Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk
12 januari 2009 MLB/M/93.844
Onderwerp Bijlage(n)
herziening omroepmededeling 1
U heeft mij per brief van 26 november gevraagd om uw Kamer een afschrift te sturen van de
Nederlandse reactie op de concept Omroepmededeling van de Europese Commissie. Dit afschrift treft
u hierbij aan. Ik constateer dat de krachtenbundeling van lidstaten gedeeltelijk vruchten afwerpt. Zo
laat de concept Omroepmededeling de mogelijkheid open dat burgers voor sommige gespecialiseerde
diensten van de publieke omroep iets bijbetalen, een belangrijk punt voor Nederland. Minder tevreden
is de regering over de goedkeuringsprocedure die de Commissie voorstelt voor nieuwe diensten van de
publieke omroep. De Commissie wil dat lidstaten een uitgebreide en onafhankelijke toets naar
markteffecten doen voor zij nieuwe diensten toestaan. De ontwerp Omroepmededeling is op dit punt te
verplichtend en te gedetailleerd. Nederland wil speelruimte houden om op eigen wijze publieke
belangen en belangen van commerciële mediabedrijven te wegen. Verder vindt de regering dat de
concept Omroepmededeling onvoldoende techniekneutraal is doordat het onderscheid blijft maken
tussen `oude' en `nieuwe' diensten. Tot slot zijn sommige passages over betaalde diensten van de
publieke omroep onduidelijk. De regering stelt de Commissie dan ook voor de tekst op onderdelen aan
te passen. Voor de details verwijs ik u naar de bijgevoegde Nederlandse reactie.
U heeft mij verder gevraagd naar de uitkomsten van de OJC raad van 20 en 21 november jl.. Op de OJC
raad is niet gesproken over de tekst van de Omroepmededeling. Zoals u weet stelt de Commissie
zelfstandig staatssteunregels vast en wordt hierover niet gestemd in de Raad en het Europees
Parlement. De concept Omroepmededeling was om die reden niet afzonderlijk geagendeerd, maar
kwam op verzoek van Zweden wel kort ter sprake onder het agendapunt `any other business'. De
Zweedse minister signaleerde dat de conceptmededeling te weinig rekening houdt met het Protocol van
Amsterdam, waarin staat dat lidstaten verantwoordelijk zijn voor de taakomschrijving en financiering
van hun publieke omroep (subsidiariteitsbeginsel). Ik heb daarop de zorgen van Zweden onderstreept
en nogmaals gewezen op de principes van het position paper dat 19 lidstaten in september naar de
Commissie hebben gestuurd. Duitsland, Finland en Frankrijk ondersteunden de interventies. De
Commissie - bij monde van Commissaris Reding zei goede nota te nemen van de bezwaren van de
lidstaten en meende dat daar in de concept mededeling ook al rekening mee was gehouden.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/3
In dit verband wil ik u tevens informeren over de zogenoemde multilaterale bijeenkomst die op initiatief
van DG Competitie plaatsvond op 5 december jl. In deze bijeenkomst hebben ambtelijke delegaties van
de lidstaten met de Commissie gesproken over de concept Omroepmededeling. De beraadslagingen van
deze staatssteunbijeenkomsten zijn vertrouwelijk en worden niet genotuleerd. Ik kan u in algemene zin
laten weten dat op 5 december 22 lidstaten zich in lijn met het position paper - kritisch hebben
uitgelaten over de concept mededeling. Ook hebben meerdere landen erop aangedrongen dat de
Commissie de tekst aanpast en nogmaals met de lidstaten bespreekt in een tweede multilaterale
bijeenkomst.
In bovengenoemde brief van 26 november heeft u mij ook gevraagd in te gaan op de gevolgen voor het
omroepbestel wanneer de Omroepmededeling in deze vorm van kracht wordt. Uiteraard moeten we
eerst afwachten hoe de Commissie de reacties van de lidstaten en belanghebbenden op het concept zal
verwerken. De deadline voor reacties is 15 januari. Het is nog onduidelijk of de Commissie daarna een
tweede multilaterale bijeenkomst organiseert of direct met haar definitieve mededeling komt.
De (herziene) Omroepmededeling heeft een directe relatie met de lopende zaak over de
reguliere financiering van de publieke omroep. Op basis van de maatregelen die de Commissie in deze
zaak heeft voorgesteld voorziet de nieuwe Mediawet (die 1 januari 2009 in werking is getreden) in een
procedure voor evaluatie en goedkeuring van alle activiteiten van de publieke omroep. Het
uitgangspunt van de nieuwe Mediawet is dat de publieke omroep een multimediale taak heeft. De
goedkeuringsprocedure is daarom zo ontworpen dat de `oude' en `nieuwe' diensten als een geheel
worden beschouwd en er ruimte is voor experimenten. Daarnaast was al het uitgangspunt dat de
publieke omroep een brede en zelfstandige taak heeft. De goedkeuringsprocedure dient daarom eerst
en vooral gericht te zijn op waarden als onafhankelijkheid, verscheidenheid, kwaliteit en bereik.
Belangen van commerciële bedrijven worden gehoord en meegewogen, maar niet zodanig dat het
publieke aanbod een afgeleide wordt van hetgeen commerciële media op enige moment doen of juist
laten.
Een marktbenadering zoals in de huidige concept Omroepmededeling wordt voorgestaan zal de
publieke omroep onvermijdelijk in de verdediging dringen en hoe dan ook zorgen voor extra
bureaucratie en procedures in het kader van de goedkeuringsprocedure. De concept
Omroepmededeling zal tot gevolg hebben dat een markttoets als regelgevend criterium meegenomen
moet worden in de goedkeuringsprocedure. Er bestaat op termijn het risico van marginalisering van de
publieke omroep.
Ik wijs uw Kamer in dit verband op een arrest van 22 oktober 2008 van het Hof van Eerste
Aanleg in de staatssteunzaak tegen de Deense publieke omroep TV2. Hierin stelt het gerecht in punt
123: "...de omschrijving van de dienst van algemeen economisch belang op het gebied van de omroep
door middel van een vergelijkende analyse van de programma's (... ) te laten bepalen door het scala van
de programma's van de commerciële zenders, zou tot gevolg hebben dat de lidstaten hun bevoegdheid
tot omschrijving van de openbare dienst wordt ontnomen. De omschrijving van de dienst van algemeen
economisch belang zou namelijk uiteindelijk afhangen van de commerciële exploitanten en hun
beslissingen om al dan niet bepaalde programma's uit te zenden. Zoals TV2 terecht opmerkt, kunnen
blad 3/3
de lidstaten bij de omschrijving van de taak van de publieke omroep niet worden beperkt door de
activiteiten van de commerciële zenders".
De regering blijft zich inspannen voor aanpassingen in de concept Omroepmededeling. Ik heb de hoop
dat de uitkomsten van de consultatie leiden tot een bevredigende oplossing.
Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
Bijlage: Response of the Netherlands to the draft Broadcasting Communication of the European
Commission.