Nationale Bank van Belgie
Innovatie en ondernemerschap België: structurele determinanten van het
concurrentievermogen
2008-12-08
Artikel gepubliceerd in het Economisch Tijdschrift van december 2008
In een gemondialiseerde economie, met een steeds scherpere
concurrentie en bewegende structurele grenzen, vormt de innovatie een
hoeksteen van het beleid en wordt ze als het middel bij uitstek
beschouwd om het concurrentievermogen van de nationale en Europese
economieën te bevorderen. Vaak wordt daar het stimuleren van de
ondernemerszin aan toegevoegd. Innovatie en ondernemerszin vormen
aldus de kern van de processen inzake structurele hervormingen die
worden aangemoedigd door internationale instellingen zoals de OESO
("Going for growth") of de EU (Lissabon-strategie).
Hoewel innovatie vaak - maar niet noodzakelijk - technologische
aspecten omvat, moet ze vooral worden beschouwd als een lang en
complex proces, waarbij tal van elementen en diverse actoren betrokken
zijn. Tot slot kan innovatie vele vormen aannemen, net zoals de
innoverende ondernemingen geen homogeen profiel vertonen.
Het artikel tracht een beeld te schetsen van het innovatieproces, meer
bepaald door de verschillende elementen ervan te illustreren aan de
hand van de resultaten van de vierde communautaire innovatie-enquête
(CIS). Deze enquête bevraagt op geregelde tijdstippen de
ondernemingen in de landen van de EU, in IJsland en in Noorwegen
omtrent hun innovatiegedrag.
Volgens de CIS is een onderneming innoverend geweest als ze een voor
zichzelf nieuw of significant verbeterd product of proces heeft
geïntroduceerd. Tussen 2002 en 2004 was dat het geval voor 51,3 pct.
van de ondervraagde Belgische ondernemingen, waarmee deze laatste de
zevende plaats in Europa bekleden. Vooral middelgrote en grote, alsook
industriële Belgische ondernemingen doen het goed: in deze laatste
categorieën behoren de Belgische ondernemingen tot de top drie van de
Europese landen. Deze uitstekende resultaten kunnen ten dele worden
verklaard door de aanwezigheid van talrijke multinationale
ondernemingen op het Belgische grondgebied. Daarnaast oefenen de
grootte van de onderneming en de bedrijfstak waarin ze actief is een
invloed uit op haar geneigdheid tot innoveren, alsook op de rest van
het proces.
Teneinde kennis te verwerven, doet een onderneming innovatie-uitgaven,
die zich niet beperken tot uitgaven voor O&O, al zijn deze laatste wel
zeer belangrijk. Hoewel de Lissabon-strategie heeft bepaald dat tegen
2010 3 pct. van het bbp aan O&O moet worden besteed, stagneert de
intensiteit van de O&O-uitgaven sinds enige tijd, zowel in België als
in de EU als geheel. De Europese achterstand inzake O&O ten opzichte
van de Verenigde Staten blijft dus bestaan, net als de verschillen
tussen de lidstaten van de EU. In België is de financiële bijdrage
van de overheid aan de O&O-uitgaven bovendien geringer, wat ten dele
wordt gecompenseerd door de buitenlandse ondernemingen.
De structurele kenmerken van een economie komen in het gehele
innovatieproces tot uiting. De totale intensiteit van O&O in een
economie wordt beïnvloed door de activiteitsstructuur van deze
laatste, zodat de relevantie van een nationale doelstelling in vraag
kan worden gesteld. Door zijn externe openheid heeft België alle
voordeel bij een Europese aanpak ter zake. Het innoverende gedrag van
de Belgische ondernemingen steunt in mindere mate dan in de
belangrijkste buurlanden of in de EU op de O&O-activiteiten. Dit wordt
gecompenseerd door opleiding van het personeel en door de aankoop van
rechten op door anderen ontwikkelde innovaties. Een aanzienlijk
gedeelte van de door België neergelegde octrooien vertoont een
internationale dimensie, doordat ze grensoverschrijdend worden
aangehouden of door de betrokkenheid van een buitenlandse
co-uitvinder.
De traditionele positie van de Belgische ondernemingen in het hart van
de internationale productieketen kan bovendien verklaren waarom ze
bijzondere aandacht schijnen te besteden aan hun klanten en
leveranciers, als informatiebron en samenwerkingspartner, alsook
waarom ze veeleer lijken te streven naar een kwaliteitsverbetering van
hun producten dan naar een uitbreiding van hun gamma of de verovering
van nieuwe markten.
Aangezien innovatie een complex proces is, kan het beleid ter
bevordering ervan zeer verscheiden zijn. Zo kan innovatie gestimuleerd
worden door tal van beleidsmaatregelen die een verbetering van het
algemeen kader voor de tenuitvoerlegging van de economische activiteit
beogen, bijvoorbeeld op het vlak van opleiding, de arbeidsmarkt, de
financiële markten, externe openheid of concurrentie.
De overheid kan ook een meer rechtstreekse invloed uitoefenen op de
activiteit inzake O&O en innovatie, via verschillende kanalen
(subsidies voor O&O door de particuliere sector, O&O-activiteiten van
de overheid, enz.) en, meer algemeen, door het opzetten van een
doeltreffend stelsel van innovatie, waarin de banden en de
kennisoverdrachten tussen de universitaire wereld en de industrie
worden bevorderd. In België dient de overheid rekening te houden met
de vroegere en huidige situatie van de overheidsfinanciën, alsook met
de bevoegdheidsverdeling die eigen is aan een federale Staat en die
een adequate coördinatie van het beleid noodzakelijk maakt.
De ondernemer speelt een cruciale rol in het uitwerken van innovaties
- door kansen te onderkennen, risico's te dragen en productiemiddelen
te combineren. België, maar ook de belangrijkste buurlanden, kampen
in dat opzicht met een gebrek aan ondernemerszin, die niet mag worden
verward met het relatieve gewicht van de zelfstandige werkgelegenheid.
Een beleid ter bevordering van het ondernemerschap kan eveneens zeer
verschillende vormen aannemen en overlapt gedeeltelijk de hierboven
vermelde maatregelen.
Het belang van het algemene kader maakt dat het innovatieproces, en
dus ook het te voeren beleid, specifiek zijn voor elke economie.
België wordt bijvoorbeeld gekenmerkt door zijn externe openheid, de
noodzaak om de overheidsfinanciën onder controle te houden, zijn
institutionele structuur en activiteitsprofiel. Hoewel die specifieke
kenmerken in sommige opzichten het innovatieproces kunnen afremmen,
zijn ze ook een sterkte, in de eerste plaats via de hoge graad van
reactiviteit en absorptievermogen van de Belgische ondernemingen. Het
is nu zaak die troeven te consolideren en de meest markante zwakke
punten aan te pakken teneinde een efficiënt innovatiesysteem op te
zetten. Van de verschillende innovatiebevorderende randvoorwaarden
blijft opleiding prioritair, aangezien het menselijk kapitaal een
essentiële pijler van een kenniseconomie is. Ook efficiënte factor-
en productmarkten zijn onontbeerlijk.
Disclaimer Copyright NBB 2008