VVD


27-1-2009

beleidsdebat "biotechnologie in de landbouw"

Template

Mevrouw de voorzitter,

Ik beschouw het als een groot genoegen vandaag een bijdrage te mogen leveren aan ons beleidsdebat biotechnologie, of om precies te zijn, aan de discussie over genetische modificatie in de plantenteelt. Ik waardeer het dat de minister van LNV ons vorig jaar uitdaagde hierop dieper in te gaan. Ik neem aan dat ook zij door dit onderwerp wordt uitgedaagd en in de loop van dit debat haar opvattingen kenbaar wil maken. Ik hoop dat we een opbouwende discussie kunnen voeren en via breed gedeelde conclusies aan een opener houding tegenover de biotechnologie bijdragen. Dit laatste ligt overigens niet zomaar voor de hand. In Europa, ook in Nederland, wordt de discussie over deze beloftevolle technologie tot nog toe sterk gedomineerd door emoties, vooroordelen en taboes. Wellicht kunnen nuchtere feiten en onderbouwde argumenten vandaag de overhand hebben. MdV, ik wil de vele betrokkenen nog mijn erkentelijkheid meegeven voor de zeer uitgebreide briefing tijdens de expertbijeenkomst in dit huis en bij het bezoek aan de Landbouwuniversiteit Wageningen. Ik zal in mijn bijdrage niet ingaan op allerlei technologische kwesties die in de plantenveredeling spelen; dat laat ik graag over aan experts (die ons als bestuurders uiteraard horen te voorzien van de feitelijke informatie ten behoeve van eigen afwegingen). Ik ga vooral in op de ideologische, maatschappelijke en politieke context waarbinnen de veredeling haar plaats heeft; deze context is bepalend voor de oordeelsvorming over de veredelingstechnologieën. Ik hoop hierover een richtinggevende bijdrage te kunnen geven. Uiteraard verwacht ik dat de minister hierop ingaat.

MdV, de discussies rond de technologische ontwikkelingen in de plantenveredeling passen in een meer algemene waardering in onze moderne cultuur van techniek en technologie. Deze is veelal onnodig negatief. Al te gemakkelijk wordt technologie als bedreigend ervaren; dit gevoel gaat soms zelfs gepaard met apocalyptische vergezichten. De al dan niet vermeende gevaren krijgen veel meer nadruk dan wat ik maar even de zegeningen noem. Het gaat in dit perspectief niet zozeer om specifieke ontwikkelingen; veeleer wordt gesproken van een onverantwoorde vertechnisering van de cultuur en de samenleving. Alsof de technologie als een `hidden hand' of een `big brother' ons leven in haar greep krijgt. Ingrijpende ontwikkelingen vragen uiteraard een kritische houding en objectief onderzoek; een bezorgde houding en een voorzichtige opstelling zijn dan zeker welkom. Het debat over de technologie wordt echter te vaak gedomineerd door onbeheerste, zo niet activistisch aangewakkerde emoties. Alsof het einde der tijden weer eens nabij wordt gebracht. De biotechnologie lijkt in dit licht soms de plaats in te nemen van de aloude duivels en demonen. Het onderwerp komt in de taboesfeer: feiten doen niet meer ter zake, zinnige discussies en afwegingen zijn niet meer mogelijk. De VVD-fractie gaat niet mee in het pessimistische beeld over te techniek. Uiteraard moeten technische ontwikkelingen worden beoordeeld vanuit relevante criteria, zoals de veiligheid voor mens en milieu. Maar daarbij past geen sfeer van wantrouwen, angst of doemscenario's. In algemene zin zijn technologische ontwikkelingen een zegen voor de mens: een uitgelezen hulpmiddel voor het overwinnen van problemen waarmee ons bestaan wordt geconfronteerd. Dit geldt ook de problemen waarmee de agrarische sector wereldwijd te kampen heeft. Zou de minister duidelijk willen maken hoe zij mogelijkheden van de biotechnologie in de agrarische sector waardeert en in beleid wil vertalen?

In de door mij geschetste ze zin is de veredeling in de planten- en dierenteelt uiterst zegenrijk geweest. De veredeling hielp de productiviteit te verhogen, ziekten te beheersen en de kwaliteit van de producten te verbeteren. Ook maakt veredeling aanpassing van de teelten mogelijk aan minder gunstige fysieke omstandigheden. Dat daarbij fouten gemaakt kunnen worden is evident. Uiteraard hoeven dergelijke producten niet te worden gebruikt. Ook is het mogelijk onwelgevallige resultaten door verdergaande veredeling te corrigeren. Technologie is niet a-priori zaligmakend; toepassing geeft vaak ook weer problemen. Het is evenwel zinniger dit aan te pakken door verdergaande technologische ontwikkelingen dan daarover de ban uit te spreken. Wat het corrigerende vermogen betreft verwijs ik naar het inbrengen van oorspronkelijk genetisch materiaal in aardappelrassen die te gevoelig zijn geworden voor phytophtora. Met correcties of verdergaande technologische vernieuwingen kunnen veel problemen worden overwonnen. In deze zin kan ook de biotechnologie de plantenveredeling ondersteunen. Er zal echt wel eens wat misgaan, maar dat is geen reden voor fatalisme of afwerende taboes.

Wonderlijk is nu dat in de geneesmiddelenindustrie volop gebruik wordt gemaakt van de biotechnologie; hetzelfde geldt de productie van gisten en enzymen. Maar in de plantenteelt is het opeens mis. Daar krijgen de gevoelens van bedreiging een welhaast religieus karakter. Opmerkelijk is daarbij, dat de klassieke veredeling nauwelijks door regelgeving wordt beperkt. Deze vormen van verdeling mogen dus worden gestuurd door economie en markt, door de behoefte aan resistenties en immuniteit, dan wel andere mechanismen of doelen. Het mag zijn dat soms enige morele verontwaardiging de kop opsteekt - zo zou ons melkvee te eenzijdig op productiviteit doorgefokt of hebben landbouwhuisdieren zich zo ontwikkeld dat ze alleen nog binnen gehouden kunnen worden. Juist of niet, daarbij staat de techniek van veredeling zelf niet ter discussie. In deze zou ik overigens willen waarschuwen voor teveel selectieve verontwaardiging richting agrarische sector. Weet hoe de fokkerij heeft huisgehouden onder onze burgerlijke huisdieren, zoals honden en katten. Uiteraard weer in een nuttige zin, zoals het kweken van waakhonden, politiehonden of jachthonden. Maar er lopen intussen toch ook typen rond waarvan de zin ophoudt bij het esthetische genoegen dat de dierhouder daaraan beleeft. De z.g.n. intrinsieke waarde van het dier is daarbij zo vergaand gemanipuleerd (vergeef me het woord), dat m.b.t. deze dieren beter gesproken kan worden van een vermenselijkte waarde. Maar goed, al deze rassen zijn tot stand gekomen omwille van het plezier voor de mens. Dat ook de stier Herman iets voor de mens betekent is dus op zich niets nieuws. De veredeling wordt hoe dan ook bepaald door menselijke criteria. Technische innovaties zijn daarin slechts ondersteunend. Dit geldt ook de plantenveredeling.

Ik bepleit hier geen blind vertrouwen in deze techniek, maar waarschuw voor een blind wantrouwen. Klassieke technieken en moderne varianten kunnen daarbij samen optrekken; een opgeblazen tegenstelling is heilloos. Ontwikkelingen laten intussen al zien dat de kunstmatig getrokken grens tussen beide technologieën niet meer te handhaven is. Het taboe blijkt nu echt verlammend te werken. Deelt de minister deze stelling? Kan de minister aangeven hoe ze wil omgaan met technische innovaties in de plantenteelt die niet meer passen in de oude tweedeling? Ik doel hierbij op technieken als `reverse breeding', het enten op genetisch gemodificeerde onderstammen en andere. De betrekkelijkheid der dingen geldt ook de voorspelling dat genetische modificatie en soortgelijke technieken tot genetische versmalling leiden. Dit doet wat vreemd aan omdat dit bezwaar ook de klassieke veredeling zou gelden en daar kan zelfs de biologische landbouw niet zonder. Maar dit mogelijke bezwaar kan worden opgevangen door genenbanken, een ontwikkeling die al volop in gang is gezet. Het heeft zeker zin oorspronkelijk genetisch materiaal achter de hand te houden, maar ook dat is een nevengeschikte maatregel.

MdV, ondergangsfantasieën over de genetische modificatie hebben nog niets waarneembaars opgeleverd: rampen zijn uitgebleven. De teelt van gemodificeerde gewassen heeft een grote vlucht genomen, problemen in de zin van genetische verstoringen, ecologische catastrofes of verstoorde voedselveiligheid doen zich niet voor; dergelijke voorspellingen kunnen ook niet concreet worden onderbouwd. Zoals de moderne technologieën tolerant moeten staan tegenover de klassieke of wat mij betreft de natuurlijke werkwijzen, zo kunnen laatste ook tolerant staan tegenover de moderne. Wat de VVD-fractie betreft mag er dan ook een veel groener licht gegeven worden voor de verdere ontwikkeling en toepassing van de biotechnologie in de plantenteelt, inbegrepen de genetische modificatie, zowel cisgene als transgene technieken. Nu is enige waakzaamheid wellicht niet onzinnig, al was het maar om de bezorgde burger gerust te stellen; het gaat immers om vrij nieuwe technieken. Een vergunnings- of toelatingsregime mag, maar wel veel minder rigoureus dan het huidige: dat heeft veeleer het karakter van een verbodsregime. Te grote bezorgdheid lijkt me ongegrond. Bedacht moet worden dat mutaties in de natuur normaal zijn en dat ook transgene modificatie natuurlijk is. Ik stel dus niet dat genetische modificatie a-priori risicovrij is, maar dat nuchter met aanwijsbare risico's moet worden omgegaan en dat procedures niet zwaarder moeten worden gemaakt dan vanuit deze insteek nodig is. Zou de minister hierop willen ingaan? Is zij bereid zich in te spannen voor soepeler procedures?

Daarover straks wat meer, nu eerst nog even terug naar de genoemde taboesfeer en daarbij gebruikte argumentaties. Vanwaar de grote weerstand tegen deze technologieën? Vanwaar de angst en doemscenario's? Hoe kan het dat de zegeningen van deze technologieën het zo gemakkelijk afleggen tegen vermeende risico's? De discussie doet af en toe denken aan de ophef rond de zure regen van jaren her. Wie maar in de bossterfte geloofde, zag alom bomen sterven en was op voorhand al bekeerd tot de mono-causale verklaring: zure regen. De bossen zijn groen gebleven, het geloof suddert amorf na. Dat kan ook gebeuren met de klimaattheorie en haar mono-causale CO2-hypothese: ook hier een duidelijke geloofscomponent. Wat bij dit alles opvalt, is de steeds terugkerende menselijke schuld. Domineert in de moderne wereld de behoefte aan een eigentijdse zondeval? En biedt de genetische modificatie een nieuwe mogelijkheid de mens een zware, liefst catastrofale schuld toe te schrijven? En waaruit bestaat de catastrofe? Een eigenlijk toch wel mooie, evenwichtige, natuurlijke orde lijkt door de mens te worden bedorven, met een liefst apocalyptisch perspectief. Vanuit zo'n perspectief voldoet het niet te wijzen op kleine risico's, of overzichtelijke en wellicht beheersbare gevolgen: het verhaal moet groots, subliem worden gebracht. Teveel beheerst deze ondertoon ook het debat over de biotechnologie.

