Provincie Friesland

Grafieken Bevolkingsontwikkeling en toename woningbehoefte

Ontwikkeling Bevolking Fryslân 1995-2040 700000
690000
680000
670000
660000
650000
640000
nen 630000
osre 620000
p lat 610000
naA 600000
590000 Inwonertal 580000 Inwonertal LOG-REG GEM 570000 Inwonertal LOG-REG Inwonertal GEM 560000
Inwonertal prognose 2005 550000
540000
5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 9 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 4 9 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2

Bevolkingsgroei (jaarlijks) Fryslân 1960-2040 8000
Bevolkingsgroei 7000 Bevolkingsgroei LOG-REG GEM Bevolkingsgroei LOG-REG 6000
Bevolkingsgroei GEM 5000
4000
nenosre 3000
p latna 2000
A
1000
0
0 2 4 6 8 0 2 4 6 8 0 2 4 6 8 0 2 4 6 8 0 2 4 6 8 0 2 4 6 8 0 2 4 6 8 0 2 4 6 8 0 6 6 6 6 6 7 7 7 7 7 8 8 8 8 8 9 9 9 9 9 0 0 0 0 0 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 4 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
-1000

-2000

-3000

---

Toename woningvoorraad / woningbehoefte FRYSLÂN + gemeentelijke bouwprogramma's feitelijke ontwikkeling 1990 - 2007 (bron: CBS) & prognose 2007 - 2040 (Provinciale prognose) 7000
Nieuwbouw + overige toevoegingen Onttrekkingen 6000 Pijplijn nieuwbouw gemeenten (bruto) Toename woningbehoefte (variant LOG-REG) Toename woningbehoefte (variant GEM) Toename woningbehoefte (variant LOG-REG GEM) 5000 Netto toename woningvooraad 4000
FRYSLÂN 3000
2000
1000
0
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
-1000

Toename woningvoorraad / woningbehoefte NOORDOOST + gemeentelijke bouwprogramma's feitelijke ontwikkeling 1990 - 2007 (bron: CBS) & prognose 2007 - 2040 (Provinciale prognose) 800
Nieuwbouw + overige toevoegingen 700 Onttrekkingen Pijplijn nieuwbouw gemeenten (bruto) Toename woningbehoefte (variant LOG-REG) 600 Toename woningbehoefte (variant GEM) Toename woningbehoefte (variant LOG-REG GEM) Netto toename woningvooraad 500
NOORDOOST 400
300
200
100
0
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
-100

-200


---

Toename woningvoorraad / woningbehoefte NOORDWEST + gemeentelijke bouwprogramma's

feitelijke ontwikkeling 1990 - 2007 (bron: CBS) & prognose 2007 - 2040 (Provinciale prognose) 850
Nieuwbouw + overige toevoegingen 750 Onttrekkingen Pijplijn nieuwbouw gemeenten (bruto) Toename woningbehoefte (variant LOG-REG) 650 Toename woningbehoefte (variant GEM) Toename woningbehoefte (variant LOG-REG GEM) Netto toename woningvooraad 550
450 NOORDWEST 350
250
150
50
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
-50 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
-150

Toename woningvoorraad / woningbehoefte STADSREGIO + gemeentelijke bouwprogramma's feitelijke ontwikkeling 1990 - 2006 (bron: CBS) & prognose 2007 - 2040 (Provinciale prognose) 2000
1900 Nieuwbouw + overige toevoegingen Onttrekkingen 1800 Pijplijn nieuwbouw gemeenten (bruto) 1700 Toename woningbehoefte (variant LOG-REG) Toename woningbehoefte (variant GEM) 1600
Toename woningbehoefte (variant LOG-REG GEM) 1500 Netto toename woningvooraad 1400
1300
1200 STADSREGIO 1100
1000
900
800
700
600
500
400
300
200
100
0
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
-100 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
-200

-300


---

Toename woningvoorraad / woningbehoefte A7-ZONE + gemeentelijke bouwprogramma's feitelijke ontwikkeling 1990 - 2007 (bron: CBS) & prognose 2007 - 2040 (Provinciale prognose) 2600
Nieuwbouw + overige toevoegingen 2400 Onttrekkingen Pijplijn nieuwbouw gemeenten (bruto) 2200 Toename woningbehoefte (variant LOG-REG) Toename woningbehoefte (variant GEM) 2000 Toename woningbehoefte (variant LOG-REG GEM) Netto toename woningvooraad 1800
1600
1400 A7-ZONE 1200
1000
800
600
400
200
0
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
-200

Toename woningvoorraad / woningbehoefte IJSSELMEERKUST + gemeentelijke bouwprogramma's feitelijke ontwikkeling 1990 - 2007 (bron: CBS) & prognose 2007 - 2040 (Provinciale prognose)
500
Nieuwbouw + overige toevoegingen Onttrekkingen Pijplijn nieuwbouw gemeenten (bruto) Toename woningbehoefte (variant LOG-REG)
400 Toename woningbehoefte (variant GEM) Toename woningbehoefte (variant LOG-REG GEM) Netto toename woningvooraad
300
IJSSELMEERKUST
200

100
0
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
-100


---

Toename woningvoorraad / woningbehoefte ZUIDRAND + gemeentelijke bouwprogramma's feitelijke ontwikkeling 1990 - 2007 (bron: CBS) & prognose 2007 - 2040 (Provinciale prognose)


800 Nieuwbouw + overige toevoegingen Onttrekkingen Pijplijn nieuwbouw gemeenten (bruto)
700 Toename woningbehoefte (variant LOG-REG) Toename woningbehoefte (variant GEM) Toename woningbehoefte (variant LOG-REG GEM)
600 Netto toename woningvooraad
500
ZUIDRAND
400

300

200

100
0
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
9 9 9 9 9 9 9 9 9 9 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0
1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2 2
-100

-200


---


---- --
Notitie Regionale
Woningbouwafspraken

Notitie Regionale woningbouwafspraken

Gedeputeerde Staten van Fryslân
26 augustus 2008

Notitie regionale woningbouwafspraken

Inhoud


1. Inleiding......................................................................................................................... 1


2. Achtergrond................................................................................................................... 3
2.1. Nieuwe prognose bevolking & woningbehoefte....................................................... 3
2.2. Landelijke ontwikkelingen ....................................................................................... 3
2.3. WOBOF.................................................................................................................. 4
2.4. Coalitieakkoord/Koersdocument ............................................................................. 4
2.5. Provinciale woonmonitor......................................................................................... 4
2.6. Energieakkoord....................................................................................................... 5


3. Proces regionale woningbouwafspraken........................................................................ 7
3.1. Agendering en overleg............................................................................................ 7 3.2. Stand van zaken na agendering en overleg............................................................ 8 3.3. Provinciale verantwoordelijkheid............................................................................10 3.4. Nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening..................................................................11


4. Voorstel voor afspraken: kwaliteit én kwantiteit.............................................................13
4.1. Kwantitatief provinciaal scenario: versterking binnenlandse migratie.....................13 4.2. Kwantitatief planologisch plafond per regio: verantwoord ambitieus.......................13 4.3. Verdeling over gemeenten binnen een regio..........................................................15 4.4. Kwalitatieve afspraken: omslag naar inbreiding, betaalbaar en duurzaam.............15 4.5. Variant: extra ruimte voor binnenstedelijk bouwen zonder planologisch plafond....16 4.6. Monitoring..............................................................................................................17

Notitie regionale woningbouwafspraken


1. Inleiding

In het Streekplan Fryslân 2007 hebben Provinciale Staten uitgesproken dat voor de periode na 2010 met gemeenten nieuwe afspraken worden gemaakt over het woningbouwprogram- ma, met name over de inzet van de `vrij beschikbare woningbouwruimte'. Geconstateerd werd dat, boven de nog beschikbare woningbouwruimte op basis van de gemaakte beleids- afspraken met gemeenten voor de periode 2005 t/m 2009 (20.405 woningen), nog slechts sprake was van een beperkte vrij beschikbare woningbouwruimte van 3.850 woningen t/m
2015, aan te vullen met 2.000 woningen om het woningtekort (toentertijd 3.500 woningen) geheel weg te werken.
Doel van het Streekplan is om die vrij beschikbare ruimte primair in te zetten voor het berei- ken van kwalitatieve doelstellingen. Kort samengevat:
- concentratie in stedelijke bundelingsgebieden;
- ruimte voor gebieden met een aantoonbare extra druk op de woningmarkt;
- het oplossen van knelpunten in bestaand bebouwd gebied;
- betaalbare woningbouw voor bijzondere doelgroepen;
- het oplossen van knelpunten bij kwaliteitsarrangementen in het landelijke gebied;
- ontwikkeling van de pilots landelijk wonen. Uitgangspunt is een evenwichtige verdeling van de woningbouw over de regio's. In het Streekplan is als sturingsfilosofie vastgelegd dat wij in ons woonbeleid woningbouw- richtgetallen hanteren per regio (en daarvan afgeleid per gemeente) omdat deze het aange- wezen instrument zijn om de gewenste woningbouwverdeling naar bundelingsgebieden en regio's te bereiken én te sturen op kwalitatieve doelen. Dit in relatie tot de te verwachten de- mografische ontwikkelingen. Provinciale Staten streven er naar om op regionaal niveau af- spraken te (laten) maken over de kwantiteit en de kwaliteit van de woningbouw binnen de kaders van het Streekplan en het woonbeleid. Hiermee wordt een beroep gedaan op de ge- meentelijke verantwoordelijkheid voor onderlinge regionale afstemming. Opdracht aan Ge- deputeerde Staten is om dit in het woonbeleid met gemeenten verder uit te werken. Deze inzet is in de Uitvoeringsagenda 2007-2010 bij het Streekplan, vastgesteld in Provin- ciale Staten op 31 oktober 2007, bevestigd. Streven is om in 2007/2008 op bij voorkeur regi- onaal niveau met gemeenten (en woningbouwcorporaties) afspraken te maken over de kwantiteit en de kwaliteit van de woningbouw tot 2016, op basis van realistische prognoses. Daarbij wordt invulling gegeven aan de ruimtelijke doelstellingen (o.a. bundeling en concen- tratie, evenwichtige regionale verdeling, inbreiding voor uitbreiding) en aan de volkshuisves- tingsdoelen uit het woonbeleid.

Notitie regionale woningbouwafspraken 1

Notitie regionale woningbouwafspraken 2


2. Achtergrond


2.1. Nieuwe prognose bevolking & woningbehoefte

Het Streekplan Fryslân 2007 ging uit van de prognose van de bevolkingsontwikkeling en woningbehoefte over de periode 2005 t/m 2015. In de loop van het planproces waren de cijfers tussentijds al (naar beneden) bijgesteld op basis van nieuwe inzichten. Het Streekplan spreekt uit dat die cijfers in het woonbeleid ook periodiek worden geactualiseerd. In het voorjaar van 2007 zijn voorlopige cijfers bekend gemaakt van de meest recente pro- vinciale prognose van de bevolkingsontwikkeling en woningbehoefte 2007 t/m 2015. Op
6 november 2007 is de woningbehoefteprognose in GS gepresenteerd. Op 13 december
2007 is de desbetreffende `Prognose bevolking & woningbehoefte, trendvarianten 2007' door Gedeputeerde Staten vastgesteld. In de tussenliggende periode zijn gesprekken aangegaan met gemeenten, zowel ambtelijk als bestuurlijk.
Gewerkt is met drie varianten. In de hoogste variant lag de prognose van de woningbehoefte t/m 2015 ruim 1.000 woningen lager dan in de prognose die ten grondslag lag aan de Streek- plancijfers, in de laagste prognose zelfs 4.000 woningen lager. De prognose geeft ook een verwachting voor de langere termijn. Voor die langere termijn is zichtbaar dat sprake is van een afnemende bevolkingsgroei en een afnemende groei van het aantal huishoudens. Waar eerder tot het jaar 2037 een bevolkingsgroei van (nu 645.000) tot
696.000 inwoners werd verwacht komt de prognose nu uit op ca. 655.000-676.000 inwoners in de periode tussen 2026 en 2033, afhankelijk van de prognosevariant. Daarna zal sprake zijn van een afname (krimp) van de bevolking. Voornaamste aanleiding van de lagere cijfers is een fundamentele teruggang van buitenlandse migratie. Na 2016 zal de woningbehoefte dan ook verder afnemen, hoewel minder snel dan de bevol- king, omdat nog wel sprake zal zijn van een (lichtere) voortgezette groei van het aantal huis- houdens dat een woning nodig heeft (gezinsverdunning). Van een gemiddelde jaarlijkse behoefte van ca. 1.800-2.100 woningen tot 2016 zal de vraag naar woningen zakken naar 0 in de jaren tussen 2033 en 2036, afhankelijk van de prognose- variant. Daarna zal nog slechts gebouwd hoeven te worden ten behoeve van vervanging.


2.2. Landelijke ontwikkelingen

De verwachte demografische ontwikkeling is geen conjunctureel, regionaal gegeven, maar wordt landelijk als trend onderkend. In diverse rapporten van onderzoeksinstituten (o.a. rap- port Derks/Universiteit van Maastricht, RPB/Planbureau voor de leefomgeving, RUG), prog- noses (PRIMOS en Pearl) en adviesorganen (Raad voor het openbaar bestuur, Raad voor de financiële verhoudingen) wordt de daling en toekomstige demografische krimp op lande- lijk niveau onderkend. De cijfers uit verschillende publicaties en prognoses lopen uiteen, maar de teneur is gemeenschappelijk, namelijk een afname van de groei en daarna krimp van de bevolking, zij het met regionale faseverschillen. Geadviseerd wordt om daarop in bre- de zin beleid af te stemmen (wonen, werk, onderwijs, financiën). Opgemerkt moet worden dat de landelijke prognoses voor Fryslân lager (Primos), soms aan- zienlijk lager (Pearl) uitvallen dan de eigen IPB-prognose. Daarin mag een waarschuwing besloten liggen voor te optimistische ramingen, desondanks menen wij dat de IPB-prognose meer op maat is.

In de betreffende rapporten en adviezen wordt in het ruimtelijke domein specifiek gewaar- schuwd voor de financieringsproblematiek van de herstructurering, in het licht van afnemen- de mogelijkheden voor financiële verevening met bouwstromen in de uitbreiding. Gewaar- schuwd wordt voor ongebreidelde concurrentie tussen gemeenten om de schaarser worden- de programma's voor wonen (en werken). Geadviseerd wordt ook om een signalering en agendering van de problematiek door de provincies, alsmede aansturing en regie.

Notitie regionale woningbouwafspraken 3


2.3. WOBOF

Van eind 2006 tot medio 2007 is het Woningbehoefteonderzoek Fryslân (WOBOF 2007) gehouden, het onderzoek naar de kwalitatieve woonwensen van de Friezen. Resultaten zijn in ruwe vorm gepresenteerd tegen de zomer van 2007. De definitieve provin- ciale resultaten zijn gepresenteerd op de Woondag in november 2007. Het rapport is in GS aanvaard in december 2007. Vanaf het najaar 2007 kon de regionale en gemeentelijke ver- dieping van dat onderzoek plaatsvinden, ten behoeve van de onderbouwing van regionale en gemeentelijke kwalitatieve programma's.


2.4. Coalitieakkoord/Koersdocument

In het Coalitieakkoord 2007-2011 wordt onder het hoofdstuk `Omjouwing' aangesloten bij het Streekplan Fryslân 2007 en bij het daaraan voorafgaande Koersdocument. Geconstateerd wordt dat het verwerken van de krimp van de bevolking een nieuw beleidsac- cent zal worden (daargelaten dat we zullen proberen met nieuwe woonmogelijkheden in het landelijk gebied de negatieve demografische bevolkingsontwikkeling, conform het Streek- plan, te doorbreken). Krimp wordt eerder als een kans gezien dan als bedreiging; het ver- sterkt de noodzaak om meer in te zetten op het bestaande, op kwaliteit in plaats van uitslui- tend op kwantiteit, zeker als het gaat om herstructurering van de bestaande woningvoorraad. In relatie tot duurzaamheid en kwaliteit is aangekondigd dat gericht onderzoek zal worden gedaan naar wat er nog in de 'pijplijn' van bestemmingsplannen zit aan woningbouwprojec- ten voor nieuwbouw. (Mede) aan de hand van dat onderzoek zal worden bepaald welke maatregelen genomen moeten worden om goed in te spelen op de toekomst.


2.5. Provinciale woonmonitor

Pijplijncapaciteit
Volgens de provinciale woonmonitor, gebaseerd op door de gemeenten aangeleverd cijfers, is per 1-1-2008 sprake van ca. 14.000 woningen in `harde' bestemmingsplannen (vastge- steld, goedgekeurd, planologisch klaar voor uitvoering) en nog eens ca. 25.000 woningen in `zachte' plannen (ontwerpplannen, visies). In totaal 39.000 woningen. Dit betreft bruto- capaciteit. Rekening houdend met ca. 600 woningen onttrekking per jaar tot 2016, totaal
6.400 woningen, is sprake van een netto-capaciteit van ruim 32.500 woningen. Het probleem ligt niet in de harde capaciteit, die met een doorlooptijd van 5-6 jaar (uitgaande van bruto 2.600 woningen per jaar) goed op schema ligt. Probleem is dat de netto pijplijncapaciteit van 32.500 woningen, hard en zacht samen, (ruim) voldoende is om de behoefte tot het jaar 2030 (30.000-40.000 woningen, afhankelijk van de prognosevariant) te dekken. In de gemeentelijke beleving en planning is dat totale program- ma, gemiddeld genomen, veel meer naar voren in de tijd gedacht, met een afronding in de periode 2016-2025. Tot 2016 hebben enkele gemeenten voornemens die soms 100% hoger zijn dan de geprognosticeerde woningvraag en ook hoger dan in het verleden is gereali- seerd. Daarbij ware nog aan te tekenen dat enkele grootschalige voornemens en opties, wel opgenomen in Structuurvisies e.d., nog niet in de monitor zijn opgenomen: bijvoorbeeld Drachten-Zuid (2.000-4.000 woningen), Heerenveen-West (2.000), Joure-Noord (800) en het terrein Spaansen in Harlingen (600).

Woningtekort
Het Streekplan stelt dat in het woonbeleid het inlopen van het aanvangtekort nader moet worden uitgewerkt. Dat tekort lag in 2005 op 3.500 woningen (1,3%), maar is inmiddels aan- zienlijk lager: ruim 1.000 woningen (0,4%1).


1 Na administratieve correctie met 400 woningen. Notitie regionale woningbouwafspraken 4

Dit duidt, zoals beleidsmatig ook wordt nagestreefd, op het meer ontspannen raken van de woningmarkt. De relatief hoge woningproductie van de afgelopen jaren, gemiddeld 2.100 woningen netto, heeft daartoe bijgedragen.
Het woningtekort is regionaal scheef verdeeld. Hoog in de Zuidrand met een tekort van 2%, iets gunstiger in Noordoost en de A7-zone (tekort 0,7 resp. 0,8%). Daartegenover een over- schot van 1,5% in de regio IJsselmeerkust en evenwichtige cijfers in de Stadsregio en Noordwest (overschot 0,1 resp. 0,3%)

Leegstand
De leegstand van de voorraad is sinds 2004 opgelopen van 2% naar 2,8% in het jaar 2007. De toename met 0,8% vond in gelijke mate plaats in vrijwel alle regio's. Waar voorheen de- len van Fryslân, zoals de Stadsregio, opvielen met een relatief hogere leegstand, is het ver- schil tussen regio's thans minder groot. De leegstand varieert van rond de 3,5% (Stadsregio, Zuidrand, IJsselmeerkust), tot 2,9% Noordwest, 2,5% A7-zone tot 1,9% Noordoost. De veelal voor een goede doorstroming gewenst geachte `frictieleegstand' is 2%. De huidige leegstand van 2,8% komt overeen met de leegstand eind jaren '90. Dat percentage was toen reden voor veel discussie over de hoogte van bouwprogramma's. Destijds deed de leegstand zich vooral voor in de huursector. Op dit moment treedt leegstand ook in toenemende mate op in de koopsector.


2.6. Energieakkoord

Begin 2008 heeft de ondertekening plaatsgevonden van het Energieakkoord tussen het ka- binet en Noord Nederland. Dat akkoord is dit voorjaar mede ondertekend door gemeenten, woningbouwcorporaties en het georganiseerde bedrijfsleven. Het Energieakkoord bevat o.a. afspraken over de bebouwde omgeving en daarbinnen voor de nieuwbouw van woningen en herstructurering van de bestaande woningvoorraad. Die afspraken zullen in de context van de te maken nieuwe woningbouwafspraken betekenis moeten krijgen.

Notitie regionale woningbouwafspraken 5

Notitie regionale woningbouwafspraken 6


3. Proces regionale woningbouwafspraken


3.1. Agendering en overleg

Op basis van de nieuwe prognosecijfers, de in het Streekplan en in het Coalitieakkoord ge- kozen inzet van beleid en de kennis over de zeer hoge pijplijncapaciteit van woningbouw- plannen, is een proces gestart van ambtelijk en bestuurlijk overleg over de gewenste kwanti- tatieve en kwalitatieve woningbouwafspraken met de gemeenten, in regionaal verband. Van meet af aan is gecommuniceerd dat wij de kwantiteiten en de kwaliteiten onlosmakelijk aan elkaar verbinden. Het kwantitatieve programma is niet doelmatig als daarbinnen niet het juis- te, op de vraag afgestemde kwalitatieve programma voorop staat. Andersom zijn kwalitatieve afspraken alleen doelmatig als tegelijkertijd kwantitatieve afstemming plaatsvindt tussen re- gio's en tussen gemeenten binnen regio's.

In de periode juni-december 2007 is de problematiek geagendeerd. Met de betrokken ge- meenten in elk van de zes woningmarktregio's op het vaste land is de Friese en de specifie- ke regionale situatie in kaart gebracht en, zowel ambtelijk als bestuurlijk, besproken. De ge- meenten is in regionaal verband gevraagd om hun visie op de verwachte ontwikkelingen. Doel van de besprekingen was om allereerst een proces van herkenning op gang te brengen en vervolgens op regionaal/gemeentelijk niveau een programmatische vertaling te maken van regionale en gemeentelijke ambities naar een realistisch woningbouwprogramma tot
2016, gebaseerd op de recente prognoses en de woningmarktsituatie. In het najaar van 2007 zijn diverse informatie- en discussiebijeenkomsten gehouden voor enerzijds gemeenten en anderzijds marktpartijen, corporaties en andere betrokken organisa- ties bij het wonen, waar de prognoses van de woningbehoefte hoofdonderwerp van gesprek vormden.
Op 6 november 2007 is de definitieve `Prognose bevolking & woningbehoefte, trendvarianten
2007' in GS gepresenteerd. Op 13 december 2007 is de desbetreffende notitie in GS vast- gesteld.
Op 28 november 2007 vond de provinciale `Woondag' plaats, waar de kwalitatieve woning- behoefte (presentatie WOBOF 2007) en het aspect duurzame woningbouw centraal stonden. Ook sindsdien zij er door diverse parijen bijeenkomsten over demografische krimp georgani- seerd en zijn regelmatig perspublicaties verschenen.

Doel was oorspronkelijk om eind 2007 een basis te hebben voor afspraken, waarin:
- kwantitatieve plafonds voor regio's en gemeenten worden overeengekomen; en
- op hoofdlijnen richting is gegeven aan de kwalitatieve inzet van de programma's qua seg- ment, duurzaamheid en binnenstedelijk aandeel.
Spoedige besluitvorming is immers mede van belang om de voor woningbouw noodzakelijke planologische procedures voortvarend te kunnen doorlopen, op basis van gemeenschappe- lijk, door gemeenten en provincie gedragen uitgangspunten. Geconstateerd moest echter worden dat deze `agendafase', de uitwisseling van informatie met de verschillende betrokken partijen, ambtelijk en bestuurlijk, meer tijd nodig had. Door diverse gemeenten (en andere betrokken partijen) werden ontwikkelingen herkend, ook ge- geven de inmiddels landelijk gestarte discussie over de demografische ontwikkeling. Voor een deel van de gemeenten (en ook corporaties) waren de gepresenteerde gegevens echter nieuw of veelal minder positief dan de eigen beeldvorming tot dat moment. Een aantal gemeenten achtte het gewenst om de lokale uitwerking van het WOBOF 2007 te betrekken in de discussie over de kwantitatieve woningbouwopgave. Afhankelijk van de stand van zaken per regio/gemeente kan de uitslag hiervan tot de zomer 2008 duren. Ambte- lijk is er op gewezen dat het WOBOF geen basis biedt voor kwantitatieve woningbouwaf- spraken, maar slechts voor de kwalitatieve component daarbinnen.

Notitie regionale woningbouwafspraken 7

Vanaf januari 2008 is geprobeerd om van agendering van de problematiek te komen tot op- lossingen en afspraken. Er hebben nieuwe ambtelijke overlegronden met alle regio's plaats- gevonden.
Daarin is gemeenten verzocht om:

- na te gaan in hoeverre sprake is van gezamenlijke ambities,
- of afstemming van woningbouwprogramma's gewenst/ haalbaar is, en
- om de lopende en voorgenomen projecten kritisch te bezien op noodzaak, doelgroep, locatie en concurrentie binnen de regio.
Nadrukkelijk is gevraagd om doelstellingen over kwantiteit (regionale en gemeentelijke pro- gramma's, fasering) én kwaliteit (woningprogramma naar prijs en segment, doelstellingen duurzaam/energetisch bouwen en herstructurering/aandeel bestaand bebouwd gebied) in samenhang te formuleren.
Verzocht is om rond maart/april 2008 met samenhangende voorstellen te komen voor de regionale en gemeentelijke programmering naar kwantiteit en kwaliteit.


3.2. Stand van zaken na agendering en overleg

De inzet was in eerste instantie gericht op de signalering en agendering: de bewustwording, zowel ambtelijk als bestuurlijk, over de te verwachten daling van de bevolkingsgroei en op langere termijn, met regionaal faseverschil, afname van de bevolking. Agendering ook van de notie, zoals ook geadviseerd door diverse deskundigen en adviserende organen, dat juist in de situatie van minder groei en op langere termijn krimp, een vertaling naar een realistisch (regionaal afgestemd) woningbouwprogramma noodzakelijk is.

Bestuurlijke consequenties dienen zich in Fryslân aan in twee fasen: Tot 2016 is het woningbouwprogramma kwantitief nog redelijk van omvang, met jaarschijven van 1.800-2100 woningen. Dat ligt lager dan de pieken van eind/midden jaren '90 (o.a. jaarschijven met 3.000 woningen), maar niet ver van de productie van de afgelopen zeven jaar. Op basis van te hoge verwachtingen vanuit eerdere prognoses en afspraken (bestaan- de woningbouwrichtgetallen tot 2010) zit een overmaat aan plannen en projecten in de pijp- lijn, zowel `hard' als `zacht'. Geconstateerd is dat het naar verwachting per 1-1-2010 reste- rende, niet gebouwde programma dat tot 2010 ter beschikking stond (samen ca. 10.500 wo- ningen) uitgesmeerd zou kunnen worden tot 2016 en dat de tot 2016 vrij beschikbare extra woningbouwruimte zeer beperkt is. Die notie lag al in het Streekplan besloten, maar is nu, met de laatste prognose, verscherpt zichtbaar geworden. Dat betekent dat (zachte, maar soms ook harde) plannen zullen moeten doorschuiven, dan wel dat zachte plannen, na her- prioritering zullen moeten worden afgeblazen. In deze periode zal de aandacht kwalitatief moeten worden gericht op de bouw in de juiste segmenten, het weer op gang krijgen van de doorstroming, opdat het aanbod in de sociale kant van de markt afdoende is. Na 2016 moeten gemeenten bovendien rekening houden met verdere afname van de jaar- lijkse productie. De omslag van buitenstedelijk uitbreiden naar binnenstedelijk herstructure- ren en invullen, speerpunt van het provinciale beleid, moet juist in de komende 10 jaar priori- teit krijgen omdat de dure binnenstedelijke transformatie- en herstructureringsopgave na
2016, met lagere programma's (financieel) steeds moeilijker zal worden. Locaties voor uit- breiding bij steden en dorpen zullen in veel gevallen de laatste zijn, hetgeen hoge eisen stelt aan de kwalitatieve, landschappelijke afronding. Ook de grondverwerving zal vanuit dat per- spectief en in relatie tot de financiële consequenties, moeten worden bezien.

Die vertaling naar beleid en uitvoering is pijnlijk, zo realiseren wij ons, maar onvermijdelijk. Kwantitatieve ambities over woningbouw zullen naar beneden toe bijgesteld moeten worden ter voorkoming van bovenmatige concurrentie in de eigen regio, en ter voorkoming van na- delige ontwikkelingen in de eigen gemeente. Realisering van de in de pijplijn zittende harde en zachte plannen (39.000 woningen), in een te kort tijdsbestek, is niet alleen onverantwoord uit het oogpunt van volkshuisvesting (verkeerd aanbod, leegstand, regionaal overaanbod). Notitie regionale woningbouwafspraken 8

Voortijdige en overmatige grondverwerving ten behoeve van nieuwe stedelijke uitbreiding leidt op termijn ook tot financiële problemen. Ook leiden afspraken met ontwikkelaars op ba- sis van te ambitieuze verwachtingen op termijn tot grote juridische, financiële en daarmee bestuurlijke problemen. Daarvan zijn nu al signalen. Het niet reserveren van programma voor binnenstedelijke aanpassingen leidt op termijn tot onoplosbare stedelijke kwaliteitsproble- men.

De noodzakelijke omslag van denken heeft, naar onze waarneming, bij veel betrokkenen al plaatsgevonden, maar nog niet bij alle gemeenten. Een (klein) aantal gemeenten, c.q. regio's heeft nog het gevoel dat afname van woningvraag, c.q. op langere termijn bevolkingsdaling aan die regio/gemeente voorbij zal gaan. Wij zien wel een faseverschil tussen regio's, maar de neergaande trend is overal zichtbaar. Een gemeente/regio kan vanuit de filosofie `aanbod schept vraag' pogen meer marktvraag aan te boren, maar dat gaat onvermijdelijk ten koste van de buurgemeente/-regio. Daarin besloten ligt ook het verschil tussen het provinciale, overkoepelende belang en een eventueel zelfbelang van een individuele gemeente. Waar de problematiek wel wordt herkend en onderkend lijkt de discussie begrijpelijk en te- recht meer te verschuiven naar de knelpunten die naar voren komen bij een gewijzigde (en lastiger) woningbouwopgave. Gemeenten vinden het moeilijk om zelf nieuwe bestuurlijke en juridische afspraken te maken, waar dat nodig is met ontwikkelaars. Ook zijn tussen raden en colleges ambities vastgelegd, die om bijstelling vragen. Datzelfde geldt voor afspraken met dorpen, die soms meer zullen moeten worden getemporiseerd. Positief is dat wel gesprekken binnen regio's op gang zijn gekomen, waarin de problematiek ambtelijk en/of bestuurlijk is gesignaleerd en geagendeerd. Wij constateren echter ook dat na een jaar van overleg vanuit 5 van de 6 regio's nog geen begin van een voorstel is gefor- muleerd voor de kwantitatieve en kwalitatieve programma's. Een programmatische vertaling van de gewenste woningbouwopgave per regio binnen de door ons geschetste scenario's is tot op heden niet uitgewerkt. Verheugend is wel dat in enkele regio's de voorbereiding is ge- troffen voor een regionale woonvisie.

De situatie is als volgt:
In de regio Noord-Oost (NOFA-gemeenten) zijn ambtelijk en bestuurlijk stappen gezet om te komen tot een gemeenschappelijke woonvisie, kwantitatief en kwalitatief. Hoewel eerder beoogd, is pas recent opdracht gegeven aan een adviesbureau. De WOBOF-analyse zal mede een basis vormen voor de visie. De provincie wordt betrokken bij dit proces. Afronding rond de zomer, zoals eerder beoogd, ligt niet in de rede. Positief is dat de gemeenten ener- zijds te kennen geven, gezien de prognoses, terughoudend te willen zijn bij nieuwe initiatie- ven voor woningbouw. Achtkarspelen wil de aandacht meer op inbreidingslocaties richten, maar geeft ook aan alle oude `afspraken' met ontwikkelaars te willen uitvoeren en dus niet te willen faseren. Begrip bestaat voor de lagere verwachtingen, maar vooral vanuit Achtkarspe- len en Kollumerland wordt aangehikt tegen de vertaling daarvan naar de fasering van plan- nen en projecten. Die visie ligt in de rest van de regio gevoelig.

De regio Noord-West zag in eerste instantie niet veel in een gezamenlijk beleid, ook verwij- zend naar bestuurlijke gesprekken richting een andere bestuurlijke samenwerking (Middel- zeegemeenten). Afgesproken was dat Het Bildt en Ferwerderadeel enerzijds, en Harlingen en Franeker anderzijds, (ambtelijk) zouden overleggen over meerwaarde van regionale af- stemming voor woningbouw. Recent, bij brief van 2 juni 2008, heeft de regio bestuurlijk laten weten in te kunnen stemmen met een bouwopgave waarin het restprogramma dat tot 2010 beschikbaar was, wordt gefaseerd uitgevoerd tot 2016. Daarnaast zijn uitgangspunten ge- formuleerd aangaande leefbaarheid, herstructurering, die evenwel nog nader uitwerking be- hoeven. Nadere afspraken over duurzaamheid, kwaliteiten (prijs/segment) en aandeel bin- nenstedelijk bouwen zijn nog niet voorgelegd.

De Stadsregio heeft ambtelijk gesondeerd dat de middenvariant uitgangspunt zou mogen zijn, met daarnaast extra bouwruimte voor Leeuwarden. Bestuurlijk is nog niets geagendeerd Notitie regionale woningbouwafspraken 9

en afgerond. De gemeenten binnen de Stadsregio zien meerwaarde in voortzetting van de regionale afstemming. Uitwerking van het WOBOF vindt plaats voor de Stadsregio en voor gemeenten afzonderlijk. Verwachting was dat eind 1e kwartaal 2008 op gemeentelijk niveau inzicht zou bestaan in de (kwalitatieve) woningbouwopgave. De Stadsregio vroeg daarom tijd voor afronding van de woningbouwafspraken. Concrete voorstellen liggen nog niet voor. Wel is recent besloten een woningbouwregisseur aan te trekken, die het proces van regionale afspraken zal trekken. Rond de zomer is geen voorstel te verwachten.

De gemeenten in de A7-zone hebben, vanwege de omvang van de regio, eerst twee aan twee overleg gevoerd (per bundelingsgebied: Sneek-Wymbritseradiel, Heerenveen-Skarster- lân, Opsterland-Smallingerland), om meerwaarde en mogelijkheden voor afstemming in beeld te brengen. Ambtelijk is een (veelbelovend) concept voor een kwalitatief beleidskader voor de A7-woonregio neergelegd. Bestuurlijk heeft dat kader nog geen status. De stap naar een mede daaraan gekoppeld kwantitatief programma is vooralsnog niet gezet. Enkele ge- meenten wilden slechts kwalitatieve afspraken. Er lijkt sprake van een verschil qua ambities in plannen en projecten en de regionale prognosevarianten. Heel recent, bij brief van 1 juli jl. kondigen de gemeenten aan dat de colleges van de betrokken gemeenten naar elkaar de ambitie hebben uitgesproken om hun kwalitatieve ambities te vertalen in een regionale woonvisie, inclusief gezamenlijk woningbouwprogramma. In de komende periode start de voorbereiding daarvan. Een extern bureau wordt ingeschakeld. De gemeenten verwachten daarover aan het einde van het jaar met GS in overleg te kunnen treden.

De regio IJsselmeerkust heeft ambtelijk laten weten dat de colleges van de betrokken ge- meenten geen meerwaarde zien in gemeenschappelijke regionale afspraken, als de woning- bouwafspraken tot 2010 qua aantallen te bouwen woningen zouden moeten worden opge- rekt tot 2016. Gemeenten vinden het al lastig genoeg de eigen problemen op te lossen en menen elk in een divers woningaanbod te moeten voorzien. De gemeenten willen de eigen ambitie kunnen waarmaken. Ook het proces van samenwerking van gemeenten is volgens ambtelijke bron genoemd als belemmering voor het maken van regionale afspraken in dit onderlinge verband. Iedere gemeente afzonderlijk zal hierover een brief naar de provincie sturen. Begin juli was slechts een reactie van de gemeente Bolsward ontvangen. Daaruit blijkt dat die gemeente het programma tot 2010 in de praktijk tot en met 2013 wil uitvoeren. Met Gaasterlân-Sleat is begin 2008 bestuurlijk overleg gevoerd naar aanleiding van concrete bouwplannen. Daarin is de verwachting uitgesproken dat die gemeente haar programma tot
2010 kan uitvoeren tot en met 2013/2014.

De regio Zuidrand heeft enkele ambtelijke en bestuurlijke overlegrondes gehad. Zeer ver- heugend, omdat die regio in het begin van het proces geen meerwaarde zag in onderlinge afspraken. Het streven is om te komen tot een gezamenlijk gedragen ambitie, waarin met name de ligging aan de rand van de provincie en de aantrekkingskracht voor nieuwe inwo- ners van buiten de provincie aanknopingspunt is. Benadrukt worden ook de karakteristieke verschillen als woongemeenten. Er zal nader onderzoek naar verhuismotieven van vestigers worden opgezet. Vervolgens worden voorgenomen projecten geïnventariseerd t.b.v. herprio- ritering. Concrete voorstellen, kwantitatief en kwalitatief, liggen niet voor.


3.3. Provinciale verantwoordelijkheid

Na een jaar van veelvuldig overleg over de gewenste woningbouwopgave tot 2016 moet worden geconcludeerd dat in de meeste regio's nog slechts in beperkte mate onderling (be- stuurlijke) afstemming is gevonden over die gezamenlijke opgave en mogelijkheden voor afstemming van programma's. Enerzijds zou hierover, gezien het gevoerde proces en de op tafel liggende gezamenlijke problematiek, teleurstelling kunnen worden uitgesproken. Ander- zijds bestaat begrip voor het feit dat sprake is van een situatie waarin regio's en gemeenten tot soms erg pijnlijke keuzes moeten komen. Het is immers makkelijker om tot afspraken te Notitie regionale woningbouwafspraken 10

komen in een groeiscenario dan bij een neergaande trend. In dat licht kan respect worden betoond voor de regio Noordwest, waar wel een gezamenlijke basishouding is afgesproken.

Dit betekent dat ondanks de provinciale insteek om vanaf de start van dit traject regio's en gemeenten de ruimte te geven en initiatieven voor een realistische uitwerking meer op regio- naal/gemeentelijk niveau neer te leggen, een provinciale regierol noodzakelijk blijkt. Dit mede gelet op de factor tijd. De noodzakelijke slag van signalering en agendering door de provincie naar zelfsturing door de regio's en gemeenten blijft op dit moment nog achterwege. Door sommige gemeenten en andere partijen wordt ook expliciet gevraagd om regie. Wij achten het dan ook gewenst, als katalysator van het proces om te komen tot daadwerke- lijke afspraken, om thans, na een jaar van agendering en overleg, vanuit de provincie een voorstel aan elk van de regio's voor te leggen met een op het Streekplan gebaseerde door- vertaling van kwantitatief en kwalitatief woningbouwbeleid naar de regio. Daarmee wordt invulling gegeven aan de provinciale verantwoordelijkheid. Het voorstel zal dienen als basis voor verder overleg.
Onze verantwoordelijkheid in deze ligt besloten in de inhoudelijke kant van het ruimtelijke en woonbeleid, zoals in het Streekplan, in het Koersdocument en in de Uitvoeringsagenda Streekplan geformuleerd. Daarnaast willen wij, vanuit onze verantwoordelijkheid als financi- eel toezichthouder, mogelijke negatieve financiële effecten van een ondoelmatig woon- en grondverwervingbeleid bij gemeenten voorkomen.
Bovendien is het gewenst om actuele en heldere afspraken te hebben, als basis voor ont- wikkeling van (bestemmings-)plannen die wel noodzakelijk zijn, kwantitatief, maar vooral ook kwalitatief. Zo langzamerhand, medio 2008, moet planologisch duidelijkheid ontstaan over de woningbouwplanning voor de periode tot 2016. Daarbij zijn niet in de laatste plaats de ge- meenten gebaat.


3.4. Nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening

Wij wijzen in dit verband op de inwerkingtreding van de nieuwe Wro, per 1 juli 2008. Die wet gaat uit van duidelijkheid over planologische ruimte vooraf, in relatie tot provinciale belangen. Nieuwe woningbouwafspraken behoren daartoe. Voorkomen moet worden dat de provincie te vaak achteraf sanctionerend (zienswijze, reactieve aanwijzing) moet ingrijpen in woning- bouwplannen die (in samenhang) afbreuk doen aan de regionale verhoudingen. Nadat het een aantal jaren `rustig' is geweest moesten wij de afgelopen tijd een aantal keren goedkeu- ring onthouden aan bestemmingsplannen met een te grote woningbouwcapaciteit, die op voorhand niet zal kunnen passen in nieuwe afspraken tot 2016. Overigens lijkt daarvoor bij die betrokken gemeenten enig begrip te bestaan. Nieuwe afspraken moeten de noodzaak van dat soort van reactief ingrijpen evenwel voorkomen. Provinciale Staten hebben op 25 juni jl. besloten tot het laten opstellen en vaststellen van een provinciale RO-verordening. Woningbouw is daarbij in de statenbehandeling benoemd als één der mogelijke onderwerpen. In de voorbereiding van die verordening zal moeten worden bezien of en hoe dit gestalte moet krijgen, ook in het licht van de nu te maken af- spraken. Het nu voorliggende voorstel voor woningbouwafspraken is onderdeel van het tra- ject om tot gedragen afspraken met regio's en gemeenten te komen en past in de lijn van bestuurlijk maatwerk.
Notitie regionale woningbouwafspraken 11

Notitie regionale woningbouwafspraken 12

Voorstel voor afspraken: kwaliteit én kwantiteit


4.1. Kwantitatief provinciaal scenario: versterking binnenlandse migratie

In de notitie "Prognose Bevolking en Woningbehoefte, trendvarianten 2007" zijn drie trendva- rianten uitgewerkt, op basis van een verschillende aanname omtrent de binnenlandse migra- tie. Voorheen werd slechts één prognose als leidend gepresenteerd. Hiermee wordt per regio een bandbreedte gegeven waarbinnen naar de huidige doorgere- kende verwachting de woningbehoefte zal uitkomen. Per regio verschillen de uitkomsten per trendvariant. Hoofdoorzaken daarvan zijn de specifieke huishoudenopbouw en de binnen- landse migratie per regio.

Wij zijn van mening dat voor de provincie als geheel de trendvariant LOG-REG-GEM (de middenvariant, 15.600 woningen2, per jaar netto 1.950 woningen voor de periode 2008 t/m
2015) de meest verantwoorde en bestuurlijk meest realistische verwachting van de woning- vraag weergeeft. Enerzijds uitgaande van de te verwachten ontwikkelingen op de woning- markt c.q. de marktvraag. Anderzijds gelet op de provinciale ambitie om de bevolking op termijn niet te zeer te laten dalen. In deze trendvariant LOG-REG-GEM wordt er ­ conform CBS-verwachtingen - vanuit gegaan dat er enig herstel van de buitenlandse migratie zal plaatsvinden. Ook van een minder negatief en vanaf 2016 vrijwel neutraal saldo van binnen- landse migratie. Dat is ambitieus, omdat sinds 1980 in Fryslân sprake is van een aanzienlijk vertrekoverschot. Met de `pilots Landelijk Wonen', beogen wij specifieke woonmilieus aan te bieden waarmee overloop van mensen van buiten de provincie wordt gestimuleerd. Mede daarmee wordt een ombuiging beoogd. Ook wordt met dit scenario ingespeeld op de afspra- ken om de noordelijke economie aan te doen haken bij de landelijke groei, waarmee meer inwoners vast kunnen worden gehouden.

Wij menen dat de laagste prognose (GEM, ruim 14.000 woningen), gegeven de migratie- trends van de afgelopen 25 jaar, op zich niet zonder meer aan de kant kan worden gezet, als verwachting. Temeer daar de landelijke PRIMOS-prognose nog 2.000 woningen lager uit- pakt. Toepassing van die lage prognose geeft echter te weinig ruimte geeft voor de beschre- ven provinciale ambitie. In die variant zouden vier van de zes regio's regio's zelfs eerder toe- gekende bouwprogramma's moeten inleveren. Voor die bestuurlijke keuze, lijkend op de werkwijze die in de krimpregio Parkstad Limburg wordt gehanteerd zien wij op dit moment geen aanleiding. Die keuze zal bovendien op geen enkel bestuurlijk draagvlak in de regio's kunnen rekenen.
De hoogste variant (LOG-REG, ruim 17.000 woningen) is slechts denkbaar bij een veel ster- kere binnenlandse migratie dan nu reëel mag worden verondersteld. Wij wijzen er ook op dat de leegstand de afgelopen jaren is toegenomen van 2,0% naar 2,8%. Dat is gedeeltelijk een kwalitatief probleem, maar geeft wel een waarschuwing voor te hoge bouwprogramma's.


4.2. Kwantitatief planologisch plafond per regio: verantwoord ambitieus

Wij stellen voor om deze middenvariant niet letterlijk, als basis voor de planologische ruimte, per regio aan te houden. Wij willen met elke regio een maatwerkafspraak voor de planologi- sche ruimte, met een afgewogen ruimte voor regionale ambities, rekening houdend met de prognoses, de leegstand en het woningtekort.

In bijlage 1 is het voorstel per regio nader onderbouwd.


2 Wij hebben de prognosecijfers 2007 t/m 2015 geactualiseerd naar 2008 t/m 2015, op basis van de nettoproduc- tie in 2007. Tevens is voor de regio Noordoost een correctie gepleegd voor sluiting van het AZC-Kollum.

Notitie regionale woningbouwafspraken 13

In tabel A is het voorstel weergegeven. Effect van de voorgestelde aanpak is dat de optel- som van regionale afspraken over de planologische ruime uitkomt boven het verwachte vraagscenario voor Fryslân als geheel. Dat maakt, naar onze mening in verantwoorde mate, enige concurrentie mogelijk tussen (nabijgelegen) regio's.

Tabel A: Voorstel planologische ruimte woningbouw per regio 2008 t/m 2015 Regio Basisprogramma Extra ruimte Totaal Noordoost 1.279 373 1.652 Noordwest 1.454 277 1.731 Stadsregio 4.917 1.374 6.291 A7-zone 6.155 470 6.625 IJsselmeerkust 1.197 (t/m 2013) 1.197 Zuidrand 1.520 328 1.848 Wadden 357 357

Totaal Fryslân 16.879 2.822 19.701

De totale planologische ruimte in alle regio's samen komt in het voorstel op een basispro- gramma van (afgerond) 16.900 woningen en een extra ruimte van 2.800 woningen, samen ca. 19.700 woningen. Dat is maximaal 4.100 woningen meer dan de per saldo te verwachten netto woningvraag (15.600 woningen).
Van belang is dat het Streekplan stelt dat in het woonbeleid het inlopen van het aanvangte- kort nader moet worden uitgewerkt. Dat aanvangtekort is vanaf 2005 al van 3.500 woningen gedaald naar 1.000 woningen. Rekening houdend met het volledig inlopen van dat tekort (bij een toevoeging van 16.600 woningen) is de planologische ruimte maximaal 3.100 woningen hoger dan de te verwachten vraag.

Wij achten deze mate van extra planologische ruimte te verantwoorden:
- In bescheiden en volgens ons te verantwoorden mate maakt een overschrijding van dat verwachte programma concurrentie tussen nabijgelegen regio's mogelijk. Regio's zitten niet `op slot'.

- Landelijk, in het rijksbeleid wordt een extra planologische ruimte bepleit, teneinde stagna- tie in projecten te kunnen compenseren. Ook in de afgelopen jaren hebben wij in de prak- tijk ingestemd met een extra planologische ruimte in enkele grotere gemeenten, boven het richtgetal. De reële verwachting is dat niet alle projecten die planologisch mogelijk zijn ook daadwerkelijk worden uitgevoerd.

- Een deel (ca. 1/3e van de netto productie) zal binnenstedelijk moeten zijn (zie hierna): juist dat soort projecten heeft een lange adem, juist daarvoor is compenserende bouw- ruimte vaak noodzakelijk.

- Binnen een regio zal `de wal het schip soms keren'. De meest directe concurrentie speelt zich af binnen een gemeente/regio, marktpartijen stemmen uit ondernemersbelang / con- tinuïteit projecten op de reële regionale marktvraag af. Een aantal gemeenten is zich er inmiddels van bewust dat de ene locatie de andere beconcurreert. Deze gemeenten wer- ken in hun woonplan met een methodiek van prioritering.
- Een belangrijk deel van de extra planologische ruimte (bijna 1.400 woningen) ligt in Leeuwarden. Dat past binnen de Streekplandoelstelling en de bundelingsafspraken met VROM. Ook hier zal een bovengrens qua productie voortvloeien uit de werking van de markt, waarmee de gemeente rekening zal moeten houden.

Wij verwachten dat, met en ondanks deze grotere planologische ruimte, het totale gereali- seerde programma in Fryslân tot 2016 rond de 15.600 woningen zal komen te liggen, met een marge naar 16.600, afhankelijk van de mate waarin het woningtekort daadwerkelijk kan worden weggewerkt.
Notitie regionale woningbouwafspraken 14

Wij tekenen hierbij aan dat de planologische restruimte (richtgetallen tot 2010) per 1-1-2008 ca. 14.750 woningen bedraagt. Uitgaande van een toevoeging van netto ca. 4.250 woningen in 2008/2009 is de overreservering in 2010 dus ca. 10.500 woningen. Met de nieuwe afspra- ken wordt die restruimte in 2016 aanzienlijk teruggebracht, naar (afgerond) 3.000-4.000 wo- ningen. Wij zien dat als een belangrijke bestuurlijke winst, anticiperend op de periode na
2016, waarin verdere daling van programma's aan de orde zal zijn.


4.3. Verdeling over gemeenten binnen een regio

Wij geven per regio een indicatie met een bandbreedte van een mogelijke verdeling van de regionale cijfers (basisprogramma) over de betrokken gemeenten. Zie bijlage 2.

Gewerkt is met twee mogelijke verdelingsmethodes.
In methode A wordt het totale (basis)programma dat per regio beschikbaar is over de perio- de 2008 t/m 2015 verdeeld over de gemeenten. Verdeling vindt plaats op basis van het ge- meentelijke aandeel in de regio, aangepast aan de in het Streekpan opgenomen beleidsma- tige uitgangspunt van bundeling en concentratie (beleidsmatige + of -). Aan de gemeenten met een stedelijk centrum in elke regio is indicatief een iets hoger aandeel dan evenredig toegekend, de overige gemeenten een iets lager aandeel dan evenredig. In methode B wordt het programma dat per regio kan worden toegevoegd aan het resteren- de richtgetal 2008/2009 verdeeld over de gemeenten, op basis van datzelfde percentage. Hiermee is een programmatische orde van grootte in beeld gebracht. De definitieve verdeling van het basisprogramma over de gemeenten in elke regio wordt aan de betrokken regioge- meenten overgelaten.
De inzet van de extra ruimte is in de bijlage, per regio beschreven.


4.4. Kwalitatieve afspraken: omslag naar inbreiding, betaalbaar en duurzaam

Zoals gezegd willen wij de kwantitatieve programmering onlosmakelijk koppelen aan de kwa- litatieve programma's. In het programma willen wij de kwalitatieve ankers als volgt zichtbaar zien worden.

Aandeel inbreiding:
Op grond van het Streekplan wordt er naar gestreefd dat 30 tot 40% van de netto woning- toename in bestaand bebouwd gebied wordt gerealiseerd. Wij zetten hierbij voor de stedelijke centra in op 30%, omdat de bebouwingsdichtheid hier al relatief hoog is en de woningbouwopgave aanzienlijk is. Voor de regionale centra en de klei- ne kernen ligt de ambitie op 40%. Hier zijn meerdere passende woningbouwmogelijkheden, aansluitend bij de plaatselijke woningbehoefte en de ruimtelijke karakteristiek, in het be- staande bebouwde gebied te vinden.
Duidelijk moet zijn dat dit streven niet gepaard kan gaan met het opofferen van elk stuk ste- delijk groen. Gelet op de leefbaarheid en kwaliteit van de woonmilieus zal het omzetten van structureel groen (parken, sportvelden) slechts beperkt mogelijk zijn. In een ruimtelijke structuurvisie en in een actueel woonplan (thematische structuurvisie nieuwe Wro) mag een passende vertaling van dit uitgangspunt worden verwacht.

In het voorstel voor kwantitatieve plafonds is per regio een specifieke `extra ruimte' geformu- leerd. Die extra ruimte zal volledig moeten worden ingezet op herstructurering en binnenste- delijk bouwen.

Voldoende betaalbare woningen, geschikt voor senioren en starters Wij vinden dat er binnen, maar zeker ook buiten de stedelijke bundelingsgebieden, voldoen- de aandacht moet zijn voor de realisering van voldoende betaalbare en levensloopbestendi- Notitie regionale woningbouwafspraken 15

ge woningen in het goedkope en betaalbare prijssegment. Dit zowel in de huur- als de koop- sector (Streekplan, blz. 48, 49). De regionale en lokale resultaten van het WOBOF 2007 kunnen samen met de expertise van de in de regio en gemeenten werkzame corporaties een goede basis vormen voor de programmering en formulering van de benodigde basisvoorraad voor de doelgroep.
Woningbouwplannen voor andere doelgroepen of in andere prijssegmenten zijn aanvaard- baar als en voor zover is aangetoond dat het woningaanbod in de gemeente (regio) voor senioren en/of starters voldoende is, dan wel op zeer korte termijn gerealiseerd zal worden. Een nieuw woonplan zien wij hiervoor als het gewenste afweging- en beleidskader.

Duurzame woningbouw
Naar verwachting zullen de huidige energielasten steeds verder gaan stijgen en daarmee een steeds groter aandeel in de huishoudenuitgaven gaan vormen. Er zijn nu al huishoudens waar de voor wie de woonlasten voor meer dan de helft uit energielasten bestaan. Mede omdat een fors deel van de Friese huishoudens is aangewezen op een woning in het betaal- bare prijssegment (huur en koop), is het van groot belang te investeren in duurzame woning- bouw, zowel in nieuwbouw als bij herstructurering van woningen. De vele initiatieven op dit gebied voor duurzame woningbouw onderschrijven dit, en vormen naar onze mening zeer welkome perspectieven voor een duurzame woningmarkt. Een verdere uitwerking op lokaal niveau van het Energieakkoord Noord-Nederland is nood- zakelijk. Ook Provinciale Staten hebben dit recent onderschreven (februari 2008). Vanuit dat akkoord, ondertekend door vrijwel alle Friese gemeenten, mag er vanuit worden gegaan dat gemeenten in voorgenomen woningbouwprojecten de volgende uitgangspunten hanteren:
1) Aangescherpte energiebesparingnormen bij gebouwen (woningbouw en utiliteitsbouw). Het betreft onder meer een aanscherping van de EPC van 0,8 (Bouwbesluit) naar 0,5 in
2008 en 0,3 in 2011. Energielabel(index) in bestaande bouw verbeteren met 2 stappen.
2) Een programmatische benadering van de geledingen in de bouwketen, gebruikmakend van innovatieve (financiering)concepten, uitrol van de Wonen++campagne, CV- optimalisatie, toepassing van HRe-ketels, micro-warmtekrachtkoppeling, etc.. Uitvoering van dit pakket zal o.a. moeten plaatsvinden via de bij de bouw betrokken corpora- ties en ontwikkelaars. De strategie waarmee met deze partijen de gewenste doelstellingen worden uitgevoerd zal deel moeten uitmaken van het woonplan. De doelstellingen zijn gefaseerd. Voor een deel van de harde plannen bestaan al exploitatie- afspraken. Duidelijk gemaakt zal moeten worden in hoeverre geprobeerd is lopende contrac- ten met ontwikkelpartijen open te breken ten behoeve van de aangescherpte doelstelling. Daar zijn intussen interessante voorbeelden van bekend. Een gezamenlijke strategie van de regio zal tot een beter onderhandelingsresultaat leiden.


4.5. Variant: extra ruimte voor binnenstedelijk bouwen zonder planologisch plafond

De ervaring met de eerder in het provinciale woonbeleid ingezette `knelpuntenpot voor her- structurering' (Nota Wenjen) en de `oppluspot sociale woningbouw' (Nota Wenjen 2000+) zijn redelijk positief, om specifiek kwalitatieve doelstellingen te ondersteunen. Daarmee wordt ook specifiek een koppeling gelegd tussen kwantiteiten en kwaliteiten. Gezocht is naar mogelijkheden om een dergelijke koppeling ook nu te leggen, met het oog op extra dynamiek. In een programma dat eerder getypeerd kan worden als verdeling van de schaarste dan als verdeling van de groei (zoals destijds verondersteld werd) is een dergelijke koppeling niet gemakkelijk te vinden. Nieuwe kwalitatieve potten, zoals voorheen, kunnen per saldo eigenlijk alleen als eerst reguliere programmaruimte wordt teruggenomen van ge- meenten. Dat lijkt bestuurlijk onhaalbaar.
Uitgangspunt is bovendien dat de hier voor benoemde kwalitatieve voorwaarden betrekking hebben op het gehele reguliere programma.
Dat geldt voor het aandeel sociale woningbouw, waarvoor in het reguliere programma vol- doende ruimte moet zitten. Het `belonen' van extra projecten sociale woningbouw is niet Notitie regionale woningbouwafspraken 16

doelmatig als daarmee een te groot aanbod in dat segment ontstaat. Dat laat onverlet dat in de bestuurlijke praktijk wel eens aan een extra sociaal project kan worden meegewerkt, van- uit voortschrijdend inzicht. Aanleiding voor een standaard extra `beloning' zien wij niet. Datzelfde geldt voor de prestaties in duurzaam bouwen, die worden gevraagd voor het hele programma.

Wél mogelijk is het bevorderen van het binnenstedelijk bouwen (transformatie en herstructu- rering). Uit het overleg met de regio's is gebleken dat bij een aantal gemeenten belangstel- ling bestaat om binnenstedelijk `plafondloos' te kunnen bouwen. Die variant achten wij als volgt denkbaar.
Op basis van het regioplafond worden gemeentelijke programmacijfers afgesproken. Daar- van is 60-70% maximaal beschikbaar voor buitenstedelijke uitbreiding. Afspraak zou kunnen zijn dat gemeenten dat buitenstedelijke programmaplafond aanhouden, maar binnenstedelijk de ruimte krijgen om desgewenst meer dan het complementaire deel van 30-40% te bouwen. Wij willen deze variant aan de regio's in overweging geven, ter bevordering van het binnen- stedelijke bouwen. In dat geval komt die variant in de plaats van de extra bouwruimte die aan de regio's Noordoost, Noordwest, A7-zone en Zuidrand is voorgesteld, specifiek gericht op het oplossen van knelpunten in de herstructurering en binnenstedelijke transformatie. Ook ons voorstel voor de versnelde uitvoering van het programma in de regio IJsselmeerkust wordt dan ingeruild voor deze variant.

Theoretisch kan hierdoor een grote extra bouwplancapaciteit ontstaan, zeker daar waar gro- te inbreidingslocaties beschikbaar zijn. In de praktijk zal dat meevallen, omdat de realisatie van binnenstedelijke projecten complex is. Zoals eerder vermeld beconcurreren projecten binnen- en buitenstedelijk bouwen in één gemeente in eerste instantie elkaar. De ervaring leert ook dat binnenstedelijke projecten minder regionaal concurrerend zijn dan de uitlegloca- ties. Daar waar extra productie plaatsvindt draagt dat wel direct bij aan de oplossing van de stedelijke problematiek.


4.6. Monitoring

Duidelijk zal zijn dat de te maken afspraken, net als voorheen, periodiek herijkt zullen moe- ten worden. Enerzijds om zonodig in te kunnen spelen op ontwikkelingen die leiden tot een hogere woningvraag, met name als sprake zou zijn van een gunstiger lijn in de binnenlandse migratie, waar onder meer de pilots landelijk wonen op gericht zijn. Anderzijds om program- ma's aan te passen aan een dalende marktvraag, indien blijkt dat de ambities en verwach- tingen inzake de migratie (herstel buitenlandse migratie en aantrekken binnenlandse migra- tie) toch lager uitkomen dan nu volgens het middenscenario verwacht. Aanpassing van programma's naar boven is altijd makkelijker dan bijstelling naar beneden. De nu ontstane impasse in het overleg over de nieuwe afspraken komt juist mede voort uit de consequentie dat gemeenten hun te hoge programma's moeten faseren in de tijd. Wij menen dat die situatie in de toekomst moet worden vermeden, ook door een zorgvuldige fasering van bouwplannen en grondverwerving binnen de gemeente en de regio. Wij stellen ons voor om jaarlijks te meten hoe bevolking en woningbehoefte zich ontwikkelen en tweejaarlijks (met als eerste ijkmoment 2010) het programma en zonodig het beleid tegen het licht te houden.

Notitie regionale woningbouwafspraken 17

Notitie Regionale woningbouwafspraken:
Bijlage 1: voorstel voor regionaal maatwerk

In navolgende tabel zijn voor de provincie en voor elke regio, bij elk van de drie trendvarian- ten, weergegeven:

- De geprognosticeerde ruimte 2008 t/m 2015, afgeleid van de prognose 2007 t/m 2015 1, bijgewerkt op basis van de netto productie over het jaar 2007 2.
- De daarvan afgeleide netto bouwruimte per jaar.
- Het huidige restrichtgetal (2008 t/m 2009).
- De `vrij beschikbare ruimte' (uitbreidingsruimte) boven het restrichtgetal. De in de laatste kolom weergegeven uitbreidingsruimte is gebaseerd op de aanname dat per
1 januari 2010 alle woningen uit de restrichtgetallen gerealiseerd zullen zijn. Dit zal bij vrijwel geen enkele gemeente het geval zijn. De nog niet gerealiseerde aantallen woningen van het restrichtgetal 2008 t/m 2009 kunnen worden opgeteld bij de weergegeven uitbreidingsruimte voor de periode daarna.

Tabel: Uitbreidingsruimte op basis van trendvarianten, per regio Trendvarianten Prognose Ruimte Restrichtgetal Uitbreidingsruimte per regio 2008 t/m 2015 per jaar 2008 t/m 2009 2010 t/m 2015 Provincie
GEM 14.135 1.767 14.777 - 642 LOG-REG-GEM 15.608 1.951 14.777 831 LOG-REG 17.212 2.152 14.777 2.435 Stadsregio
GEM 3.240 405 4.793 -1.553 LOG-REG-GEM 4.917 615 4.793 124 LOG-REG 6.291 786 4.793 1.498 A7-zone
GEM 6.155 769 4.757 1.398 LOG-REG-GEM 5.948 743 4.757 1.191 LOG-REG 5.875 734 4.757 1.118 Zuidrand
GEM 2.177 272 993 1.184 LOG-REG-GEM 1.520 190 993 527 LOG-REG 1.086 136 993 93 IJsselmeerkust
GEM 695 87 1.197 - 502 LOG-REG-GEM 541 77 1.197 - 656 LOG-REG 454 57 1.197 - 743 Noordoost*
GEM 746 93 1.226 - 480 LOG-REG-GEM 1.279 160 1.226 53 LOG-REG 1.652 207 1.226 426 Noordwest
GEM 1.147 143 1.454 - 307 LOG-REG-GEM 1.375 172 1.454 - 79 LOG-REG 1.731 216 1.454 277 Wadden
GEM - 25 - 3 357 - 382 LOG-REG-GEM 28 4 357 - 329 LOG-REG 123 15 357 - 234


1 Zie de Prognose Bevolking & Woningbehoefte, Trendvarianten 2007, GS december 2007
2 Prognose Noordoost (binnenlandse migratie) aangepast aan correctie sluiting AZC-Kollum

Voorstel per regio
Noordoost
Als basis van het programma stellen wij voor om de middenvariant LOG-REG-GEM aan te houden. Die variant ligt met 1.279 woningen iets boven het restrichtgetal van 1.226 wonin- gen tot 2010.
Omdat de trend de laatste jaren iets gunstiger is dan voorheen is het aanvaardbaar om de regio iets meer ruimte te bieden. De regio krijgt de ruimte om in een periode van lagere groei specifieke knelpunten in de herstructurering en binnenstedelijke transformatie weg te werken met een extra programma van 373 woningen, tot aan het maximum van de hoogste variant (1.652 woningen). De inzet van dat deelprogramma zal gefaseerd moeten zijn, maar wordt aan de verantwoordelijkheid van de samenwerkende gemeenten gelaten. Uitgangspunt moet zijn een herprioritering van plannen en projecten, een goede fasering en voorzichtige grondverwerving, met goede monitoring van effecten. Op grond van de gemaakt afspraken over de centrale As kan Dantumadeel bovendien 150 woningen extra bouwen.
Met deze inzet kan de regio het aandeel binnen Fryslân conform de Streekplanindicatie van
10,5% waarmaken. Bij realisatie van het totale programma zou ongeveer 10,6% van de ver- wachte Friese groei (15.608 woningen LOG-REG-GEM) worden gerealiseerd, nog afgezien van genoemde extra ruimte in Dantumadeel.
Met de beoogde extra inzet kan ook in het bundelingsgebied Dokkum het indicatieve Streek- plan streefcijfer van 3,3% van de Friese groei worden gehaald.

Noordwest
Als basis van het programma stellen wij voor de middenvariant LOG-REG-GEM aan te hou- den. Omdat die variant voor de regio lager uitkomt dan het restrichtgetal, wordt het restricht- getal als uitgangspunt gehanteerd, overeenkomstig het voorstel van de regio zelf (1.454 wo- ningen).
Omdat de trend de laatste jaren gunstiger is dan voorheen is het aanvaardbaar om de regio iets meer ruimte te bieden. De regio krijgt, net als Noordoost, de ruimte om in een periode van lagere groei toch specifieke knelpunten in de herstructurering en binnenstedelijke trans- formatie weg te werken, met een extra programma van 277 woningen, tot aan het maximum van de hoogste variant LOG-REG (1.731 woningen). De inzet van dat deelprogramma zal gefaseerd moeten zijn, maar wordt aan de verantwoordelijkheid van de samenwerkende gemeenten gelaten.
Uitgangspunt moet zijn een herprioritering van plannen en projecten, een goede fasering en voorzichtige grondverwerving, met goede monitoring van effecten. Met deze hogere inzet kan de regio haar positie en aandeel binnen Fryslân behouden of zelfs nog iets versterken ten opzichte van de Streekplanindicatie. Met realisatie van het pro- gramma kan ongeveer 9-11% van de verwachte Friese groei worden gerealiseerd, ten op- zichte van het streefaandeel van 7,5% en huidig aandeel van 8,5%. Het bundelingsgebied binnen deze regio, Harlingen-Franeker, kan zijn indicatieve Streekplan streefcijfer van minimaal 4,8% halen, als het maximum programma wordt gerealiseerd.

Stadsregio Leeuwarden
De trend van de laatste jaren is, met name vanwege de hoge productie in Leeuwarden, gun- stig. Die trend kan als (taakstellende) ambitie nagestreefd worden, maar dan wel, conform het bundelingprincipe, primair gericht op Leeuwarden. Voor de regio als geheel vinden wij het reëel om de middenvariant LOG-REG-GEM aan te houden (4.917 woningen), maar Leeuwarden wordt extra ruimte geboden (1.374) woningen tot aan de hoogte van de variant LOG-REG (6.291 woningen).
Dat betekent voor de overige gemeenten, behalve voor Tytsjerksteradiel, dat het restrichtge- tal tot 2010 ongeveer voldoende is tot 2016.
Op grond van de gemaakte afspraken over de Centrale As kan Tytsjerksteradiel bovendien
150 woningen extra bouwen.
Bijlage 1 bij Notitie Regionale woningbouwafspraken 2

De regio heeft ruimte voor onderlinge verschuiving en afstemming, teneinde knelpunten weg te werken. Dat kan aan de verantwoordelijkheid van de samenwerkende gemeenten worden gelaten, maar de + op Leeuwarden kan niet fundamenteel worden herverdeeld.

De Stadsregio zou met realisatie van dit volledige programma - nog afgezien van het extra programma in Tytsjerksteradiel - ruim 40% van de verwachte Friese productie voor zijn reke- ning nemen.
De bundelingsdoelstelling uit het Streekplan, minimaal 19,2 % voor het bundelingsgebied Leeuwarden wordt ruimschoots mogelijk, met een mogelijk aandeel van ruim 25%.

A7-zone
Voor de A7-regio vinden wij het reëel om als basis de hoogste variant GEM aan te houden (6.155 woningen), hoewel de trend is dat het aandeel in de groei van Fryslân licht afneemt. De marge tussen de hoogste en laagste variant is echter gering, slechts 280 woningen. Met deze basisinzet zou de regio haar positie en aandeel binnen Fryslân al iets kunnen ver- sterken ten opzichte van de Streekplanindicatie. Met realisatie van het totale programma kan
39,5% van de verwachte Friese groei (15.608 woningen) worden gerealiseerd, ten opzichte van het streefaandeel van 36,5% en huidig aandeel van 31,5%. De ambitie van de regio is wellicht nog groter. In de prestaties van de afgelopen jaren zien wij evenwel geen aanleiding voor verhoging van het programma: het restrichtgetal van de regio is naar verhouding bijna even hoog als dat van de Stadsregio. Ook nam de leegstand in de regio evenzeer toe als provinciaal.
Aanleiding voor verhoging van het programma kan wél liggen in het woningtekort. Dat tekort is de laatste jaren, ondanks de niet erg hoge productie al aanzienlijk afgenomen naar 0,8% en zou met het voorgestelde basisprogramma nog verder dalen naar ca 0,5%. Dat percenta- ge ligt onder het landelijke streefgemiddelde van 1,5% en is voor een regio met iets meer druk op de woningmarkt dan elders in Fryslân, niet hoog. Desondanks stellen wij voor om planologisch ruimte te bieden om dat tekort versneld in te lopen, mede als stimulans voor economische groei. Dat wordt bereikt met een verhoging van het programma met 470 wo- ningen tot 6.625 woningen. Deze toevoeging zal dan wel gericht moeten zijn op het oplossen van knelpunten in de herstructurering en binnenstedelijke transformatie. De inzet daarvan wordt aan de samenwerkende gemeenten overgelaten.
Hiermee kan op verantwoorde wijze aan de hogere A7-ambitie tegemoet worden gekomen. Als die planologische ruimte geheel wordt gerealiseerd, zou de regio een aandeel van 42,5% in de verwachte Friese groei kunnen behalen, ruim boven de streekplanindicatie van 36,5%. De bundelingsgebieden Heerenveen-Joure, Drachten en Sneek komen dan met 12,1%,13% en 9,7% uit boven de (maximale) streekplanindicaties (resp. max. 12%, 12% en 9,5%).

IJsselmeerkust
Voor deze regio liggen alle varianten (hoogste variant 695 woningen) lager dan de tot en met
2009 overeengekomen restrichtgetallen (1.197 woningen), zelfs met een naar beneden ge- richte trend. Er zit een groot contrast tussen de perceptie op deze regio, als zeer interessant gebied voor vestiging van nieuwkomers, en de werkelijke demografische ontwikkeling en migratiepatronen, de hoge leegstand en het overschot aan woningen in plaats van tekort. Gelet op gemaakte bestuurlijke en projectafspraken is het terugnemen van richtgetallen be- stuurlijk niet reëel. Ons uitgangspunt is in eerste instantie het doorschuiven van de bestaan- de richtgetallen.
In bestuurlijk overleg met Gaasterlân-Sleat is een variant besproken waarin de planologische ruimte van het restrichtgetal niet tot 2016, maar tot 2013/2014 kan worden benut. Die variant vloeit mede voort uit het overeengekomen flankerend beleid ter oplossing van de financiële problematiek in de gemeente. Met die programmaruimte kan de gemeente proberen de ver- onderstelde potentie voor vestiging van buiten Fryslân toch waar te maken. De gemeente Bolsward geeft een zelfde beeld van haar programmering. Bijlage 1 bij Notitie Regionale woningbouwafspraken 3

Gegeven de wens tot regionale afspraken vinden wij het consequent om die variant ook te hanteren voor het afspraakkader met de andere gemeenten in de regio. Uitgangspunt moet zijn een herprioritering van plannen en projecten, een goede fasering en voorzichtige grondverwerving, met goede monitoring van effecten. Met deze planologische ruimte zou de regio haar positie en aandeel (thans 6,6%, Streek- planindicatie 7%) binnen Fryslân kunnen handhaven en mogelijk nog iets versterken.

Zuidrand
De marges tussen de drie varianten zijn in deze regio erg groot, met een dalende trendlijn. Als basis lijkt ons het middenscenario LOG-REG-GEM, 1.520 woningen, het meest verant- woord.
Signalen over leegstand (relatief hoog met 3,5%) en woningtekort (ook erg hoog, 2%) zijn echter tegenstrijdig. De regio mikt ambitieus op kansen voor instroom van buiten Friesland. Gelet op die potentiële kansen, die gelet op ervaringen uit het verleden in deze regio inder- daad iets hoger zijn dan elders in de provincie en gelet op het te hoge woningtekort is er aanleiding voor enige extra planologische ruimte. Voorgesteld wordt ophoging van het pro- gramma tot het gemiddelde van LOG-REG-GEM en GEM met 328 woningen, tot 1.848 wo- ningen. Deze `plus' zal gefaseerd kunnen worden ingezet en specifiek gericht moeten zijn op het oplossen van specifieke knelpunten in het herstructureren en binnenstedelijk bouwen, met een stevig aandeel sociale huur en koop. Verhoging van leegstand moet immers worden voorkomen. Met deze toevoeging kan ook het woningtekort worden teruggebracht tot onder de 1%.
Met deze inzet kan de regio een aandeel halen van 9,7-11,8% binnen de verwachte Friese groei, een behoorlijke ambitie gelet op het huidige aandeel binnen Fryslân (10%) en het streefcijfer uit het Streekplan (9%).

Eilanden
Met de eilanden worden conform het Streekplan afzonderlijke maatwerkafspraken gemaakt, afgeleid van restrichtgetal (357 woningen) en de specifiek te beoordelen eilandsituatie.

Bijlage 1 bij Notitie Regionale woningbouwafspraken 4

BIJLAGE 2 Verdeling basisprogramma Noordoost

Groei Restant Ruwe Gemeentelijke verdeling woning- richtgetal Woning- Aandeel beleids- planologische bouwruimte voorraad 2008 en voorraad in regio matige
2008-2016
2007 * 2009 01-01-2007 + of - Methode A Methode B

Achtkarspelen 86 418 11.303 32,9% 32,7% 418 435 Dantumadeel 8 222 7.605 22,1% 21,8% 279 234 Dongeradeel 86 394 10.207 29,7% 30,5% 390 410 Kollumerland c.a. 36 192 5.289 15,4% 15,0% 192 200 Noordoost 216 1.226 34.404 1.279 1.279


* exclusief administratieve correcties van het CBS.

Stapsgewijze uitleg Methode A en B

Bepaal prognose toename van de woningbehoefte in regio Noordoost voor de periode Stap 1 1.495 wo.
2007-2016 (volgens Prognose-variant LOG-REG GEM): Stap 2 Trek hier de netto groei van de woningvoorraad in 2007 in de regio Noordoost vanaf - 216 wo. = 1.279 wo. Achtkarspelen 32,9% Neem de gemeentelijke aandelen in de regionale woningvoorraad Dantumadeel 22,1% Stap 3 (peildatum 1-1-2007) Dongeradeel 29,7% Kollumerland c.a. 15,4% Achtkarspelen 32,7% Stel de gemeentelijke aandelen zo nodig beleidsmatig bij op basis van bundeling- en Dantumadeel 21,8% Stap 4 concentratiedoelstellingen uit het Streekplan. Dongeradeel 30,5% Kollumerland c.a. 15,0%

Vervolg Methode A Vervolg Methode B Vermenigvuldig Achtkarspelen 418 wo. Neem het restant Achtkarspelen 418 wo. de uitkomst Dantumadeel 279 wo. richtgetal voor Dantumadeel 222 wo. Stap 5 van stap 2 met Stap 5 Dongeradeel 390 wo. 2008/2009 per Dongeradeel 394 wo. de waarden Kollumerland c.a. 192 wo. gemeente Kollumerland c.a. 192 wo. van stap 4
Trek het totaal Rode cijfers duiden op een uitkomst lager dan van stap 5 af van Stap 6 1.279 - 1.226 = 53 wo. het huidige restant richtgetal voor 2008-2009 de uitkomst van stap 2 Vermenigvuldig Achtkarspelen 17 wo. de waarden van Dantumadeel 12 wo. Stap 7 stap 4 met de Dongeradeel 16 wo. uitkomst van Kollumerland c.a. 8 wo. stap 6 Tel de uitkomst Achtkarspelen 435 wo. van stap 7 op bij Dantumadeel 237 wo. Stap 8 de waarden van Dongeradeel 410 wo. stap 5 Kollumerland c.a. 200 wo.

BIJLAGE 2 Verdeling basisprogramma Noordwest

Groei Restant Ruwe Gemeentelijke verdeling woning- richtgetal Woning- Aandeel beleids- planologische bouwruimte voorraad 2008 en voorraad in regio matige
2008-2016
2007 * 2009 01-01-2007 + of - Methode A Methode B

Het Bildt 55* 158 4.539 19,0% 18,5% 254 144 Ferwerderadiel 16 22 3.692 15,4% 15,0% 206 10 Franekeradeel 67 660 8.867 37,0% 37,5% 516 630 Harlingen 88 614 6.836 28,6% 29,0% 399 591 Noordwest 226 1.454 23.934 1.375 1.375


* exclusief administratieve correcties van het CBS.
** Het Bildt heeft in 2007 onbedoeld 5 woningen gereed gemeld bij het CBS. Dit hadden er 55 moeten zijn. We rekenen derhalve met 55.

Stapsgewijze uitleg Methode A en B

Bepaal prognose toename van de woningbehoefte in regio Noordwest voor de periode Stap 1 1. 601 wo.
2007-2016 (volgens Prognose-variant LOG-REG GEM): Stap 2 Trek hier de netto groei van de woningvoorraad in 2007 in de regio Noordwest vanaf - 226 wo. = 1.375 wo. Het Bildt 19,0% Neem de gemeentelijke aandelen in de regionale woningvoorraad Ferwerderadiel 15,4% Stap 3 (peildatum 1-1-2007) Franekeradeel 37,0% Harlingen 28,6% Het Bildt 18,5% Stel de gemeentelijke aandelen zo nodig beleidsmatig bij op basis van bundeling- en Ferwerderadiel 15,0% Stap 4 concentratiedoelstellingen uit het Streekplan. Franekeradeel 37,5% Harlingen 29,0%

Vervolg Methode A Vervolg Methode B Vermenigvuldig Het Bildt 254 wo. Neem het restant Het Bildt 158 wo. de uitkomst Ferwerderadiel 206 wo. richtgetal voor Ferwerderadiel 22 wo. Stap 5 van stap 2 met Stap 5 Franekeradeel 516 wo. 2008/2009 per Franekeradeel 660 wo. de waarden Harlingen 399 wo. gemeente Harlingen 614 wo. van stap 4
Trek het totaal Rode cijfers duiden op een uitkomst lager dan van stap 5 af van Stap 6 1.375 - 1.454 = - 79 wo. het huidige restant richtgetal voor 2008-2009 de uitkomst van stap 2 Vermenigvuldig Het Bildt -14 wo. de waarden van Ferwerderadiel -12 wo. Stap 7 stap 4 met de Franekeradeel -30 wo. uitkomst van Harlingen -23 wo. stap 6 Tel de uitkomst Het Bildt 144 wo. van stap 7 op bij Ferwerderadiel 10 wo. Stap 8 de waarden van Franekeradeel 630 wo. stap 5 Harlingen 591 wo.

BIJLAGE 2 Verdeling basisprogramma Stadsregio

Groei Restant Ruwe Gemeentelijke verdeling woning- richtgetal Woning- Aandeel beleids- planologische bouwruimte voorraad 2008 en voorraad in regio matige
2008-2016
2007 * 2009 01-01-2007 + of - Methode A Methode B

Boarnsterhim 89* 575 8.057 10,1% 9,5% 467 587 Leeuwarden 653 2.606 44.865 56,1% 58,5% 2.876 (+1.374) 2.679 (+1.374) Leeuwarderadeel 44 240 4.101 5,1% 5,0% 246 246 Littenseradiel 34 348 4.319 5,4% 5,0% 246 354 Menaldumadeel 43 366 5.691 7,1% 6,5% 320 374 Tytsjerksteradiel 95 658 12.950 16,2% 15,5% 762 677 Stadsregio 958 4.793 79.983 4.917 (+1.374) 4.917 (+1.374)


* exclusief administratieve correcties van het CBS.
** Boarnsterhim heeft in 2007 onbedoeld 0 woningen gereed gemeld bij het CBS. Dit hadden er 89 moeten zijn. We rekenen derhalve met 89.

Stapsgewijze uitleg Methode A en B
Bepaal prognose toename van de woningbehoefte in Stadsregio voor de periode 2007- Stap 1 5.875 wo.
2016 (volgens Prognose-variant LOG-REG GEM): Stap 2 Trek hier de netto groei van de woningvoorraad in 2007 in de Stadsregio vanaf - 958 wo. = 4.917 wo. Boarnsterhim 10,1% Leeuwarden 56,1% Neem de gemeentelijke aandelen in de regionale woningvoorraad Leeuwarderadeel 5,1% Stap 3 (peildatum 1-1-2007) Littenseradiel 5,4% Menaldumadeel 7,1% Tytsjerksteradiel 16,2% Boarnsterhim 9,5% Leeuwarden 58,5% Stel de gemeentelijke aandelen zo nodig beleidsmatig bij op basis van bundeling- en Leeuwarderadeel 5,0% Stap 4 concentratiedoelstellingen uit het Streekplan. Littenseradiel 5,0% Menaldumadeel 6,5% Tytsjerksteradiel 15,5%

Vervolg Methode A Vervolg Methode B Boarnsterhim 467 wo. Boarnsterhim 587 wo. Vermenigvuldig Leeuwarden 2.876 wo. Neem het restant Leeuwarden 2.679 wo. de uitkomst Leeuwarderadeel 246 wo. richtgetal voor Leeuwarderadeel 246 wo. Stap 5 van stap 2 met Stap 5 Littenseradiel 246 wo. 2008/2009 per Littenseradiel 354 wo. de waarden Menaldumadeel 320 wo. gemeente Menaldumadeel 374 wo. van stap 4 Tytsjerksteradiel 762 wo. Tytsjerksteradiel 677 wo. Trek het totaal Rode cijfers duiden op een uitkomst lager dan van stap 5 af van Stap 6 4.917 - 4.793 = 124 wo. het huidige restant richtgetal voor 2008-2009 de uitkomst van stap 2 Boarnsterhim 12 wo. Vermenigvuldig Leeuwarden 73 wo. de waarden van Leeuwarderadeel 6 wo. Stap 7 stap 4 met de Littenseradiel 6 wo. uitkomst van Menaldumadeel 8 wo. stap 6 Tytsjerksteradiel 19 wo. Boarnsterhim 587 wo. Tel de uitkomst Leeuwarden 2.679 wo. van stap 7 op bij Leeuwarderadeel 246 wo. Stap 8 de waarden van Littenseradiel 354 wo. stap 5 Menaldumadeel 374 wo. Tytsjerksteradiel 677 wo.

BIJLAGE 2 Verdeling basisprogramma A7-zone

Groei Restant Ruwe Gemeentelijke verdeling woning- richtgetal Woning- Aandeel beleids- planologische bouwruimte voorraad 2008 en voorraad in regio matige
2008-2016
2007 * 2009 01-01-2007 + of - Methode A Methode B

Heerenveen 99 910 19.084 22,1% 23,0% 1.416 1.232 Opsterland 75 526 11.945 13,8% 12,5% 769 701 Skarsterlân 25 601 11.208 13,0% 12,0% 739 769 Smallingerland 126 1.440 23.412 27,1% 28,0% 1.723 1.831 Sneek 121 1.028 14.539 16,8% 17,5% 1.077 1.273 Wymbritseradiel 50 252 6.325 7,3% 7,0% 431 350 A7-zone 496 4.757 86.513 6.155 6.155


* exclusief administratieve correcties van het CBS.

Stapsgewijze uitleg Methode A en B

Bepaal prognose toename van de woningbehoefte in A7-zone voor de periode 2007- Stap 1 6.651 wo.
2016 (volgens Prognose-variant GEM): Stap 2 Trek hier de netto groei van de woningvoorraad in 2007 in de A7-zone vanaf - 496 wo. = 6.155 wo. Heerenveen 22,1% Opsterland 13,8% Neem de gemeentelijke aandelen in de regionale woningvoorraad Skarsterlân 13,0% Stap 3 (peildatum 1-1-2007) Smallingerland 27,1% Sneek 16,8% Wymbritseradiel 7,3% Heerenveen 23,0% Opsterland 12,5% Stel de gemeentelijke aandelen zo nodig beleidsmatig bij op basis van bundeling- en Skarsterlân 12,0% Stap 4 concentratiedoelstellingen uit het Streekplan. Smallingerland 28,0% Sneek 17,5% Wymbritseradiel 7,0%

Vervolg Methode A Vervolg Methode B Heerenveen 1.416 wo. Heerenveen 910 wo. Vermenigvuldig Opsterland 769 wo. Neem het restant Opsterland 526 wo. de uitkomst Skarsterlân 739 wo. richtgetal voor Skarsterlân 601 wo. Stap 5 van stap 2 met Stap 5 Smallingerland 1.723 wo. 2008/2009 per Smallingerland 1.440 wo. de waarden Sneek 1.077 wo. gemeente Sneek 1.028 wo. van stap 4 Wymbritseradiel 431 wo. Wymbritseradiel 252 wo. Trek het totaal van stap 5 af van Stap 6 6.155 - 4.757 = 1.398 wo. de uitkomst van stap 2 Heerenveen 322 wo. Vermenigvuldig Opsterland 175 wo. de waarden van Skarsterlân 168 wo. Stap 7 stap 4 met de Smallingerland 391 wo. uitkomst van Sneek 245 wo. stap 6 Wymbritseradiel 98 wo. Heerenveen 1.232 wo. Tel de uitkomst Opsterland 701 wo. van stap 7 op bij Skarsterlân 769 wo. Stap 8 de waarden van Smallingerland 1.831 wo. stap 5 Sneek 1.273 wo. Wymbritseradiel 350 wo.

BIJLAGE 2 Verdeling basisprogramma IJsselmeerkust

Groei Restant Ruwe Gemeentelijke verdeling woning- richtgetal Woning- Aandeel beleids- planologische bouwruimte voorraad 2008 en voorraad in regio matige
2008-2016
2007 * 2009 01-01-2007 + of - Methode A Methode B

Bolsward 66 336 4.288 23,5% 23,5% 163 218 Gaasterlân-sleat 50 274 4.318 23,7% 23,7% 164 155 Nijefurd 74 334 4.795 26,3% 26,3% 183 202 Wûnseradiel 58 253 4.851 26,6% 26,6% 185 120 IJsselmeerkust 248 1.197 18.252 695 695


* exclusief administratieve correcties van het CBS.

Stapsgewijze uitleg Methode A en B

Bepaal prognose toename van de woningbehoefte in regio IJsselmeerkust voor de Stap 1 943 wo. periode 2007-2016 (volgens Prognose-variant GEM): Stap 2 Trek hier de netto groei van de woningvoorraad in 2007 in de IJsselmeerkust vanaf - 248 wo. = 695 wo. Bolsward 23,5% Neem de gemeentelijke aandelen in de regionale woningvoorraad Gaasterlân-Sleat 23,7% Stap 3 (peildatum 1-1-2007) Nijefurd 26,3% Wûnseradiel 26,6% Bolsward 23,5% Stel de gemeentelijke aandelen zo nodig beleidsmatig bij op basis van bundeling- en Gaasterlân-Sleat 23,7% Stap 4 concentratiedoelstellingen. In deze regio is geen bijstelling nodig. Nijefurd 26,3% Wûnseradiel 26,6%

Vervolg Methode A Vervolg Methode B Vermenigvuldig Bolsward 163 wo. Neem het restant Bolsward 336 wo. de uitkomst Gaasterlân-Sleat 164 wo. richtgetal voor Gaasterlân-Sleat 274 wo. Stap 5 van stap 2 met Stap 5 Nijefurd 183 wo. 2008/2009 per Nijefurd 334 wo. de waarden Wûnseradiel 185 wo. gemeente Wûnseradiel 253 wo. van stap 4
Trek het totaal Rode cijfers duiden op een uitkomst lager dan van stap 5 af van Stap 6 695 - 1.197 = - 502 wo. het huidige restant richtgetal voor 2008-2009 de uitkomst van stap 2 Vermenigvuldig Bolsward - 118 wo. de waarden van Gaasterlân-Sleat - 119 wo. Stap 7 stap 4 met de Nijefurd - 132 wo. uitkomst van Wûnseradiel - 133 wo. stap 6 Tel de uitkomst Bolsward 218 wo. van stap 7 op bij Gaasterlân-Sleat 155 wo. Stap 8 de waarden van Nijefurd 202 wo. stap 5 Wûnseradiel 120 wo.

BIJLAGE 2 Verdeling basisprogramma Zuidrand

Groei Restant Ruwe Gemeentelijke verdeling woning- richtgetal Woning- Aandeel beleids- planologische bouwruimte voorraad 2008 en voorraad in regio matige
2008-2016
2007 * 2009 01-01-2007 + of - Methode A Methode B

Lemsterland 53 228 5.844 21,2% 21,2% 323 340 Ooststellingwerf 28 328 10.828 39,4% 39,4% 598 535 Weststellingwerf 138 437 10.842 39,4% 39,4% 599 645 Zuidrand 219 993 27.514 1.520 1.520


* exclusief administratieve correcties van het CBS.

Stapsgewijze uitleg Methode A en B

Bepaal prognose toename van de woningbehoefte in regio Zuidrand voor de periode Stap 1 1.739 wo.
2007-2016 (volgens Prognose-variant LOG-REG GEM): Stap 2 Trek hier de netto groei van de woningvoorraad in 2007 in de regio Zuidrand vanaf - 219 wo. = 1.520 wo. Lemsterland 21,2% Neem de gemeentelijke aandelen in de regionale woningvoorraad Stap 3 Ooststellingwerf 39,4% (peildatum 1-1-2007) Weststellingwerf 39,4% Lemsterland 21,2% Stel de gemeentelijke aandelen zo nodig beleidsmatig bij op basis van bundeling- en Stap 4 Ooststellingwerf 39,4% concentratiedoelstellingen uit het Streekplan. In deze regio is geen bijstelling nodig. Weststellingwerf 39,4%

Vervolg Methode A Vervolg Methode B Vermenigvuldig Neem het restant de uitkomst Lemsterland 323 wo. Lemsterland 228 wo. richtgetal voor Stap 5 van stap 2 met Ooststellingwerf 598 wo. Stap 5 Ooststellingwerf 328 wo.
2008/2009 per de waarden Weststellingwerf 599 wo. Weststellingwerf 437 wo. gemeente van stap 4
Trek het totaal van stap 5 af van Stap 6 1.520 ­ 993 = 527 wo. de uitkomst van stap 2 Vermenigvuldig de waarden van Lemsterland 112 wo. Stap 7 stap 4 met de Ooststellingwerf 207 wo. uitkomst van Weststellingwerf 208 wo. stap 6 Tel de uitkomst Lemsterland 340 wo. van stap 7 op bij Stap 8 Ooststellingwerf 535 wo. de waarden van Weststellingwerf 645 wo. stap 5

BIJLAGE 3 Woningtekort en Leegstand

Woningtekort (aanvangstekort)

Woningtekort 2005 Woningtekort 2008 absoluut relatief absoluut relatief Stadsregio 1181 1,5% -88 -0,1% Noordoost 248 0,7% 239 0,7% Noordwest 143 0,6% -83 -0,3% A7-zone 875 1,0% 677 0,8% IJsselmeerkust 325 1,8% -279 -1,5% Zuidrand 304 1,1% 553 2,0% Eilanden 42 0,9% 16 0,3%

Friesland 3118 1,1% 1.035 0,4%

Bron: Provincie Fryslân

Het woningtekort is een theoretisch bepaald tekort aan woningen. Het percentage komt voort uit het verschil tussen de bewoonde woningvoorraad (dit is de feitelijke woningvoorraad gecorrigeerd voor de frictieleegstand (2%) en het aantal woningen dat als "tweede woning" in gebruik is) en de woningbehoefte volgens de prognose. Het wordt ook wel aanvangstekort genoemd omdat het gaat om het startjaar van de prognose/beleidsperiode. Een negatief percentage betreft een woningoverschot.

Leegstand

Leegstand (%)

2004 2007 Stadsregio 2,6% 3,5%
Noordoost 1,9% 1,9%
Noordwest 1,9% 2,9%
A7-zone 1,7% 2,5%
Ijsselmeerkust 2,5% 3,3%
Zuidrand 1,7% 3,5%
Eilanden 0,1% 0,3%

Friesland 2,0% 2,8%

Bron: GBA Friese gemeenten

Het percentage leegstand is een momentopname op 1 januari van het aantal leegstaande woningen in de Gemeentelijke Basis Administraties in verhouding tot de totale woningvoorraad op dat moment.


---- --

---

PERSBERICHT

Nummer: 251 SW
Datum: 05-09-2008

Afspraken woningbouw Fryslân 2008 - 2016

De provincie Fryslân wil de komende tijd definitieve afspraken maken met de Friese woningbouwregio's en gemeenten over welke en hoeveel woningen er gebouwd zullen gaan worden. Gedeputeerde Anita Andriesen: 'De provincie stelt een planologisch programma voor van in totaal 19.700 woningen voor de periode 2008-2016. De te verwachten woningvraag ligt in die periode rond de 16.000 woningen. Met de extra planologische bouwruimte willen we op een verantwoorde wijze ruimte geven aan de regionale en gemeentelijke ambities, zonder dat onevenredige concurrentie ontstaat tussen gemeenten en tussen regio's. Met het woningbouwprogramma willen we vooral ook inzetten op de gewenste kwaliteiten van de woningbouw, met bijzondere aandacht voor betaalbare, energiezuinige huizen voor groepen als senioren en jongeren.'

De plannen en voornemens van de gemeenten betreffen bijna 40.000 woningen, meer dan het dubbele van het aantal dat de provincie realistisch acht. Op basis van het voorgestelde woningbouwprogramma kunnen er ongeveer 2000 woningen netto per jaar gebouwd worden in Fryslân. Dat is vergelijkbaar met wat de afgelopen jaren is gebouwd (gemiddeld ca. 2100 woningen). De afnemende groei van de bevolking maakt het volgens de provincie extra belangrijk dat de juiste huizen - qua prijs, kwaliteit en duurzaamheid - op de juiste plekken worden gebouwd. Ook herstructurering van de bestaande woningvoorraad wordt hierdoor steeds belangrijker. De omslag van uitbreidingen van steden en dorpen naar bouwen binnen de bebouwde kom moet nu gemaakt worden, omdat de programma's na 2016 verder zullen dalen. Voor deze 'inbreiding' wil de provincie extra planologische ruimte bieden.

Op basis van het provinciale Streekplan, dat kaders biedt voor de ruimtelijke ordening in Fryslân, is er ruimte voor regionaal maatwerk. Het is de bedoeling dat er per regio (Noord-Oost, Noord-West, de Stadsregio, de A7-zone, de IJsselmeerkust en de Zuidrand) afspraken komen over de woningbouw. Met de Waddengemeenten worden aparte afspraken gemaakt. De afgelopen tijd heeft de provincie al intensief overlegd met de gemeenten over de woningbouw, ook in relatie tot de verminderde groei van de bevolking. De komende tijd gaan de provincie en de gemeenten in verder in gesprek over het voorgestelde woningbouwprogramma.


---- --