Directie Juridische Zaken
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
TRCJZ/2008/3452 december 2008
---
onderwerp bijlagen
Uitvoering motie Cramer/Jacobi (31038,
nr. 24)
Geachte Voorzitter,
Bij de stemming over het voorstel tot wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998 in
verband met de regulering van bestaand gebruik en enkele andere zaken (Kamerstukken II
2006/07, 31 038) heeft uw Kamer een motie van de leden Cramer en Jacobi aangenomen
(nr. 24). In deze motie wordt de regering verzocht om de mogelijkheden te bezien van een
meldingsplicht voor activiteiten die voor de natuur verstorende, maar mogelijk niet signi-
ficante gevolgen hebben, en hier in het najaar op terug te komen. Bij de plenaire behan-
deling van dit wetsvoorstel heb ik uw Kamer gemeld deze motie te zien als ondersteuning
van mijn beleid (Handelingen II 2007/08, blz. 98-6914).
Bij de schriftelijke behandeling van het bovengenoemde wetsvoorstel in de Eerste Kamer
is door enkele fracties gevraagd naar de mogelijkheden om de meldingsplicht voor versto-
rende activiteiten wettelijk te regelen. In de memorie van antwoord heb ik een reactie
gegeven (Kamerstukken I 2008/09, 31 038, nr. A, blz. 17). Deze reactie heb ik ten onrechte
niet tegelijkertijd naar uw Kamer gezonden. Bij deze herstel ik deze omissie.
Uit het onderzoek naar de mogelijkheden voor de invoering van een meldingsplicht is het
volgende naar voren gekomen.
Veelal zal via de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht zijn gewaarborgd dat van te-
voren wordt bezien in hoeverre er sprake is van een mogelijk verslechterend effect of een
mogelijk verstorend effect. Het bevoegd gezag dat de omgevingsvergunning verleent
Telegramadres: Landvis (veelal burgemeester en wethouders) voor bouwen, wonen, monumenten, ruimte, natuur
of milieu, zal bij mogelijke gevolgen voor de natuur de initiatiefnemer wijzen op de moge-
lijke gevolgen van de natuur, en tevens een verklaring van geen bedenkingen vragen aan
het bevoegd gezag van de Natuurbeschermingswet 1998 (provincie of Rijk).
Bovendien is van belang dat in de oriëntatiefase, die aan een vergunningprocedure voor-
afgaat, degene die een potentieel schadelijke activiteit verricht of gaat verrichten, bij het
bevoegd gezag informeert of er sprake is van een vergunningplicht. Deze oriëntatiefase is
een vanzelfsprekend onderdeel van het zorgvuldig verkeer tussen burger en overheid, die
overigens niet wettelijk is geregeld, net zo min als dat bij vergunningstelsels op grond van
andere wetten het geval is.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
8 december 2008 TRCJZ/2008/3452 2
Het wettelijk regelen van een meldingsplicht in de natuurwetgeving acht ik, gezien het
voorgaande, dus niet nodig. Ook zou een wettelijke verplichting niet wenselijk zijn, van-
wege de grote aantallen meldingen die dan worden verwacht. Van activiteiten is nu een-
maal niet altijd door burgers van tevoren goed te bepalen of ze al dan niet verstorend
zullen zijn, waardoor een melding uit zekerheid wordt gedaan. Noch voor de burger, noch
voor de overheid zou daardoor sprake zijn van een werkbare situatie, wat het draagvlak
voor natuurbeleid niet ten goede zou komen.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit