Kamerbrief inzake de behandeling van de Palestijnse journalist Mohammed Omer
door Israëlische veiligheidsfunctionarissen
29-08-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Naar aanleiding van een verzoek hiertoe tijdens het Algemeen Overleg
Midden-Oosten van 1 juli jl, wil ik u informeren over de behandeling
van de Palestijnse journalist Mohammed Omer door Israëlische
veiligheidsfunctionarissen. Deze brief dient tevens als antwoord op de
vragen van het lid Van Baalen over dit onderwerp (ingezonden 30 juni
2008 met kenmerk 2070824140).
Op 16 juni jl ontving de Gazaanse journalist Mohammed Omer in Londen
de Martha Gellhorn Prize voor journalistiek. Om het mogelijk te maken
dat de heer Omer de prijs in ontvangst kon nemen en dat hij een kort
bezoek kon brengen aan Nederland en aantal andere Europese landen
hebben de Nederlandse ambassade in Tel Aviv en de Nederlandse
vertegenwoordiging in Ramallah assistentie verleend bij zijn reis van
de Gazastrook naar de grensovergang tussen de Westoever en Jordanië,
en vice versa. Deze assistentie bestond uit coördinatie met de
Israëlische autoriteiten om toestemming voor zijn terugkeer via Israël
te verkrijgen en een diplomatiek escorte voor de reis over Israëlisch
grondgebied en over de Westoever.
Op zijn terugreis van Londen naar Gaza wilde de heer Omer op 26 juni
de grensovergang tussen Jordanië en de Westoever passeren. Het was de
bedoeling dat hij vervolgens onder begeleiding van een Nederlandse
diplomaat naar de Gazastrook zou worden gebracht. Toen het escorte,
verlaat door autopech, aankwam bij een checkpoint van het Israëlische
leger, op de weg naar de grensovergang, werd de doorgang echter
geweigerd. De heer Omer kon van de aanvankelijke vertraging nog per
mobiele telefoon op de hoogte worden gesteld. Het oponthoud bij het
checkpoint kon hem niet meer worden gemeld omdat zijn telefoon op dat
moment was uitgeschakeld.
Na geruime tijd bij het checkpoint te hebben gewacht werd het
Nederlandse escorte door de Israëlische autoriteiten geïnformeerd dat
de heer Omer was flauwgevallen en enige tijd later werd duidelijk dat
hij naar een ziekenhuis in het nabijgelegen Jericho was gebracht. De
Nederlandse diplomaat heeft hem daar vervolgens opgehaald en hem
diezelfde dag alsnog naar de grensovergang tussen Israël en Gaza
gebracht en toegezien op zijn veilige doortocht.
Omer gaf aan geestelijk en fysiek te zijn mishandeld door Israëlische
veiligheidsfunctionarissen bij de grensovergang tussen Jordanië en de
Westoever, als gevolg waarvan hij bewusteloos was geraakt.
Onmiddellijk na het incident is door de Nederlandse ambassade in Tel
Aviv bij het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken om
opheldering gevraagd. Hetzelfde verzoek heb ik persoonlijk
overgebracht aan de Israëlische ambassadeur in Nederland. In reactie
hierop heeft de Israëlische regering een onderzoek uitgevoerd. Op
basis van dit onderzoek, zo is mij op 28 juli jl schriftelijk
medegedeeld, ontkent de Israëlische regering dat Mohammed Omer
mishandeld zou zijn. De heer Omer en zijn bagage zouden gecontroleerd
zijn volgens de daarvoor geldende regels. Van geestelijke of fysieke
mishandeling zou geen sprake zijn. De Israëlische regering bevestigt
wel dat de heer Omer buiten bewustzijn is geraakt.
Ik stel vast dat de lezing van de heer Omer en die van de Israëlische
regering over wat er precies is voorgevallen zeer uiteenlopen. Ik heb
Israël daarom gevraagd om een nader onafhankelijk onderzoek in te
stellen. In reactie hierop heeft Israël aangegeven het reeds
uitgevoerde onderzoek als afdoende te beschouwen. Ik zie geen
mogelijkheid om in dit standpunt verandering te brengen en acht de
zaak daarmee afgedaan.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken