Ronde tafelgesprek over de OV-chipkaart
Hoorzitting met vragen van kamerleden aan deskundigen
Op 14 januari stelden de leden van de Vaste Tweede Kamercommissie voor
Verkeer en Waterstaat vragen aan deskundigen over de stand van zaken
van de OV-chipkaart.
Vragen konden worden gesteld aan:
o L. Verbeek, voorzitter implementatiegroep OV-chipkaart
o Mevr. C. van Nieuwenhuizen, Interprovinciaal Overleg (IPO)
o P. Smit, wethouder Den Haag, bestuurder Stadsregio's Kader Verkeer
en Vervoer (SKVV)
o Mevr. B. Bügel, NS Reizigers
o J. Taal, RET
o G.J. Kroon, GVB Amsterdam
o T. Kienhorst, FMN namens Connexxion, Veolia, Arriva en Syntus
o H. Verhagen, Consumentenbond
o M. van der Vlis, ROVER
o H. Bouma, namens de ROCOV's
o Mevr. J. van Nieuwenhoven, OV-ambassadeur
o G. Joosten, Viziris, netwerkorganisatie van mensen met
gezichtsbeperking
o J. Kohnstamm, College Bescherming Persoonsgegevens (CBP)
o B. Jacobs, Radboud Universiteit Nijmegen
Uitgebreid werd ingegaan op de ervaringen in de regio Rotterdam met de
OV-chipkaart.
Vooral ging het om de aantallen reizigers die schade ondervonden,
doordat zij bij het verlaten van het voertuig of station niet hadden
uitgecheckt.
Gedetailleerde gegevens werden verstrekt. Procentueel gaat het slechts
om geringe aantallen. Niettemin moesten per maand ca. 2000 restituties
worden gegeven. De verwachting is dat het probleem zal afnemen. In de
eerste plaats doordat men beter gewend zal raken aan het systeem; in
de tweede plaats omdat men straks bij de metrostations alleen door uit
te checken door het poortje het station kan verlaten.
Het is ook in het belang van de RET dat het probleem van het
niet-uitchecken wordt geminimaliseerd.
Door de kamerleden werd gevraagd om de ervaringen in Rotterdam mee te
delen aan Amsterdam, alwaar per 1 april a.s. ook de chipkaart algemeen
zal worden gebruikt.
Roemer (SP) vroeg hoe het stond met de benodigde certificering door De
Nederlandse Bank. Verwacht wordt dat dit medio april rond komt.
Roefs (PvdA) vroeg of het grote aantal tarieven niet een probleem zou
vormen bij de landelijke invoering. Geantwoord werd dat men de eerste
twee jaar geen uitbreiding van de huidige tarieven wil om het niet
nodeloos ingewikkeld te maken.
Cramer (CU) vroeg aandacht voor de overstapproblematiek. Op station
Amersfoort stapt men over van trein op trein van twee verschillende
vervoerbedrijven. Hoe wordt dat geregeld ?
Dat is zeker nog een punt van aandacht en hierover wordt nog overleg
gevoerd, werd geantwoord. Idealiter zou de reiziger maar één keer
moeten in- en uitchecken, maar dat zal nog niet op korte termijn
mogelijk zijn.
Mastwijk (CDA) wilde weten of de problemen met stationsdoorgangen
(interwijkverbindingen) worden opgelost. Als voorbeeld noemde hij
Leiden. Hierop werd namens NS gezegd dat er van de 37 stations waar
zo'n verbinding bestaat er nu nog 5 zijn waar nog geen oplossing voor
is, die ieders instemming heeft. Maar er wordt aan gewerkt.
NS denkt aan een instaptarief in de orde van grootte van EUR 20 en
voor houders van voordeelurenkaarten van EUR 10. NS zal geen
gedetailleerde reisgegevens gebruiken zonder expliciete toestemming
van de klanten.
Voor blinden en slechtzienden mag de overgang op de OV Chipkaart geen
verslechtering zijn, is steeds het uitgangspunt geweest. De
organsisaties van blinden en slechtzienden zijn hiervan nog niet
overtuigd. Men had trouwens de stille hoop dat er een verbetering zou
komen. Men was verbijsterd door het feit dat de regio Rotterdam
toestemming had gekregen eind januari de strippenkaart af te schaffen.
Consumentenbond en ROVER zijn uit het overleg gestapt. Men hoort al
jaren dat men bezig is problemen op te lossen, maar er is nog geen
zicht dat de wensen die vanuit de consumentenorganisaties zijn gesteld
worden vervuld.
Er worden nog enkele knelpunten genoemd: overstapsituaties,
moeilijkheden voor nieuwe reizigers, onduidelijkheid met betrekking
tot de tarieven, slechte afhandeling van klachten.
Van der Vlis (ROVER) zei te constateren dat overheden en
vervoerbedrijven al blij zijn als de "meerderheid" van de reizigers
aan het systeem gewend is. Een "echt" marktgericht bedrijf is echter
ook geïnteresseerd in minderheden (marktsegmenten). Als nu,
bijvoorbeeld, 20% van de reizigers het anders zou willen, waarom wordt
daar dan niet op ingespeeld?
Het overleg dat jarenlang is gevoerd heeft voor de
consumentenorganisaties niets opgeleverd.
Bouma zei, namens de ROCOV's, dat de ontwikkelingen positief-kritisch
worden gevolgd en wees eigenlijk alleen nog op de overstapproblematiek
en noemde daarbij als voorbeeld het station Amersfoort.
Mevr. Van Nieuwenhoven, de onafhankelijke OV-ambassadeur, zei de zaak
vanuit de reiziger te bekijken. Zij vond dat er nog veel onzekerheden
waren en constateerde dat de kamer er zich nu wel bezig moest houden,
terwijl het toch voornamelijk een zaak zou moeten zijn van de
decentrale overheden en de vervoerbedrijven.
Aptroot (VVD) vroeg wat er zou moeten gebeuren om de
consumentenorganisaties weer bij het overleg te betrekken. Van der
Vlis zei, ook op vragen van anderen, dat er uitzicht zou moeten zijn
dat de door de consumentenorganisaties geformuleerde 11 eisen serieus
genomen worden. Onder andere zouden kaartjes voor incidentele
reizigers in voorverkoop verkrijgbaar moeten zijn.
Kohnstamm (CBP) legde uitvoerig uit dat toetsing aan de wetgeving geen
problemen had opgeleverd voor de privacy. Er is een afweging tussen
algemene belangen en de toegankelijkheid tot enkele persoonsgebonden
gegevens. Het CBP was bepaald niet "soepel" geweest bij de
beoordeling.
Jacobs (Radboud Universiteit) zei dat de OV Chipkaart een "open
portemonnaie" is. De reiziger kan gedupeerd worden doordat een ander
het saldo op de kaart tot nul reduceert of zelfs verhoogt. In het
eerste geval is het slachtoffer zijn tegoed kwijt, in het tweede geval
zou hij als "fraudeur" kunnen worden aangemerkt. De boosdoener heeft
hier zelf echter geen financieel voordeel bij. Als hij dat zou willen
moet hij zijn eigen kaart "manipuleren".
Aangetoond is dat zoiets kan. Hiermee wordt de vervoerder schade
berokkend.
Weliswaar kunnen vervoerbedrijven fraude constateren, maar het is de
vraag of hierop snel kan worden gereageerd.
Den Haag, 15 januari 2009