College van Beroep voor het bedrijfsleven

Omdat de minister niet tijdig uitvoering heeft gegeven aan de uitspraak van de rechtbank legt de Raad een dwangsom op

Bij besluit van 14 mei 2007 heeft de korpsbeheerder het bezwaar tegen het besluit van 23 maart 2006, waarbij het verzoek om erkenning van aansprakelijkheid en vergoeding van schade is afgewezen, ongegrond verklaard. De rechtbank Rotterdam heeft bij uitspraak van 7 juli 2008 het beroep van appellante tegen het besluit van 14 mei 2007 gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de korpsbeheerder binnen vier weken een nieuwe beslissing op bezwaar neemt. De korpsbeheerder heeft hoger beroep ingesteld tegen die uitspraak. De Raad ziet aanleiding onder een besluit als bedoeld in artikel 6:18, eerste lid, van de Awb mede te verstaan het niet tijdig nemen van een nieuw besluit na vernietiging door de rechtbank van de oorspronkelijke beslissing op bezwaar. Het door de korpsbeheerder ingestelde hoger beroep heeft geen schorsende werking. Gelet op artikel 7:10, eerste lid, van de Awb was de korpsbeheerder na de uitspraak van de rechtbank van 7 juli 2008 gehouden om binnen vier weken een nieuwe beslissing op het door appellante tegen het besluit van 23 maart 2006 gemaakte bezwaar te nemen. Vast staat dat toen appellante haar beroepschrift indiende, de in de uitspraak van 7 juli 2008 voorgeschreven termijn van vier weken was verstreken. De Raad acht het beroep tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit derhalve kennelijk gegrond. De Raad zal met gebruikmaking van de in artikel 8:72, zevende lid, van de Awb neergelegde bevoegdheid de korpsbeheerder opdragen om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing te nemen onder bepaling van verbeurte van een dwangsom van ⬠150,- per dag dat de korpsbeheerder in gebreke blijft.

LJ Nummer:

BG7148

Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 17 december 2008