Kamerbrief inzake mensenrechteneducatie in Nederland
08-12-2008 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Woensdag 10 december a.s. zal het 60-jarig bestaan van Universele
Verklaring voor de Rechten van de Mens gevierd worden. In de preambule
van deze verklaring staat onder meer dat staten ernaar zullen streven
door "onderwijs en opvoeding de eerbied voor deze rechten (en
vrijheden) te bevorderen". In deze brief gaan wij in op activiteiten
die in dit kader worden ondernomen. Daarmee wordt gehoor gegeven aan
de toezegging van de minister van Buitenlandse Zaken tijdens de
begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken om in een gezamenlijke
brief de Kamer nader over dit onderwerp te informeren.
Mensenrechten zijn universeel doch niet altijd vanzelfsprekend. Bij
mensenrechten denkt men al snel aan verre landen, dictaturen of
conflicthaarden. Niets is minder waar. Mensenrechten zijn overal en
altijd van belang. Ze staan aan de basis van maatschappelijke thema's
die ons dagelijks bezig houden zoals discriminatie, tolerantie, de
aanpak van criminaliteit, huiselijk geweld, immigratie of burgerschap.
Iedereen in Nederland dient bekend te zijn met mensenrechten en met
wat deze voor hem of haar in het dagelijks leven kunnen beteken.
Het belang van mensenrechteneducatie is internationaal vastgelegd. Het
VN actieprogramma Plan of Action of the World Programme for Human
Rights Education van de Verenigde Naties, dat op 10 december 2005 is
aangenomen, refereert aan bestaande mensenrechtenverdragen, zoals
bijvoorbeeld het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Het Actieplan
vraagt staten om zorg te dragen dat mensenrechten verankerd zijn in
het primair en secundair onderwijs en biedt hiertoe criteria, een
concrete strategie en een praktisch handvat.
1. De activiteiten van het ministerie van Onderwijs,Cultuur en
Wetenschap
"Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren",
aldus de eerste zin in artikel 1 van de UVRM. Deze zin prijkt hoog in
het vaandel van onze democratische rechtsstaat. Het is het fundament
van ons rechtsstelsel. Essentiële rechten als deze bieden politieke en
maatschappelijke vrijheden op grond waarvan onze democratie
functioneert. Niet alleen wordt het kader aangegeven, maar het
representeert bovenal de attitude die noodzakelijk is om die kaders in
stand te houden. Als samenleving is het onze gezamenlijke
verantwoordelijkheid om onze volgende generaties bewust te maken van
de historische oorsprong en de maatschappelijke relevantie van
mensenrechten. Dat kan op verschillende plaatsen, manieren en momenten
gebeuren. Zo vindt op scholen impliciete waardeoverdracht plaats;
bijvoorbeeld als het gaat om het belang dat scholen hechten aan een
veilige leeromgeving. Zij stellen schoolregels vast die op grond van
deze gedachte geldend zijn. Ook kan een school leerlingen inspraak
geven en daarmee leerlingen vanuit hun belevingswereld bewust maken
van het belang van bestuurlijke participatie en daarmee dus impliciet
op een essentieel recht van een burger in een democratische
rechtsstaat (UVRM, art. 21). Dergelijke voorbeelden van impliciete
waardeoverdracht zijn ook te vinden in het gezin, de sportvereniging
of gewoon op straat. Kortom, mensenrechten en de gedachten die eraan
ten grondslag liggen en die eruit voortvloeien zijn in ons land een
belangrijke norm in het intermenselijk verkeer. De maatschappelijke
noodzaak om hierbij stil te staan, komt in het huidige onderwijs op
verschillende wijzen ook in meer expliciete zin tot uitdrukking.
In reactie op het ECRI-rapport (juni 2007), stelt het kabinet dat het
expliciet en in detail voorschrijven van de wijze waarop
mensenrechteneducatie in het Nederlandse onderwijs haar beslag moet
krijgen, onwenselijk is. Het kabinet wijst erop dat dit op gespannen
voet staat met de vrijheid van onderwijs. Dit laat onverlet dat het
wenselijk is dat mensenrechten in het primair- en voortgezet onderwijs
worden geïntegreerd. In het verlengde daarvan is het kabinet de mening
toegedaan dat mensenrechteneducatie in een bredere context (vanuit
verschillende vakken) aangeboden dient te worden. Dit standpunt wordt
door Nederland in diverse gremia, zoals in comités voortvloeiende uit
de diverse mensenrechtenverdragen, waarin onderwijspassages zijn
opgenomen, uitgedragen.
Burgerschap in het PO en VO en het toezicht daarop
Het voorgaande is in lijn met de wettelijk verankerde verplichting van
scholen om "actief burgerschap en sociale integratie"1 te bevorderen.
In de memorie van toelichting2 bij het desbetreffende wetsvoorstel
wordt aangegeven dat burgerschapsvorming onder meer betrekking heeft
op de kennis van en het respect voor de kernwaarden van onze
samenleving. In dit kader valt bijvoorbeeld te denken aan het
gelijkwaardigheidbeginsel. De onderwijsinspectie houdt toezicht op de
naleving van de wettelijke opdracht tot bevordering van actief
burgerschap en sociale integratie. Dat doet zij door middel van het
hiervoor ontwikkelde toezichtkader.3 Hierin is onder andere als
aandachtspunt ten aanzien van het onderwijsaanbod de volgende passage
opgenomen: "De school bevordert basiswaarden en de kennis, houdingen
en vaardigheden voor participatie in de democratische rechtstaat."4
Hiermee is impliciet het verband gelegd met mensenrechteneducatie,
omdat de UVRM kaderstellend is voor de democratische rechtsstaat. In
het toezichtkader van de inspectie geldt verder als uitgangspunt dat
er geen algemeen geldende methode is om de bevordering van actief
burgerschap en sociale integratie te stimuleren. De school moet in
haar onderwijsaanbod rekening houden de samenstelling van de
populatie, de wensen van ouders en de grenzen die de geldende wet- en
regelgeving stelt. Scholen hebben dus ruimte nodig voor een eigen
invulling hierin. Het kabinet wil hen deze ruimte ook nadrukkelijk
bieden. De overheid stelt zich dus als taak om door wetgeving en
toezicht te waarborgen dat actief burgerschap en sociale integratie
aandacht krijgen op scholen, maar de scholen geven hier verder
eigenhandig invulling aan.
Kerndoelen PO
Bovenvermelde waarden zijn als zodanig verankerd in de herziene
kerndoelen voor het primair onderwijs. Daarin is niet alleen kennis
over bijvoorbeeld de rol van de burger in Nederland en Europa van
belang (kerndoel 36); ook het zich gedragen vanuit respect voor
algemeen aanvaarde waarden en normen is expliciet in de kerndoelen
opgenomen (kerndoel 37). Daarnaast leren de kinderen de hoofdzaken van
geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele
samenleving een belangrijke rol spelen. Daarbij leren ze respectvol om
te gaan met verschillen in opvattingen van mensen (kerndoel 38). De
bronnen voor deze basale waarden vormen de grondrechten uit hoofdstuk
1 van de Grondwet en de Universele Verklaring van de Rechten van de
Mens (UVRM).
Kerndoelen voor de onderbouw VO
Bij de curriculumvoorschriften voor het Nederlandse voortgezet
onderwijs zijn allereerst de kerndoelen voor de onderbouw van het VO
van belang, zoals deze sinds augustus 2006 gelden. De wettelijke basis
van deze kerndoelen is gelegen in artikel 11b van de Wet op het
voortgezet onderwijs (hierna: WVO). De kerndoelen zijn concreet
opgenomen in het Besluit kerndoelenonderbouw VO (Stb. 2006, 316). Alle
scholen moeten deze kerndoelen in het onderwijsprogramma voor de
eerste twee leerjaren van het VO uitwerken. Diverse kerndoelen voor de
onderbouw van het VO bevatten aspecten die gerelateerd zijn aan het
thema mensenrechten in brede zin, zoals dat is verankerd in de
Universele verklaring voor de Rechten van de Mens en in bestaande
verdragen. Allereerst is daar kerndoel 47, dat als volgt luidt:
47. De leerling leert actuele spanningen en conflicten in de wereld te
plaatsen tegen hun achtergrond, en leert daarbij de doorwerking ervan
op individuen en samenleving (nationaal, Europees en internationaal),
de grote onderlinge afhankelijkheid in de wereld, het belang van
mensenrechten en de betekenis van internationale samenwerking te zien.
De volgende kerndoelen voor de onderbouw VO verankeren eveneens
aspecten die bij het thema mensenrechten in brede zin een rol spelen:
36. De leerling leert betekenisvolle vragen te stellen over
maatschappelijke kwesties en verschijnselen, daarover een
beargumenteerd standpunt in te nemen en te verdedigen, en daarbij
respectvol met kritiek om te gaan.
37.De leerling leert een kader van tien tijdvakken te gebruiken om
gebeurtenissen, ontwikkelingen en personen in hun tijd te plaatsen. De
leerling leert hierbij over kenmerkende aspecten van [tien bij name
genoemde] tijdvakken. De leerling leert daarbij in elk geval de
relatie te leggen tussen de gebeurtenissen en ontwikkelingen in de 20e
eeuw (waaronder de Wereldoorlogen en de Holocaust), en hedendaagse
ontwikkelingen.
38. De leerling leert een eigentijds beeld van de eigen omgeving,
Nederland, Europa en de wereld te gebruiken om verschijnselen en
ontwikkelingen in hun omgeving te plaatsen.
39. De leerling leert een eenvoudig onderzoek uit te voeren naar een
actueel maatschappelijk verschijnsel en de uitkomsten daarvan te
presenteren.
43. De leerling leert over overeenkomsten, verschillen en
veranderingen in cultuur en levensbeschouwing in Nederland, leert
eigen en andermans leefwijze daarmee in verband te brengen, en leert
de betekenis voor de samenleving te zien van respect voor elkaars
opvattingen en leefwijzen.
44. De leerling leert op hoofdlijnen hoe het Nederlandse politieke
bestel als democratie functioneert en leert zien hoe mensen op
verschillende manieren bij politieke processen betrokken kunnen zijn.
45. De leerling leert de betekenis van Europese samenwerking en de
Europese Unie te begrijpen voor zichzelf, Nederland en de wereld.
46. De leerling leert over de verdeling van welvaart en armoede over
de wereld, hij leert de betekenis daarvan te zien voor de bevolking en
het milieu, en relaties te leggen met het (eigen) leven in Nederland.
Examenprogramma's voor het voortgezet onderwijs
Alle leerlingen in het VO zijn verplicht examen te doen in het vak
maatschappijleer. De examenprogramma's voor dit vak maatschappijleer
in het vmbo, havo en vwo bevatten de onderwerpen die in deze examens
aan bod komen. Diverse onderwerpen in deze examenprogramma's hebben
een relatie met het thema mensenrechten. In het havo en vwo is de
democratische rechtsstaat het hoofdthema van het vak. Zo wordt in het
examen maatschappijleer vwo expliciet aandacht besteed aan kennis en
vaardigheden met betrekking tot de rechtsstaat, de parlementaire
democratie, de verzorgingsstaat (onder andere sociale rechten en
plichten), internationale vergelijking en internationale organisaties,
en de pluriforme samenleving. Het examenprogramma maatschappijleer
vmbo benoemt onder andere de volgende thema's: cultuur en
socialisatie, sociale verschillen, macht en zeggenschap (waaronder
invloed van burgers op de politiek en kenmerken van een parlementaire
democratie) en beeldvorming en stereotypering (waaronder begrepen het
beginsel van gelijkwaardigheid en respect).
Ook de examenprogramma's voor het vak geschiedenis voor de
verschillende schooltypen in het VO bevatten onderdelen die relevant
zijn in het licht van het thema mensenrechten. Zo bevat zowel het
examenprogramma geschiedenis havo/vwo als het examenprogramma
geschiedenis en staatsinrichting vmbo als belangrijk thema de
geschiedenis van de rechtsstaat en van de parlementaire democratie,
waarbij vrijheidsrechten en politieke rechten een rol spelen.
Tot slot is van belang het voorstel voor een nieuw examenprogramma
aardrijkskunde vmbo (Kijk op een veranderende wereld, KNAG commissie
examen aardrijkskunde vmbo, februari 2008). Onder het thema
`Verschillende soorten grenzen in het Midden-Oosten beschrijven, hun
vóórkomen verklaren en relateren aan identiteit' is opgenomen dat de
leerlingen voorbeelden moeten kunnen geven van mensenrechten en
kinderrechten die bij het betreffende conflict geschonden worden en
daarbij de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens en de
Rechten van het Kind als norm hanteren.
Het onderwijs in de mensenrechten wordt aldus zowel in het primair
onderwijs, alsmede in het voortgezet onderwijs integraal vanuit
verschillende contexten belicht. Mensenrechten zijn immers niet op
zichzelf staande fenomenen. Deze benadering doet recht aan het brede
karakter van dit thema en biedt docenten voorts de mogelijkheid om in
hun didactische vormgeving de invloed van deze fundamentele rechten op
het functioneren van burgers in een democratische rechtsstaat uiteen
te zetten vanuit verschillende invalshoeken en op basis van hun eigen
onderwijskundige werkelijkheid.
Voorziene wijziging van de kerndoelen PO en VO
Het voornemen is per 1 augustus 2009 in de kerndoelen voor het primair
onderwijs en die voor de onderbouw VO de canon van Nederland te
verankeren. Deze canon omvat diverse onderwerpen waarbij het thema
mensenrechten in brede zin een rol speelt. Als handreiking voor het
aanbrengen van samenhang tussen de in de canon genoemde onderwerpen,
voorwerpen, personen en thema's, zijn er veertien zogeheten
"hoofdlijnen van de canon".5 Met behulp hiervan kan op basis van
verschillende `canonvensters' impliciet of expliciet aandacht worden
geschonken aan mensenrechteneducatie. Een van deze hoofdlijnen (nr. 6)
heeft bijvoorbeeld betrekking op de Republiek der Zeven Verenigde
Nederlanden. Hierin wordt ondermeer als kenmerkend historisch feit de
godsdiensttolerantie aan de orde gesteld. Ook thema's als slavernij,
de Grondwet, vrouwenemancipatie en de Jodenvervolging hebben een in de
canon een nadrukkelijke plaats en bieden daarmee ook
aangrijpingspunten om mensenrechten in de klas aan bod te laten komen.
Kwaliteitsagenda
Voor zowel het primair als het voortgezet onderwijs heeft uw Kamer van
OCW een kwaliteitsagenda voor de komende jaren ontvangen. Deze
kwaliteitsagenda's focussen op een aantal topprioriteiten, waaronder
de verbetering van taal- en rekenprestaties van leerlingen. Bij
bespreking van deze kwaliteitsagenda's heeft uw Kamer er blijk van
gegeven deze focus te ondersteunen. Ook is daarbij uitgesproken dat
scholen de rust en de ruimte moeten krijgen om gedurende de looptijd
van de kwaliteitsagenda's te werken aan de beleidsprioriteiten die in
de agenda's zijn overeengekomen. Om rust en ruimte te realiseren is
koersvastheid van overheid en politiek van belang. Dit aspect is ook
benadrukt in het rapport van de Commissie Dijsselbloem. Tegelijkertijd
hebben meerdere partijen gedurende de begrotingsbehandeling
Buitenlandse Zaken het verzoek uitgesproken om mensenrechten verder in
het onderwijs te integreren. Het gaat derhalve om het vinden van een
juiste balans tussen het niet verder belasten van het onderwijs en
voldoende integratie van mensenrechten.
2. De activiteiten van het ministerie van Buitenlandse Zaken
In de mensenrechtenstrategie voor het buitenlands beleid `naar een
menswaardig bestaan' die eind 2007 door de Ministerraad is vastgesteld
staat dat mensenrechten de spelregels zijn voor een samenleving waarin
mensen in vrijheid van elkaar kunnen verschillen, maar voor de wet
gelijk zijn. De activiteiten van het ministerie van Buitenlandse Zaken
inzake bewustwording en kennis over mensenrechten richten zich
uiteraard hoofdzakelijk op het buitenland.
