Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer


* Idee VROM: platform voor eigen initiatieven

Inspiratiedag: 'Van droom naar werkelijkheid, van wens naar wijk'

10-10-2008

Toespraak van minister Vogelaar tijdens de Inspiratiedag 'Maak de wijk', op donderdag 9 oktober 2008.

Liedjesdichter Guus Vleugel schreef al een tijdje geleden: "Ach het recht om te wonen
Is een onvervreemdbaar recht
Maar t behoeft nog één correctie
Want het recht op woonperfectie
Dat is het voor mij pas echt."

Maar wat is dat, woonperfectie? Wat zijn de wensen en eisen van bewoners in de 21ste eeuw?

Het korte antwoord is: dat is heel verschillend. Het lange antwoord gaat over veranderende maatschappelijke omstandigheden. Over de multiculturele samenleving, over de moeizame mobiliteit in stedelijke gebieden, over de vergrijzing van de bevolking, over de groei van het aantal alleenwonenden, over digitale informatiestromen en mobiele communicatie. Maar ook over het feit dat een huis veel meer is - en veel meer moet zijn - dan een plaats van aankomst na een dag in de boze buitenwereld. Over het feit dat een huis een vertrekpunt is voor haar bewoners, een verzamelpunt van allerlei behoeften op het gebied van wonen, werken, leren en ontspannen.

Woonperfectie of liever: wonen naar wens - is een huis dat je past als een jas. Maar een huis dat je thuis is reikt verder dan de eigen voordeur. Het gaat ook over de drempelruimte: de stoep, de straat, het pleintje om de hoek, de bakker, de slager, de school van de kinderen: over de wijk dus.

Daarom is een huis, een straat, een wijk veel meer dan gestapelde stenen. Berlage zei ooit: "architectuur en stedenbouw vormen samen de Kunst van de Gemeenschap". Architectonische kwaliteit is een middel om de kwaliteit van de samenleving te verbeteren. Daarom is het logisch, om niet te zeggen noodzakelijk, dat we de aanpak van de krachtwijken koppelen aan de ontwerpopgave. In het kader van de nieuwe Visie Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp. een cultuur van ontwerpen, wordt de komende vier jaar 8 miljoen uitgetrokken. Dat geld gaat naar de bevordering van herontwerp en herbestemming van waardevol karakteristiek cultureel erfgoed in de veertig krachtwijken. Daarover heb ik met collega Plasterk afspraken gemaakt.

Waarom vind ik dat belangrijk?

Omdat de inrichting van de ruimte, de kwaliteit van onze gebouwde omgeving, medebepalend is voor de sociale samenhang van een wijk. Niet alleen gezichtsbepalend, maar ook bepalend als het gaat om duurzaamheid en flexibiliteit. In de taal van de ruimtelijke ordening zegt men dan: gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde moeten in balans zijn. In de taal van de wijkaanpak zeggen we: ieder ontwerp moet bijdragen aan de balans tussen wonen en werken, leren, recreëren, veiligheid en integratie; ieder nieuw gebouw, iedere nieuw ingerichte openbare ruimte, moet bijdragen aan de leefbaarheid van de wijk.

Zeker in ons kleine Nederland waar ieder stukje grond iets geweest is of al is voorbestemd om iets te worden, is een nieuw gebouw, een nieuwe inrichting nooit een vrije opgave. Niks staat los van de omgeving of kan los van de gebruikers worden ingevuld. Integendeel, ontwerpen aan Nederland is steeds opnieuw een uitdaging: om functionaliteit te combineren met schoonheid, om woonwensen te combineren met omgevingseisen, om beheer te combineren met behoud.

Bij zon ontwerpopgave spelen professionals een belangrijke rol, maar het kan niet zonder betrokkenheid van gebruikers en bewoners. In de wijkaanpak werken we samen met de bewoners aan wijken waar iedereen zich kan ontwikkelen, waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en zich prettig voelen. Door samen te kijken naar wat er is en wat er kan, kun je bij de inrichting van de wijk bewonerswensen een plaats geven.

De praktijk, en de verhalen vandaag, laten zien dat kleine, simpele veranderingen de leefbaarheid in een wijk enorm kunnen vergroten. Dat is ook de invalshoek van architecte Marlies Rohmer, ze is erbij vandaag. Zij benadrukt dat de overgang van de woning naar straat erg belangrijk is. Bijvoorbeeld door een kap te plaatsen van woning naar stoep: dat geeft een geborgen, veilig gevoel en een mooie plek om buiten te zitten. Voor een praatje met de buren of om spelende kinderen in de gaten te houden. Ook plantenbakken op de stoep helpen, net als het openen van gesloten gevels op de begane grond, bijvoorbeeld voor kleine ondernemingen.

Het gaat dus om creatief maatwerk, maar ook om sociaal-fysieke koppelingen. Want al hebben we het vandaag vooral over de fysieke omgeving, in de wijkaanpak hebben we het steeds over fysiek en sociaal samen. Een mooi voorbeeld van zon koppeling is een gebouw hier in de buurt: Amarantis. Een multifunctioneel gebouw dat bestaat uit verschillende bouweenheden die voor wonen én werken én onderwijs worden gebruikt. In het gebouw zitten nu een mbo-instelling, een aantal praktijkruimtes en ook woningen. Het gebouw wordt daardoor intensief gebruikt en is een integraal onderdeel van de buurt.

Vandaag hebben tal van specialisten interessante suggesties gedaan voor kleine en grote architectonische verbeteringen in de krachtwijken. Terecht was er veel aandacht voor de zogenaamde iconen: historische gebouwen of parken die een nieuwe bestemming krijgen, die verbouwd of herbouwd worden tot een herkenbaar landmark, liefst met een gemeenschapsfunctie. Een gebouw dat een sieraad wordt voor de wijk en de wijkgemeenschap.

In het pand waar we vandaag bijeen zijn is dat gelukt: een gebouw uit de jaren´30 dat door flinke investeringen van woningcorporatie Ymere een fris gezicht en een nieuwe functie heeft gekregen. Letterlijk en figuurlijk een Sieraad! Maar er zijn meer voorbeelden: de Sacramentskerk in Gouda die is verbouwd tot gezondheidscentrum, het defensieterrein in de Amersfoortse wijk Kruiskamp dat met een nieuwe bestemming onderdeel van de wijk wordt, het Westergasfabriekterrein in Amsterdam dat nu een nieuw stadscentrum en cultuurpark is, de Springertuin in de Utrechtse wijk Zuilen die nu een publieke tuin is.

Deze laatste twee projecten zijn overigens schoolvoorbeelden van burgerparticipatie, bewonersinitiatieven in de meest pure vorm. Bewoners sloegen de handen ineen om een belangrijk stukje geschiedenis te behouden. Daarbij werd in Westerpark met succes samengewerkt met gemeenten en woningcorporaties. Voor de Springertuin in Utrecht zijn daar nu plechtige intenties voor uitgesproken.

Zo staan bewoners niet alleen aan de wieg van een icoon voor hun wijk, maar ook aan de wieg van nieuwe gezamenlijkheid.

Het is belangrijk om dit soort iconen te herkennen en te benutten. Niet alleen om de wijk mooier, interessanter en aantrekkelijker te maken, maar ook om aan bewoners te laten zien dat we in hun wijk, in hun buurt, en dus in hen geloven en investeren. Dat is waar we de 8 miljoen euro uit de Architectuurvisie de komende vier jaar aan willen uitgeven. Niet via centrale aansturing door de overheid maar via lokale initiatieven!

Voor gemeenten en corporaties is het de moeite waar om te investeren in wijken die nu en in de toekomst door bewoners worden gewaardeerd. Want zo bouwt de woningcorporatie bezit op dat ook in de toekomst een gewild woonmilieu vormt, een wijk die het vermogen heeft om mensen te trekken en te behouden. Mensen met diverse sociale en economische achtergronden die in hun wijk willen investeren. Om dit voor elkaar te krijgen moeten we niet bang zijn voor nieuwe coalities op uitvoeringsniveau. Want niet alleen gemeenten en corporaties, juist ook architecten, stedenbouwkundige en andere vormgevers bezitten waardevolle kennis over het realiseren van ruimtelijke kwaliteit in de woning en woonomgeving. Niet voor niets is deze dag een samenwerking tussen het Bureau van Rijksbouwmeester Liesbeth van de Pol, Belvedère en WWI.

In de Architectuurnota die mijn collegas Cramer en Plasterk gisteren met de Kamer bespraken, staat mooi beschreven wat deze samenwerking betekent: "De uitdaging voor opdrachtgevers en ontwerpers is om de kunst van het maken te combineren met maatschappelijke betrokkenheid. Zij moeten met durf, vernuft en creativiteit te werk gaan. Het maken van ruimtelijke kwaliteit is een kwestie van lange adem, van het vasthouden aan uitgangspunten en ambities van begin tot eind."

En wat mij betreft staat de bewoner daarbij centraal. Iedere ontwerpopgave in de krachtwijken, ieder bouwproject, hoe kleinschalig ook, moet van nu af aan een gezamenlijk project zijn van professionals én gebruikers, waarbij architectonische samenhang en kwaliteit net zo belangrijk zijn als woonwensen. De professionals zijn in dit proces de integratiedeskundigen, de vertalers van droom naar werkelijkheid, van wens naar wijk.