Eerste Kamer der Staten Generaal

Eisen aan deskundige in strafproces vastleggen

21 januari 2009

De Eerste Kamer heeft dinsdag 20 januari - de eerste vergadering na het kerstreces - ingestemd met voorstellen van de regering om de positie van deskundigen in het strafproces te verbeteren en de eisen waaraan deskundigen moeten voldoen van tevoren vast te leggen ( 31.116 ). Ook de positie van de verdediging wordt versterkt en de verdachte krijgt het recht om een tegenonderzoek te vragen.

Het wetsvoorstel is ingediend mede naar aanleiding van de ervaringen met deskundigen in geruchtmakende strafprocessen als bijvoorbeeld dat tegen verpleegkundige Lucie de B. en de verdachte van de Schiedammer parkmoord.

Er komt een nieuw Nederlands Register Gerechtelijke Deskundigen (NRGD) naast het al bestaande particuliere Landelijk Register Gerechtelijke Deskundigen (LRGD). Op den duur zou er een openbaar register van gerechtelijke deskundigen kunnen komen.

Senator Broekers-Knol liet de instemming van de VVD-fractie met het wetsvoorstel vergezeld gaan van een achttal vragen aan de regering. Zo vroeg de VVD-senator aandacht voor het belang van de juiste formulering van de opdracht aan een deskundige. Het overleg daarover tussen deskundige en opdrachtgever (rechter of Officier van Justitie) zou niet zover mogen gaan dat de deskundige het onderzoek als het ware in eigen hand kan nemen.

Ook vroeg mevrouw Broekers-Knol of een deskundige niet eerder beëdigd zou kunnen worden dan op de zitting. Het is niet de bedoeling dat elke deskundige die in het nieuwe register wordt opgenomen ook wordt beëdigd. Minister Hirsch Ballin zegde toe dat bij de evaluatie over vijf jaar ook scherp zal worden gelet op het punt van de beëdiging. De minister van Justitie deed haar ook de toezegging dat op het moment dat de wet in werking treedt tevens de algemene maatregel van bestuur waarin nadere eisen worden gesteld aan de deskundigen en hun rapportage van kracht wordt en ook de aanwijzing van de Procureurs-Generaal voor het technisch onderzoek van politie en justitie gereed zal zijn.

Senator Lagerwerf-Vergunst sprak namens de fracties van ChristenUnie en SGP haar steun uit voor het wetsontwerp. Zij vroeg aandacht voor het onderscheid tussen enerzijds technisch onderzoek door politie en justitie en anderzijds het deskundigenonderzoek. Aan dit laatste worden strikte eisen gesteld. Het zou mogelijk zijn dat politie en justitie het formeel goed geregelde deskundigenonderzoek kunnen omzeilen via hun 'eigen' onderzoek. Zij was het met mevrouw Broekers-Knol eens dat deskundigen eigenlijk eerder dan pas op de zitting beëdigd moeten worden en ging ervan uit dat dit ook in de wet wordt vereist, maar de minister ontkende dit.

Senator Van Bijsterveld van de CDA-fractie kreeg gelijk van de minister met haar stelling dat de communicatie tussen opdrachtgever en deskundige heel belangrijk zal zijn. Zij vroeg aandacht voor de mogelijkheid dat een deskundige, die al wel is opgenomen in het register, bij een opdracht tot de conclusie kan komen dat hij/zij in dit geval de deskundigheid mist die nodig is. In dat geval zou hij/zij van de opdracht kunnen afzien.

Senator Westerveld van de PvdA-fractie had vragen over de beoogde versterking van de rechten van de verdediging. Zij verwees naar de Orde van Advocaten, die erop heeft gewezen dat ieder onderzoek in de opsporingsfase onder de verantwoordelijkheid valt van de Officier van Justitie die daardoor steeds zal optreden als opdrachtgever aan een deskundige. Ook wees mevrouw Westerveld op de mogelijkheid dat het deskundigenonderzoek door politie en justitie zou kunnen worden omzeild. Minister Hirsch Ballin zag dit gevaar niet.

Senator Quik-Schuijt van de SP-fractie zei dat het een goed wetsvoorstel was, maar dat het niet alle problemen zal oplossen. Zo maakte zij zich zorgen over de mogelijkheid om zich te vergewissen van de kwaliteit van een deskundige. Weliswaar zullen de nodige kwaliteitseisen in de Algemene Maatregel van Bestuur worden opgenomen, maar dit biedt geen garantie. "Iedere rechter zal zich daarvan bewust moeten zijn", vond mevrouw Quik-Schuijt. Zij noemde het van vitaal belang dat voor elke zaak de juiste deskundige wordt gevonden. "Rechters en deskundigen moeten elkaars taal leren verstaan", zei zij.