4. Gehandicaptenbeleid
Gehandicaptenbeleid
Kamerstuk, 15 januari 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ/KZ-U-2906266
15 januari 2009
Geachte voorzitter,
1. Inleiding
Eind 2007 is een Inspectie voor de Volksgezondheid (IGZ)-rapport
verschenen over de stand van zaken met betrekking tot de kwaliteit in
de 24 uurszorg aan mensen met een verstandelijke beperking.
Daaruit kwam naar voren dat in een kwart van de verblijfszorg
verantwoorde zorg werd geleverd en er géén plannen van aanpak nodig
waren om de situatie te verbeteren. In de helft van het veld moesten
er voor één of twee risico-aspecten plannen van aanpak gemaakt worden.
En in een kwart was de situatie zorgelijk: er moesten over drie tot
acht risico-aspecten verbeterplannen worden gemaakt. Dat was een
ernstig signaal en de IGZ heeft de betrokken instellingen gevraagd
verbeterplannen op te stellen. Alle organisatorische eenheden die een
verbeterplan moesten opstellen zijn inmiddels opnieuw bezocht en door
de IGZ beoordeeld.
Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van deze
follow-upbezoeken die de IGZ heeft uitgevoerd in het kader van het
geïntensiveerde toezicht in de 24-uurszorg aan mensen met een
verstandelijke beperking. Het rapport van de IGZ "Verbeterkracht
gehandicaptenzorg in beeld" treft u als bijlage bij deze brief aan.
2. Het rapport in het perspectief van het kwaliteitstraject
gehandicaptenzorg
De IGZ bezocht in 2006/2007 een selectie van 96 organisatorische
eenheden van 70 zorgaanbieders. De IGZ oordeelde op grond van acht
risico-aspecten: continuïteit van zorg; zelfbepaling en
medezeggenschap; individuele planning en dagbesteding; deskundigheid
personeel; diagnostiek en signalering; veiligheid en
vrijheidsbeperkende maatregelen.
Alle bezochte organisatorische eenheden die op één of meer van de acht
onderzochte risico-aspecten een matig tot hoog risico (score 3) of een
hoog tot zeer hoog risico (score 4) hadden, moesten verbeterplannen
maken voor deze risico-aspecten. Vervolgens kregen de betrokken
zorgaanbieders gemiddeld circa een jaar de tijd om de verbeteringen te
implementeren. Na dit jaar heeft de IGZ getoetst of de betrokken
organisatorische eenheden erin geslaagd waren de risico-aspecten terug
te brengen tot minstens een aanvaardbaar gering tot matig risico
(score 2) en wat het effect hiervan was voor de dagelijkse zorg- en
dienstverlening aan de cliënt. Het IGZ-rapport bevat de uitkomsten van
deze follow-upronde.
Om de resultaten in een juist perspectief te plaatsen heeft de IGZ
voorts onderzocht welke succes- en faalfactoren hierbij een grote rol
speelden. Daarbij betrok de Inspectie ook de verdere doorontwikkeling
van het "kwaliteitskader gehandicaptenzorg". In dit kader staat
versterking van de positie van de cliënt centraal.
Dit onderzoek bevestigt het belang van indicatoren uit het
kwaliteitskader op dit punt. De volgende stap in het kwaliteitstraject
is het toetsen van de kwaliteit aan de hand van prestatie-indicatoren.
Op dit moment lopen er een aantal proefpilots met
prestatie-indicatoren. Binnen deze indicatoren wordt aan het thema
zeggenschap een groot gewicht toegekend.
Doordat prestaties op bepaalde uitkomstindicatoren (zoals
cliëntenwaardering) meer zichtbaar worden, is gerichtere actie op
verbetering van de zorgverlening mogelijk.
Met het programma Zorg voor Beter is het voor instellingen mogelijk
via ervaringen (good practices) van anderen te leren.
Hiermee is de hele cyclus van meten, verbeteren en borgen op
verschillende manieren verankerd.
3. Belangrijkste bevindingen
Uit de analyse van de follow upbezoeken blijkt dat er veel verbeterd
is ten opzichte van de eerste bezoekronde in 2007.
Waren er in 2007 oorspronkelijk 251 risico-aspecten met een score 3
(matig tot hoog risico) of 4 (hoog tot zeer hoog risico), in 2008 is
dit aantal teruggebracht tot 79. De 51 scores 4 (hoog tot zeer hoog
risico) in 2007 zijn na de follow-upbezoeken teruggebracht tot 4: één
keer op zelfbepaling, twee keer op continuïteit van zorg en één keer
op vrijheidsbeperkende maatregelen. Van de 200 keer dat er na het
eerste bezoek een score 3 (matig tot hoog risico) werd gegeven, bleven
er na de follow-upronde nog 50 over.
In de meeste gevallen namen de risicoscores af met één scorepunt. Geen
enkel risico-aspect is verder verslechterd.
Van de oorspronkelijk 72 organisatorische eenheden die verbeterplannen
moesten maken voor één of meerdere risico-aspecten slaagden 42 er in
na de follow-upbezoeken op alle risico-aspecten een score 2 (gering
tot matig risico) of 1 (afwezig tot gering risico) te realiseren. Er
zijn dus nog 30 over die nog steeds op sommige aspecten 3 en/of 4
scoorden. Het aantal te verbeteren risico-aspecten per
organisatorische eenheid is echter sterk verminderd.
Het rapport geeft ook inzicht in de succes- en faalfactoren om
verbeteringen te implementeren. De belangrijkste succesfactoren zijn
een open communicatie met cliënten, cliëntvertegenwoordigers,
medewerkers en management én het investeren in de deskundigheid van
medewerkers. Daar waar verbeteringen nog niet lukten, was vaker sprake
van organisatorische onrust, wisselingen in management en vastlopende
communicatie.
De IGZ blijft de voortgang volgen bij de organisatorische eenheden die
op een aantal risico-aspecten nog onder de maat presteren en zal deze
zonodig onder verscherpt toezicht stellen. De IGZ verwacht dat alle
organisatorische eenheden eind 2009 hun kwaliteit op orde hebben. Zo
niet, zal zij verscherpt toezicht overwegen.
Let wel, deze bevindingen betreffen uitsluitend de relatieve
verbeteringen in de bezochte organisatorische eenheden en geven dus
géén landelijk of gemiddeld beeld van de 24 uurszorg aan mensen met
een verstandelijke beperking.
4. Reactie
De bevindingen laten een positieve ontwikkeling zien. De wil van de
sector om een kwaliteitsslag te maken, wordt nu ook in de dagelijkse
praktijk zichtbaar.
Met de openbaarheid van IGZ-rapporten, de publicatie van
kwaliteitsgegevens in jaardocumenten en op www.kiesbeter.nl lijkt er
bij bestuurders toch meer aandacht te komen voor de kwaliteit van wat
zij aan zorg leveren. Zoals ik al in mijn brief "koers op kwaliteit"
heb aangekondigd wordt in alle sectoren van de zorg een actieplan
cliëntveiligheid opgesteld. In de gehandicaptenzorg staan hierbij drie
speerpunten centraal: personeel en opleiding; zorgplan/empowerment en
preventie/bestrijding seksueel misbruik.
De vastgestelde verbeteringen hebben een positieve invloed op de
missie van het kwaliteitskader gehandicaptenzorg: Het stimuleren van
een optimale regie bij de cliënt en bijdragen aan de kwaliteit van
leven van de cliënt. Met name de combinatie van sturing op meer
vraaggericht werken en duidelijk daarop ingerichte werkprocessen bleek
een krachtige verbeterimpuls. Dit beeld bevestigt voor mij de noodzaak
het kwaliteitskader verder te ontwikkelen en te implementeren.
De verbeterde werkprocessen betreffen met name het opstellen en
uitvoeren van ondersteuningsplannen waarin de cliënt met zijn/haar
ondersteuningsvraag en netwerk centraal staat. Dit sterkt mij in mijn
beleid de cliënt meer mogelijkheden te geven om tot een passend
zorgarrangement te komen.
Maar er zijn ook bedreigende ontwikkelingen. Uit de kwalitatieve
analyse komt naar voren dat, hoewel het risico-aspect continuïteit van
zorg sterk is verbeterd, er een tekort aan goed geschoold personeel
zichtbaar blijft. Het aantrekken en behouden van voldoende en
voldoende gekwalificeerd personeel is een zware opgave. Voor wat
betreft de gehandicaptenzorg stimuleren wij (de minister en ik) samen
met de VGN, de werving van personeel. Dit gebeurt in het kader van het
arbeidsmarktbeleid, waarover ik u in de arbeidsmarktbrief 23 december
2008 heb bericht.
Opmerkelijk is dat verschillende locaties van één organisatorische
eenheid wisselende scores laten zien op de acht risico-aspecten. Ook
tussen organisatorische eenheden waren kwaliteitsverschillen. Het is
dus belangrijk dat het management voldoende zicht heeft op deze
verschillen.
Het programma Zorg voor Beter zal tot eind 2011 het instrument blijven
om kwaliteit te verbeteren, op de vloer tussen cliënt en professional,
gericht op kwaliteit, veiligheid en aandacht voor professionaliteit en
de relatie tussen cliënt en professional. De implementatie van het
zorg(ondersteuningsplan) is een apart implementatietraject binnen Zorg
voor Beter.
Hoogachtend,
de staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport