Cito

Arnhem, 8 oktober 2008

Basisschoolleerlingen besteden meer tijd aan buitenschoolse sportactiviteiten

Basisschoolleerlingen deden in 2006 meer aan buitenschoolse sportactiviteiten dan in 1994. De prestaties op bewegingsonderwijs zijn wel gelijk gebleven. Dat blijkt uit de balans Bewegingsonderwijs die vandaag door Cito is uitgebracht. Aan het peilingonderzoek uit 2006 deden ongeveer 1650 leerlingen mee uit groep 8 van 70 verschillende basisscholen. De peiling is uitgevoerd door het project PPON van Cito, dat periodiek onderzoek doet naar de kwaliteit van het primair onderwijs. In 1994 deed PPON ook onderzoek naar bewegingsonderwijs.

Verschillen

In vergelijking met de voorgaande peiling in 1994 is het percentage leerlingen dat zeer actief is in buitenschoolse sportactiviteiten in 2006 duidelijk toegenomen, van 23% naar 40%. Jongens zijn meer met buitenschoolse sportactiviteiten bezig dan meisjes. De hoeveelheid tijd die op school besteed wordt aan bewegingsonderwijs is gelijk gebleven, gemiddeld 90 minuten per week. In de prestaties op verschillende oefeningen komt tussen de peilingen van 2006 en 1994 weinig verschil naar voren.

Er is over de hele linie een duidelijk verschil in prestaties tussen jongens en meisjes. Meestal presteren de jongens beter dan de meisjes. Daarnaast levert de variabele Body Mass Index (BMI) veel verschillen op. Leerlingen met een laag BMI blijken meestal betere prestaties te leveren dan leerlingen met een normaal of hoog BMI. Bij één derde van de vergelijkingen zien we duidelijke effecten voor het type leraar. Leerlingen die voor bewegingsonderwijs een vakleraar hebben presteren beter dan leerlingen die hiervoor een groepsleraar hebben.

Verwacht niveau

De peiling omvatte een onderzoek naar de vaardigheid van leerlingen in balanceren, zwaaien, springen, hardlopen, mikken, jongleren, doelspelen, tikspelen, stoeispelen en bewegen op muziek. Ook werden vragenlijsten afgenomen om het onderwijsaanbod te onderzoeken en om te inventariseren welke activiteiten leerlingen buiten school op het gebied van sport en bewegen ontplooien. Aan deskundigen op het terrein van bewegingsonderwijs is gevraagd een uitspraak te doen over het niveau dat ze wenselijk vinden als uitkomst bij een aantal van deze opdrachten. Bij balanceren, touwzwaaien en specifieke vormen van springen stellen de deskundigen over de hele linie hogere eisen dan de feitelijke resultaten van de leerlingen laten zien. De wens ligt gemiddeld 20% hoger dan het feitelijke resultaat. Bij opdrachten waar het gaat om oefeningen met tennissen en het werpen van een bal komen de prestaties van de leerlingen beter overeen met wat de experts wenselijk vinden.

PPON

Cito voert sinds 1986 in opdracht van het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen PPON-onderzoeken uit. Het belangrijkste doel van PPON is het in kaart brengen van de leeropbrengsten in het basisonderwijs. Hiermee biedt PPON een uitgangspunt voor de maatschappelijke discussie over inhoud, kwaliteit en niveau van het onderwijs.

Meer informatie over PPON.