Ik ga dieper in op een paar aspecten. Allereerst de veelgehoorde stelling dat genetische modificatie niet-natuurlijk of zelfs tegennatuurlijk zou zijn. Daarbij past de moraliserende tegenstelling tussen technisch en natuurlijk als nieuwe vertaling van goed en kwaad. Deze tegenstelling is heilloos en gevaarlijk. Ook met natuurlijke praktijken heeft de mens natuurrampen veroorzaakt; denk aan bosverbranding of het omploegen van steppen. Het is trouwens onzinnig de biologische landbouw natuurlijk te noemen: ploegen en schoffelen zijn onnatuurlijke ingrepen. Grootschalige biologische landbouw kan vanwege dit ploegen en schoffelen grote milieuschade veroorzaken, namelijk door wind- en watererosie. De implicaties van technische en natuurlijke werkwijzen lopen geheel door elkaar, een simpele tegenstelling tussen beide is onzinnig. Een voorbeeld. Juist door het gebruik van herbiciden, dus chemische onkruidbestrijding, gekoppeld aan reduced tillage (het zo weinig mogelijk beroeren van de bodem) kan erosie worden voorkomen. Deze werkwijze zorgt ook nog eens voor een veel gunstiger waterhuishouding voor de planten (door een opdrachtige werking van de bodem), wat weer de noodzaak van irrigatie vermindert en dus de verspilling van kostbaar water tegengaat. Genetische modificatie, namelijk het inbrengen van herbicidenresistentie in de plant, kan deze werkwijze nog eens sterk optimaliseren (waarbij opgemerkt dat het daarbij veelgebruikte glyfosaat veel vriendelijker is voor milieu en volksgezondheid dan vele andere herbiciden). Kortom, juist met behulp van herbiciden en genetische modificatie kan een veel natuurlijker landbouw worden ontwikkeld dan de z.g.n. biologische: natuurlijker, veiliger, milieuvriendelijker en wat niet meer. Waarom dan deze techniek tegengaan, waarom de suggestie dat deze onnatuurlijk is, waarom de gesuggereerde gevaren? Het criterium `natuurlijk' overtuigt dus in het geheel niet, staat zelfs haaks op een bewezen realiteit. Trouwens, als `natuurlijk' tot doorslaggevend criterium wordt verheven betekent dit niet veel goeds voor de cisgenese en zou juist voor transgenese moeten worden gekozen: laatste komt namelijk in de natuur wel voor. Maar bij cisgenese gelden de bezwaren van het inbrengen van soortvreemde genen nu juist weer niet. Hoe betrekkelijk kan het argument natuurlijk zijn. Het lijkt me dus zinnig `technisch'en `natuurlijk' niet als dominante tegenstelling te hanteren en beide al helemaal niet moraliserend in het debat in te zetten.

Een ander argument om verzet aan te tekenen is het zo bangelijk gebruikte voorzorgsprincipe. Nu kun je vanwege aantoonbare risico's een ontwikkeling aan zware toetsen of gedegen vergunningseisen onderwerpen. Ik stelde al dat genetische modificatie tot nog toe weinig meer dan veronderstelde of gevreesde negatieve gevolgen in beeld heeft gebracht. De voorzorg is tot nog toe gevoed door verbeeldingskracht. Als er niet meer ingebracht kan worden, vervalt het voorzorgsprincipe tot een absurditeit. Des te erger als de evidente voordelen van deze techniek door een gedreven voorzorg uit beeld worden gehouden. Als het aantoonbare risico leegloopt, rest er weinig dan het ontkennen of bagatelliseren van de voordelen. Dit gebeurt veelvuldig. Wordt er daarom herhaald gesteld dat de veredelingswinst ook op klassieke wijze kan worden bereikt? Zelfs als dat zo zou zijn, blijft de vraag waarom een intussen niet gevaarlijk gebleken techniek moet worden tegengehouden.

Ik krijg intussen het bange gevoel dat er ook andere motieven meespelen bij de tegenstanders. De winst die met deze technieken kan worden behaald wordt namelijk zelf verdacht gemaakt. En met deze winst komen ook verdachten, daders in beeld. Het wordt een spel ad hominem: het spel van het discutabel maken van de tegenstander. Verdachtmakingen van degenen die aan of met deze technieken werken, zijn bedenkelijk. Zo zou genetische modificatie worden doorgezet uit winstbejag van grote multinationals; deze technologie bevordert de versterking van het machtsmonopolie van grote concerns. Ook zou er een geforceerd eind worden gemaakt aan de bestaansbasis van het kleine gezinsbedrijf of de rurale landbouw. Kortom, deze techniek past weer in de aloude complottheorie. Dit ter rechtvaardiging van de aanklacht vanwege de slachtoffers van de complotten: de agrariërs in algemene zin, de kleine boeren in de derde wereld in het bijzonder. Het voorzorgsprincipe dient dus ook ter redding van deze slachtoffers. Rechtsbescherming van de leveranciers van deze technologie maakt het alleen maar erger. Dat gemodificeerde rassen onder het kwekersrecht vallen en dit uitgangsmateriaal dus moet worden aangekocht is echter niets nieuws: dat geldt ook klassiek veredelde rassen. Een zo gebruikte voorzorg omzeilt steekhoudende argumenten tegen genetische modificatie. Echt slachtoffer zijn de grote voordelen, zoals de milieuwinst, besparing op pesticiden, resistenties tegen ziekten, kwaliteitswinst van producten en wat niet meer, evenals degenen die van deze voordelen kunnen profiteren. Anders gezegd, vervang de benadering met een onzinnige voorzorgsdiscussie zo snel mogelijk door een gedegen risicobenadering. Breng de discussie dus in een sfeer van kans en gevolg; en breng aan de gevolgzijde ook het risico van niet-gebruik van de biotechnologie in beeld.

Het is nodig nog even door te gaan op het argument dat de biotechnologie een zaak zou zijn van grote concerns, dit ten koste van de kleinere bedrijven en traditionele veredelaars. De biotechnologie begon veelal in een veelheid van kleine, innovatieve bedrijven, vooral ook in Nederland. Het zijn juist de uiterst zware toelatingsprocedures en de hoge kosten van het ontwikkelen van verkoopbare rassen die de grote ondernemingen hebben bevoordeeld. Tel daar nog grote onzekerheden bij, zoals het voortdurend opleggen van nieuwe voorwaarden: geen wonder dat de ontwikkeling van deze technologie richting grote, kapitaalkrachtige ondernemingen wordt gestuurd. Niet de technologie, maar overheid en actiegroepen bevoordelen de concerns. Het taboe speelt de grote concerns in de kaart. Dit berokkent ook de veredelingsbedrijven in Nederland, toch een bakermat van deze technologie, grote schade. Onze vooraanstaande plaats in de plantenveredeling wordt bedreigd. Het is dus geboden oorzaak en gevolg goed uiteen te houden. Eenvoudiger procedures en een positievere houding tegenover de biotechnologie komen niet alleen mens en milieu ten goede, maar zijn ook een economisch belang voor Nederland. De VVD-fractie wil er bij de minister nog eens op aandringen zich in te spannen voor soepeler procedures voor de biotechnologie. Graag haar reactie.

MdV, dan nog aandacht voor een typisch Nederlands criterium voor het benaderen van allerlei kwesties: de principiële houding. Het was opmerkelijk hoe tijdens de expertmeeting de deskundige uit de biologische landbouw zich opstelde inzake cisgenese. Uiteindelijk bleek een principiële of fundamentele opstelling doorslaggevend te zijn voor de beoordeling van deze toch echt ongevaarlijk te noemen techniek. Voor een dergelijke stellingname doet inhoudelijke argumentatie niet echt terzake. Bij de principiële stellingname vraag ik me altijd eerst af: welk principe dan? Vaak gaat de inhoud niet veel verder dan het hoe dan ook niet willen van iets en het vervolgens verpakken daarvan in een plechtig statement. Een riskant kenmerk van het debatteren vanuit principes is het afkappen van de discussie nog voor deze is begonnen. Dit is weinig vruchtbaar. MvV, laat mij dit afdoen met een filosofisch hoogstandje: principes zijn stellingen waarmee je een enkele keer wel mag beginnen, maar waarmee je nooit moet eindigen. Het is vruchtbaarder de discussie niet te richten op wat onwrikbaar in den beginne is, maar deze te concentreren op de mogelijke gevolgen van menselijk handelen, de schadelijke zowel als de gunstige.

MdV, biotechnologie heeft onmiskenbaar voordelen. Genetische modificatie vormt een waardevolle aanvulling op de klassieke veredeling. Van nadelen of gevaren blijkt weinig. De landbouw die geen gebruik wil maken van deze technieken kan voldoende worden geïsoleerd van de teelten waarin wel genetische modificatie wordt toegepast. Hoewel ik niet goed kan begrijpen waarom de z.g.n. biologische landbouw geen gebruik wil maken van deze techniek, dit gelet op de winst voor mens en milieu, kunnen deze landbouwkundige praktijken vreedzaam coëxisteren. De mogelijkheden van genetische modificatie en daaraan verwante technieken komen vooral die gebieden ten goede waar de landbouw onder hevige druk staat door plantenziekten, plagen en gebrekkige fysieke teeltomstandigheden. Ik denk hierbij aan grote delen van Afrika en Azië. Het terugdringen van het overvloedige gebruik van bestrijdingsmiddelen, dan wel het aanbieden van uitgangsmateriaal dat grote resistentie heeft tegen ziekten en plagen is een van de beste vormen van ontwikkelingssamenwerking. Ik zou de minister dan ook willen uitdagen het beleid rond de genetische modificatie aanmerkelijk te versoepelen. Ik hoop dat ze zich daarvoor ook in het verband van de Europese Unie wil inspannen.

a