Gezien het belang dat de minister van Buitenlandse Zaken aan
mensenrechten hecht, maar ook met het oog op de geloofwaardigheid en
effectiviteit van het buitenlands beleid, wil hij graag, in aanvulling
op het bestaande onderwijs, in Nederland een extra inspanning leveren
om de kennis over mensenrechten te vergroten.
Op 10 december a.s. vinden verschillende activiteiten t.a.v.
mensenrechteneducatie plaats in het kader van het festival Mijn
Rechten Jouw Rechten waar een groot aantal NGO's aan deelneemt. Er
worden die dag verschillende activiteiten georganiseerd voor scholen,
leraren en lerarenopleidingen over mensenrechteneducatie. Het
ministerie van Buitenlandse Zaken ondersteunt dit initiatief
financieel. Ook heeft de minister van Buitenlandse Zaken
vertegenwoordigers van de Nationale Jeugdraad ondersteund in het maken
van een flyer over mensenrechten voor jongeren en hiertoe financieel
bijgedragen. Deze flyer maakt de uitgangspunten van de
mensenrechtenstrategie ook bij jongeren bekend. Deze flyer zal de
minister van Buitenlandse Zaken 10 december in ontvangst nemen. Het
ministerie van Buitenlandse Zaken financiert daarnaast in het kader
van het 60 jaar bestaan van de RvE (2009) en van het EVRM (2010)
activiteiten op scholen om mensenrechten, democratie en rechtstaat en
het werk van de Raad van Europa op deze gebieden meer bekendheid te
geven.
Tot slot is de minister van Buitenlandse Zaken voornemens een
lespakket samen te stellen en deze op Nederlandse scholen aan te
bieden. Dit lespakket moet uiteraard een meerwaarde hebben, effectief
gebruikt worden en aansluiten op datgene wat docenten momenteel
belangrijk achten. Om dit te realiseren vindt er momenteel overleg
plaatst tussen het Platform Mensenrechteneducatie en het ministerie
van Buitenlandse Zaken. Het Platform Mensenrechteneducatie bestaat uit
NGO's, uitgevers en onderwijsgerelateerde instellingen met specifieke
expertise op het terrein van zowel educatie als mensenrechten. Wanneer
dit lespakket is afgerond zullen wij u hiertoe verder informeren.
3. Conclusie
Zoals hierboven geschetst zijn mensenrechten reeds op verschillende
wijze terug te vinden in het Nederlandse onderwijs en worden er
meerdere activiteiten in dit kader ontplooid. Tegelijkertijd zijn wij
ons bewust van het feit dat het maatschappelijk middenveld alsmede
internationale mensenrechtenmechanismen, recentelijk zorgen hebben
geuit over de mate waarin Nederland opvolging geeft aan het
bovengenoemde VN-Actieprogramma. Wij zijn graag bereid verdere dialoog
met het maatschappelijk middenveld hierover te voeren om te bezien op
welke wijze mensenrechten kunnen worden gestimuleerd zonder dat dit
leidt tot nieuwe regelgeving.
Overigens dient te worden opgemerkt dat ook andere ministeries een
grote rol spelen in het vergroten van de kennis over mensenrechten op
verschillende niveaus in de samenleving. Zo werkt het ministerie van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan het kabinetsbrede
actieplan ter bevordering van -het uitdragen van- de kernwaarden van
de democratische rechtsstaat. Deze dialoog zal dus ook meerdere
vakdepartementen kunnen omvatten.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Dr. R.H.A. Plasterk
1: WPO, art. 8, derde lid: Het onderwijs: (a) gaat er mede vanuit dat
leerlingen opgroeien in een pluriforme samenleving, (b) is mede
gericht op het bevorderen van actief burgerschap en sociale
integratie, en (c) is er mede op gericht dat leerlingen kennis hebben
van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van
leeftijdgenoten.
2: Kamerstukken II, vergaderjaar 2003/04, 29666 nr. 3
3: Inspectie van het Onderwijs (2006), "Toezichtkader actief
burgerschap en sociale integratie"
4: Ibid., pag. 8
5: Zie: www.entoen.nu
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken