaald worden en daartoe moeten de ecologische condities op
orde worden gebracht. Deze condities hebben betrekking op de zuurgraad, de vocht-
toestand, het zoutgehalte, de voedselrijkdom, de overstromingstolerantie en de
grondwaterstand.
Kritische depositiewaarden worden gebruikt als hulpmiddel bij het bepalen van de
vereiste ecologische condities met betrekking tot voedselrijkdom en zuurgraad. Deze
waarden zijn bekend voor alle Natura 2000-gebieden en voor de habitattypen binnen deze
gebieden. Het bereiken van de kritische depositiewaarden is echter geen doel op zich. Het
doel van Natura 2000 is het bereiken van de instandhoudingdoelstellingen. Zoals reeds
aangegeven in het antwoord op vraag 23, spelen daarbij meer factoren een rol dan alleen
stikstofdepositie.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit