Persbericht Wageningen Universiteit, 059wu, 10 september 2008

Planten telen voor biomassa miskent hun functie als producent van bijzondere stoffen

Het telen van planten als biomassa voor de productie van energie miskent hun functie als producent van allerlei bijzondere hoogwaardige stoffen die we niet direct in het laboratorium of in de fabriek kunnen maken. Biologen zouden meer moeten willen weten van de functies van die stoffen om die kennis vervolgens te gebruiken in de voeding, de geneeskunde of bij het afweerstelsel van planten. Dat vindt prof. dr. Linus van de Plas die op donderdag 11 september afscheid neemt als hoogleraar Plantenfysiologie aan Wageningen Universiteit.

Prof Van der Plas heeft in de twintig jaar dat hij aan Wageningen Universiteit verbonden is geweest een fascinerende periode in zijn vak meegemaakt, zegt hij. In zijn afscheidsrede ... Wat groeit en bloeit en nog altijd boeit.... geeft hij een overzicht van de enorme ontwikkelingen in kennis rond de vraag 'hoe de plant werkt'. Dat is toch het uiteindelijke doel van elke plantenbioloog, waarbij het belangrijk is om de band met wat je buiten in de natuur ziet vast te houden vindt hij. Dat geldt zeker voor hemzelf, waar zijn verwondering zich voortdurend 'ververst' rond wat een plant allemaal kan. Omdat ze aan een vaste standplaats gebonden zijn, hebben ze een fantastisch scala aan reacties 'in voorraad', om te reageren op wat ze kan overkomen, van strenge winters, droge zomers en overstromingen, tot passerende planteneters zoals slakken, rupsen, konijnen en koeien. Die verwondering uit zich in vragen naar het 'waarom' en 'hoe', zoals ook gehanteerd door de in de jaren vijftig bekende bioloog dr. Fop I. Brouwer, in zijn radiopraatjes voor het toenmalige radioprogramma van de Vara, 'Weer of Geen Weer', voorganger van 'Vroege Vogels’.

"Twintig jaar geleden bestonden de beschrijvingen in leerboeken over de reactie van de plant op veranderingen in temperatuur, lichtkleur of daglengte, nog vaak uit 'black-boxes', waarbij deze veranderingen hoogstens, via hormonen of enkele andere signaalstoffen, werden gelinkt aan de optredende reactie. De tussenliggende stappen beperkten zich hoofdzakelijk tot stippelpijlen, vaak met veel vraagtekens. Nu zijn voor de meeste plantenhormonen en voor pigmenten zoals fytochroom, de complexe wegen bekend via welke deze stoffen in staat zijn om de ontwikkeling van de plant zo te sturen, dat de plant zich aanpast aan de heersende groeicondities", aldus prof. Van der Plas.

Door de toepassing van nieuwe technologieën, die in de afgelopen periode zijn ontwikkeld, zijn we veel meer te weten gekomen over de manier waarop planten er in slagen in hun omgeving te overleven, over de manier waarop zaden ongunstige perioden kunnen overbruggen en over de grote flexibiliteit van plantenpopulaties onder verschillende milieucondities. Ook weten we veel meer over de vele bijzondere inhoudsstoffen van planten (secundaire metabolieten), hun rol voor de plant (vaak als signaalstof in relatie tot bestuivers en belagers), maar ook voor de mens, bijvoorbeeld als onderdeel van gezonde voeding en als medicijn.