Nederlands Instituut voor Ecologie
28-08-2008 Vegetariërs zitten er warmpjes bij: Grazers krijgen
airmiles bij plantenkost
Persbericht, 28 augustus 2008
VegetariËrs zitten er warmpjes bij: Grazers krijgen airmiles bij
plantenkost
NIEUWERSLUIS (Utr.) - Warmbloedige dieren gebruiken erg veel energie.
Vaak wel vijf keer zoveel als koudbloedigen. Biologen hadden tot nu
toe geen logische verklaring hoe deze energieverspillende leefwijze
ooit heeft kunnen ontstaan. Een studie van het Nederlands Instituut
voor Ecologie (NIOO-KNAW) geeft een compleet nieuw inzicht bij de
discussie over de evolutie van warmbloedigen. NIOO-onderzoekers Marcel
Klaassen en Bart Nolet ontdekten dat grazers grote hoeveelheden
groenvoer moeten opnemen om aan voldoende eiwitten te komen en daarbij
automatisch veel brandstoffen binnen krijgen. Die energie kunnen ze
als een soort airmiles vrijelijk besteden. Zo zouden vegetariërs hun
lichaamstemperatuur vrijwel kosteloos kunnen ophogen.
Het verbluffende inzicht dat het energieverbruik tot op zekere hoogte
gratis is voor planteneters op het land verkregen Klaassen en Nolet
door stoichiometrisch onderzoek. Bij deze uit de chemie overgenomen
`behoudswet van chemische elementen' berekenen ecologen hoe de
stofstromen in organismen of ecosystemen plaatsvinden. Ze kijken
bijvoorbeeld hoeveel koolstof, stikstof, zink of fosfor een dier
binnenkrijgt met zijn voedsel en wat hij daarmee doet. Dat klinkt vrij
ingewikkeld, en de berekeningen zijn ook behoorlijk complex, maar de
uiteindelijke uitkomsten zijn vaak verrassend simpel. De resultaten
van het doorrekenen van de voedselopname van planteneters op het land
komen volgens Marcel Klaassen kortweg op het volgende neer:
"Bij het eten van planten is vooral de verhouding tussen de elementen
koolstof (C) en stikstof (N) van belang. Daarbij is N een maat voor de
hoeveelheid eiwit en C een indicator voor energie-inhoud. Planten die
op het land groeien hebben gewoonlijk naar verhouding veel C. Terwijl
de planteneters verhoudingsgewijs meer N in hun lijf hebben. Om in
balans te blijven moeten planteneters dus op zoek naar plantendelen
die relatief veel N bevatten, zoals jonge blaadjes of knoppen, of ze
moeten de overtollige C zien kwijt te raken. Bladluizen doen dat door
suikers uit te poepen. Onze stelling is dat warmbloedige dieren C
lozen door het in hun lichaam te verbranden. De energie die daarbij
vrijkomt kunnen ze gebruiken om flink te bewegen. Bovendien verhoogt
het van binnenuit hun lichaamstemperatuur. Dat heeft als voordeel dat
ze ook in koude periodes actief kunnen zijn of op koude plekken op de
wereld kunnen overleven.
Vreemd genoeg is nog niemand eerder op het idee gekomen dat het
begrazen van landplanten gekoppeld is aan een hoog energieverbruik.
Eerder stoichiometrisch onderzoek kwam tot de conclusie dat
landplanten überhaupt geen gunstige voedselbron zijn en dat
planteneters daarom enorm kieskeurig moeten zijn met welke planten ze
eten (wat volgens hen weer een reden was waarom de aarde zo groen is).
Bij dit onderzoek waren echter voornamelijk koudbloedige planteneters
onder de loep genomen. Door ook vogels en zoogdieren in het onderzoek
te betrekken en goed te kijken naar het energieverbruik kwamen Marcel
Klaassen en Bart Nolet tot de heel andere conclusies. Hun bewijs dat
de doorsnee plantenkost op het land prima bruikbaar is voor
warmbloedige dieren en vogels is gepubliceerd in het augustusnummer
van Ecology Letters. Dat het blad onder de indruk is van het
prikkelende nieuwe inzicht van de NIOO-onderzoekers blijkt wel uit het
feit dat ze het op de voorkant hebben gezet.
Het NIOO is het onderzoeksinstituut voor ecologie van de Koninklijke
Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). Het bestaat uit drie
centra: voor ecologie van kust en zee, van het zoete water en van het
land. Bij het NIOO werken ongeveer 250 mensen..