abcdefgh
Aan
de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG
Contactpersoon Doorkiesnummer
- -
Datum Bijlage(n)
10 december 2008 -
Ons kenmerk Uw kenmerk
VenW/DGMo-2008/4781 -
Onderwerp
Resultaten onderzoek FNV Bondgenoten Spooronderhoud
Geachte voorzitter,
Op 23 oktober 2008 ontving ik het verzoek van de vaste commissie voor Verkeer en
Waterstaat om een reactie te geven op de op 22 oktober 2008 gepubliceerde resultaten
van het onderzoek door FNV Bondgenoten over het spooronderhoud. Op 28 oktober
2008 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat ik deze onderzoeksresultaten eerst wil bespreken
met de spoorsector voordat ik een reactie daarop stuur naar uw Kamer1. Inmiddels heb ik
zowel van ProRail als van de Inspectie Verkeer en Waterstaat een reactie ontvangen en
informeer ik u als volgt.
Het onderzoek van FNV Bondgenoten komt tot de volgende vier conclusies:
1. FNV Bondgenoten concludeert dat er onvoldoende tijd voor onderhoud beschikbaar
is. Dit zou mede veroorzaakt worden door het beslag dat de vervoerders leggen op de
beperkt aanwezige spoorcapaciteit.
2. FNV Bondgenoten concludeert dat er steeds minder mensen in de Railinfra-sector
willen werken. Dit zou mede veroorzaakt worden door de toename van de
hoeveelheid nachtwerk.
3. FNV Bondgenoten concludeert dat de kwaliteit van de spoorweginfrastructuur
afneemt. Dit zou mede veroorzaakt worden door de beperkte voor onderhoud
beschikbare spoorcapaciteit, door het steeds verder afnemende aantal mensen dat in
de Railinfra-sector wil werken en door het afnemende kennisniveau van hen.
1 brief "Resultaten onderzoek FNV Bondgenoten Spooronderhoud", kenmerk
VenW/DGMo-2008/3753, 28 oktober 2008
Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 351 61 71
Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 351 78 95
bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)
VenW/DGMo-2008/4781
4. FNV Bondgenoten concludeert dat het nodig is om meer en langere
buitendienststellingen te plannen en dat deze bovendien op andere momenten dan 's
nachts en in de weekenden moeten plaatsvinden. Dit zou nodig zijn om de hierboven
genoemde drie gesignaleerde problemen (onvoldoende tijd, minder mensen en
afnemende kwaliteit) op te lossen.
Op basis van de ontvangen informatie van de Inspectie Verkeer en Waterstaat alsook die
van ProRail, herken ik wel een aantal van de door FNV Bondgenoten genoemde
zorgpunten, maar kan ik mij niet vinden in de belangrijkste conclusies van het onderzoek.
Hieronder ga ik nader in op elk van deze punten, mede op basis van de reacties van
ProRail en van de Inspectie Verkeer en Waterstaat.
Voor onderhoud beschikbare tijd en spoorcapaciteit
Over het spanningsveld tussen tijd en spoorcapaciteit ten behoeve van vervoer enerzijds
en onderhoud anderzijds heb ik uw Kamer bij verschillende eerdere gelegenheden
geïnformeerd. In het bijzonder verwijs ik hierbij naar mijn brief over het
capaciteitsverdelingsproces 20092, mijn antwoorden op vragen van het lid Cramer over
achterstanden bij het spooronderhoud3 en mijn brief over Trein Vrije Periodes4 (TVP's).
Ik heb daarin onder andere aangegeven dat ProRail steeds meer overgaat op maatwerk-
afspraken met spooraannemers en vervoerders, zodat door goed samen te werken een
optimaal resultaat bereikt kan worden. Het is daarbij niet zo dat, zoals FNV Bondgenoten
stelt, "het onderhoud het altijd aflegt van het vervoer". ProRail verdeelt na overleg met
vervoerders de schaarse capaciteit tussen beheer en verkeer met een optimaal evenwicht
tussen enerzijds zoveel mogelijk treinverkeer voor reizigers en goederen en anderzijds een
veilige en betrouwbare infrastructuur alsook een veilige werkplek voor baanwerkers. De
capaciteitsverdeling vindt plaats op basis van niet-discriminerende regels en, zoals ik onder
andere in mijn brief over het capaciteitsverdelingsproces 2009 heb aangegeven, vinden er
in 2009 meer onderhoudswerkzaamheden plaats in buitendienststellingen. Ook wordt de
onderhoudsroostersystematiek verbeterd door de duur van de nachtelijke
buitendienststellingen in overleg met vervoerders te optimaliseren en door nauwgezet,
samen met de spooraannemers, te kijken welke onderhoudswerkzaamheden in de
verschillende TVP's kunnen plaatsvinden. Zodoende neemt ProRail gerichte maatregelen
om TVP's zo effectief en efficiënt mogelijk te benutten. Overigens zijn er meer TVP's
beschikbaar dan vanuit onderhoudsoogpunt noodzakelijk is vanwege de door vervoerders
gewenste duidelijkheid van de dienstregeling voor treinreizigers.
2 brief "Capaciteitsverdelingsproces 2009", kenmerk VenW/DGMo-2008/1557, 17
september 2008
3 brief "Kamervragen", kenmerk VenW/DGMo-2008/2113, 29 september 2008
4 brief "Trein Vrije Periodes", kenmerk VenW/DGMo-2008/1546, 2 oktober 2008
---
VenW/DGMo-2008/4781
Een specifiek punt in de onderzoeksrapportage van FNV Bondgenoten betreft het
percentage voor onderhoud geplande onttrekkingen ("geplande niet-beschikbaarheid").
FNV Bondgenoten stelt dat dit in 2007 nog 0,6% was en in 2008 0,3% zal worden. In
2007 was dit echter ook al 0,3%, en in de komende jaren zal dit op datzelfde
gelijkblijvend niveau gehandhaafd blijven. Er is dus geen sprake van deze door FNV
Bondgenoten veronderstelde reductie van voor onderhoud geplande onttrekkingen.
FNV Bondgenoten stelt bovendien dat deze 0,3% voor onderhoud geplande
onttrekkingen te weinig zou zijn omdat ProRail zelf statistisch berekend zou hebben dat
hiervoor tussen 0,304% en 0,386% nodig zou zijn. ProRail heeft mij echter geïnformeerd
dat deze laatste, hogere percentages betrekking hebben op reserveringen voor
spooronderhoud, die in een vroeg stadium gedaan worden en nog aanzienlijke reserves
bevatten. Wanneer na aanbesteding van de onderhoudswerkzaamheden duidelijker wordt
hoeveel tijd daadwerkelijk nodig is, wordt de niet benodigde reservetijd "teruggegeven"
aan de vervoerders. ProRail geeft aan dat de praktijk leert dat dan uiteindelijk
daadwerkelijk slechts 0,3% nodig blijkt te zijn.
In de hierboven aangehaalde brieven aan uw Kamer heb ik overigens aangegeven dat
innovatieve nieuwe technieken een bijdrage leveren aan het verbeteren van de efficiency
van het spooronderhoud. Hierdoor is minder tijd en spoorcapaciteit voor onderhoud nodig
bij gelijkblijvend, en soms zelfs hoger, kwaliteitsniveau. Enkele voorbeelden hiervan zijn
het gebruik van mobiele werkplaatsen, videoschouwtreinen en handheld terminals
(Betuweroute). Ik stimuleer dergelijke innovaties van harte.
Mede op basis van de reacties van de Inspectie Verkeer en Waterstaat en van ProRail deel
ik de hier besproken conclusie van FNV Bondgenoten niet, maar concludeer ik dat er
voldoende tijd en spoorcapaciteit beschikbaar is voor spooronderhoud. Wel wordt met de
toegenomen groei de spanning in toenemende mate zichtbaar in de capaciteitsverdeling
tussen de benodigde tijd voor onderhoud en de wensen van de vervoerders. Gezien de
uitkomsten van het capaciteitsverdelingsproces in de afgelopen jaren vertrouw ik er op dat
de verschillende organisaties in de spoorsector door goede samenwerking, maatwerk en
voortvarende innovatie in staat blijven om met dit spanningsveld zodanig om te gaan dat
zoveel mogelijk van de gewenste groei van het spoorvervoer en het daarbij behorende
onderhoud worden gerealiseerd met specifieke aandacht voor de veiligheid. Dat alles
onder het motto "je werkt veilig of je werkt niet".
---
VenW/DGMo-2008/4781
Werknemers in de Railinfra-sector
Onderhoud aan het spoor vindt in belangrijke mate in de nacht plaats. Hoewel er dan
voldoende tijd is om het onderhoud uit te voeren, hebben spooraannemers steeds meer
moeite om hiervoor gekwalificeerd personeel te krijgen. In dat opzicht worden de zorgen
van FNV Bondgenoten herkend. ProRail vindt het belangrijk dat de spooraannemers
aantrekkelijke werkgevers op de arbeidsmarkt blijven. Een verzwakte positie van de
spooraannemers op de arbeidsmarkt kan op den duur ook ProRail voor problemen stellen
bij het leveren van voldoende en betrouwbaar spoor aan haar klanten. Om die reden is
ProRail met alle betrokken partijen in overleg over mogelijke oplossingen voor deze
problematiek. Zoals in mijn brief aan uw Kamer over het capaciteitsverdelingsproces 2009
is aangegeven, kunnen ook hier innovatieve technieken een bijdrage leveren aan het
oplossen van deze problematiek. Hierdoor kan bijvoorbeeld in sommige gevallen een
verschuiving van nachtelijke werkzaamheden naar werkzaamheden overdag plaatsvinden.
Samenvattend kan gesteld worden dat deze problematiek herkend wordt door zowel de
Inspectie Verkeer en Waterstaat als ProRail. Ik onderken de noodzaak om gericht
aandacht te geven aan het waarborgen van voldoende gekwalificeerd personeel in de
Railinfra-sector. ProRail heeft mij aangegeven dat zij er alles aan zal doen om dit samen
met de andere partijen in de spoorsector op te lossen.
Kwaliteit van de spoorweginfrastructuur
De Inspectie Verkeer en Waterstaat en ProRail herkennen geen van beide dat de kwaliteit
van de spoorweginfrastructuur zou zijn teruggelopen. De kwaliteit van de wissels is door
een intensief onderhoudsprogramma de laatste tijd juist sterk verbeterd. Beide geven dan
ook aan dat de veilige berijdbaarheid niet in het geding is geweest zodanig dat
beperkingen aan het treinverkeer opgelegd zouden moeten worden. Wel heeft de
Inspectie Verkeer en Waterstaat, mede op basis van de beoordeling van het
veiligheidsmanagementsysteem van ProRail, aangegeven dat een organisatorisch
verbeterproces vereist is. In de kern komt dit erop neer dat ProRail het onderhoudsproces
op transparante wijze moet beheersen en borgen. Inmiddels heeft de Inspectie Verkeer en
Waterstaat geconstateerd dat ProRail druk bezig is om deze verbeteringen te realiseren.
Dit is in lijn met de conclusies rondom beschikbaarheid van de naar uw Kamer gestuurde
onderzoeken door McKinsey & Company in het kader van de aanbevelingen uit "Op de
Rails"5 en met de op 14 februari 2008 en 9 april 2008 naar uw Kamer gestuurde
informatie over "veiligheidsproblemen wissels op het spoor"6. Hierbij is in de afgelopen
jaren samen met de spooraannemers een verbeteringstraject in gang gezet.
ProRail geeft bovendien als voorbeeld aan dat het aantal botsingen, STS-passages7 en
ontsporingen als gevolg van falen van de infrastructuur een dalende trend laat zien.
5 brief "Onderzoek aansturing en functioneren ProRail", kenmerk VenW/DGP-
2008/5659, 17 juni 2008
6 brief "Commissievragen", kenmerk VenW/DGP-2008/3273, 9 april 2008 en brief
"Toezeggingen", kenmerk VenW/IVW-2008/136
7 Stop Tonend Sein-passage
---
VenW/DGMo-2008/4781
Noodmaatregelen, zoals een tijdelijke snelheidsbeperking of "de rode vlag in het spoor"
als gevolg van onveilige berijdbaarheid van de spoorweginfrastructuur, vinden dan ook
slechts sporadisch plaats.
Samenvattend kan gesteld worden dat de Inspectie Verkeer en Waterstaat noch ProRail de
conclusie van FNV Bondgenoten over de afname van de kwaliteit van de
spoorweginfrastructuur herkent. ProRail werkt hard aan de verbetering van het
veiligheidsmanagement en de Inspectie Verkeer en Waterstaat ziet hier op toe. Het is van
groot belang dat de kwaliteit en de veilige berijdbaarheid van het spoor gewaarborgd zijn
en blijven.
Planning en duur van buitendienststellingen
De Inspectie Verkeer en Waterstaat ziet erop toe dat baanwerkers veilig kunnen werken
en beoordeelt daarop de manier en de maatregelen waarop dat wordt gewaarborgd.
ProRail onderschrijft de wens voor langere buitendienststellingen, maar geeft daarbij aan
toe te willen werken naar minder buitendienststellingen. Minder, maar langere
buitendienststellingen leveren volgens ProRail voordelen op, zowel voor de maakbaarheid
van het onderhoud als voor de treinreizigers, die met minder treinuitval door
buitendienststellingen worden geconfronteerd. Volgens ProRail worden vervoerders
hiermee in de gelegenheid gesteld om alternatief vervoer aan de reizigers aan te bieden.
ProRail onderschrijft het door FNV Bondgenoten aangehaalde succes van het recente
"Mega-1-project" in Zeeland, waarbij gedurende een hele maand het spoor in Zeeland
buiten dienst is genomen.
Zoals hierboven al aangegeven, heeft ProRail de taak om op verantwoorde wijze
afwegingen te maken tussen de schaarse spoorcapaciteit en spoorwegveiligheid. Het is
van groot belang dat deze afwegingen van belangen op een transparante wijze en in
overleg met partijen uit de spoorsector plaatsvinden en toetsbaar zijn. Ook hier geldt dat
maatwerkafspraken met belanghebbenden, zoals vervoerders en spooraannemers, en
flexibiliteit mogelijkheden bieden voor oplossingen die voor alle partijen acceptabel zijn.
Samenvattend kan gesteld worden dat ProRail de wens van FNV Bondgenoten voor
langere buitendienststellingen onderschrijft. Voor wat betreft de planning en duur van
buitendienststellingen ben ik van mening dat ProRail in overleg met alle betrokken partijen
moet bezien in hoeverre langere buitendienststellingen nodig en in de praktijk
verantwoord mogelijk zijn.
---
VenW/DGMo-2008/4781
Conclusie
Ik concludeer dat er voldoende tijd en spoorcapaciteit beschikbaar is voor spooronderhoud
en dat de vereiste kwaliteit voor veilige berijdbaarheid van het spoor gewaarborgd is en
blijft. Hierbij staat de veiligheid van baanwerkers voorop. Ik ben blij dat zowel de Inspectie
Verkeer en Waterstaat als ProRail constateren dat er geen sprake is van een afname van
kwaliteit van de infrastructuur. De kwaliteit van de wissels is door een intensief
onderhoudsprogramma de laatste tijd juist sterk verbeterd.
Ik onderken de noodzaak om gericht aandacht te geven aan het waarborgen van
voldoende gekwalificeerd personeel in de Railinfra-sector. ProRail heeft mij verzekerd dat
zij er alles aan zal doen om dit samen met de andere partijen in de spoorsector op te
lossen.
Voor wat betreft de planning en duur van buitendienststellingen concludeer ik dat ProRail
in overleg met alle betrokken partijen moet bezien in hoeverre langere en mogelijk minder
buitendienststellingen nodig en in de praktijk verantwoord mogelijk zijn.
Ten slotte zal ik erop toezien dat ProRail al het mogelijke doet om de innovatie op het
gebied van spooronderhoud op een hoger plan te krijgen, waarbij zowel naar de belangen
van de treinreizigers en verladers als naar de kwaliteit en veilige berijdbaarheid van het
spoor gekeken moet worden. Zoals aangegeven kunnen dergelijke innovaties een bijdrage
leveren aan het oplossen van de verschillende door FNV Bondgenoten gesignaleerde
zorgen.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
ir. Camiel Eurlings
---
Ministerie van Verkeer en Waterstaat