FNV


31-12-2008

Gewoon goed werk: feiten en oplossingen

Ook in Nederland zijn er problemen met de naleving van elementaire arbeidsnormen. Dit komt vooral voor in de sectoren schoonmaak, vleesverwerking, post, bouw, uitzendbranche, supermarkten, onderwijs, taxi en huishoudelijk werk. Belangrijkste problemen zijn te lage lonen en onvrijwillige of langdurige flexibele arbeidsrelaties. In het kader van de internationale actiedag voor Gewoon goed werk op 7 oktober presenteert de FNV een overzicht van de problemen die zich in Nederland voordoen.

Laagbetaald
1,25 miljoen werknemers hebben laagbetaald werk (tien euro bruto per uur of minder). Dit zijn tegenwoordig ook steeds vaker mensen met een middelbare opleiding. Lage betaling is ook een belangrijke indicator voor het ontbreken van `decent work'. De inbreng van de vakbeweging is gericht op gelijk loon voor gelijk werk, bijvoorbeeld doordat de cao van een sector ook voor uitzendkrachten geldt. Belangrijke groep die laagbetaald wordt zijn jongeren met een minimumjeugdloon. De groep laagbetaalden is de afgelopen dertig jaar verdubbeld.

Malafide uitzendbureaus Naar schatting zijn er tussen de 5.000 en 6.000 malafide uitzendbureaus die samen meer dan 115.000 personen bemiddelen (cijfers SNCU). Dit zijn vooral Oosteuropeanen. Belangrijkste probleem is onderbetaling en het ontbreken van sociale voorzieningen. Belangrijkste sectoren: land- en tuinbouw, schoonmaak, bouw.

Flexwerkers Globaal telt Nederland nu circa 1,9 miljoen flexibele arbeidsrelaties oftewel flexwerkers. Hieronder vallen uitzendkrachten, tijdelijke contracten, oproep- en invalkrachten en schijnzelfstandigen. Onduidelijk is hoevelen van hen onvrijwillig flexibel zijn. Mensen met een zwakke positie op de arbeidsmarkt hebben vaak geen andere keuze. Een grote groep flexwerkers zijn jongeren met een bijbaantje of vakantiewerk. Daarnaast is er een groep werknemers die bewust kiest voor de vrijheid van flexwerk. Het is duidelijk dat de FNV zich vooral zorgen maakt over de groep onvrijwilligen. Zie voor voorbeelden verderop: De sectoren.

Het FNV-cijfer is veel hoger dan dat van het CBS (575.000 flexwerkers). Het CBS definieert beroepsbevolking echter als personen die meer dan 12 uur per week werken. Daardoor vallen 900.000 mensen - vast en flex - buiten hun definitie. De ILO laat de lengte van de werkweek buiten beschouwing en telt in Nederland ruim een miljoen flexwerkers. Verder telt de FNV ruim honderdduizend uitzendkrachten mee bij malafide bureaus en 600.000 mensen met tijdelijke contracten voor maximaal één jaar.

Payrollen De nieuwste loot aan de flexstam is payrollen. Werkgevers besteden niet alleen de loonadministratie uit aan een payrollbedrijf, maar doen meteen ook hun hele personeel over. Dat gaat vooral ten koste van scholing en pensioen. Flexwerk is conjunctuurgevoelig. Na een forse groei in de jaren negentig daalde het aantal flexwerkers, om na 2003 weer te stijgen.

ILO-verdrag 94 In 1957 heeft Nederland een verdrag ondertekend over naleving van de cao in sectoren waar gestreefd wordt naar meer marktwerking. Hierdoor moet de overheid ervoor zorgen dat bij aanbesteding en overheidsopdrachten wordt gezorgd voor naleving van de wet en de cao. De overheid heeft echter verzuimd dit om te zetten in wetgeving. Hierdoor kan bij uitbesteding de cao ontdoken worden.

De oplossingen Uitgangspunt van de FNV zijn de standaardwaarden van de ILO. In drie punten samengevat:

o Beperk flexwerk tot `ziek en piek'. Werk voor negen maanden per jaar? Dan een normaal contract.

o Gelijk werk, gelijk loon. De gewone cao ook voor uitzendkrachten vanaf de eerste dag.

o Economische zelfstandigheid. Geen Amerikaanse toestanden (working poor), waarbij je met drie minibaantjes amper het minimumloon verdient.

Sectoren Voor verdere achtergronden over de sectoren waar zich de meeste problemen voordoen: zie de actiesite Gewoon Goed Werk.