Ministerie van Verkeer en Waterstaat

De workshop Luchtvaartpolitiek Nederlandse Antillen, op Curaçao

Toespraak | 26-01-2009 | Curaçao | Minister Camiel Eurlings

Alleen de uitgesproken tekst geldt.

Dames en heren,

Het is altijd een genoegen om op de Nederlandse Antillen te zijn. Ik kom er vaak om te ontspannen, even weg van de hectiek en het Hollandse weer. Vandaag is er een inhoudelijke reden om verheugd te zijn dat ik hier op Curaçao ben: deze conferentie.

2009 is net begonnen, en het zal zeker een spannend jaar zijn voor ons.
Ten eerste omdat de kredietcrisis diepe voren trekt, waar ook de luchtvaartsector niet aan ontkomt. De eerste analyses wijzen op zwaar weer voor de luchtvaartmaatschappijen de komende jaren. We moeten in ons werk en beleid serieus rekening houden met een stagnatie van de groei van de luchtvaart.

Ten tweede wordt het een spannend jaar omdat er nogal wat staatkundige veranderingen op stapel staan. Gaan het lukken om de streefdatum van 1 januari 2010 voor de staatkundige wijzigingen te halen? Daar zal nog flink wat voor moeten gebeuren, en het vraagt de inzet en energie van vele mensen.

Het onderbrengen van de BES eilanden bij Nederland geeft een extra dimensie aan de complexiteit en het evenwicht in onze luchtvaartrelaties. Daarom gaan we met elkaar aan de slag om de luchtvaartpolitieke verhoudingen opnieuw vorm te geven. Tussen de Koninkrijksdelen onderling én in relatie tot andere landen. Het doet me goed om hier vandaag de aftrap voor te geven, en hier samen met de collega's Adriaens en Briesen.

Voor wat betreft de luchtvaartverhoudingen is het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden al sinds 1954 de basis. Het Statuut is leidend in veel zaken: op welke terreinen de verschillende onderdelen van het Koninkrijk autonoom zijn. Wat de eigen bevoegdheden zijn, op welke onderdelen consultatie plaats moet vinden om één gemeenschappelijke lijn te volgen. Maar de Koninkrijksdelen in het Caraibisch gebied mogen wél eigen bilaterale luchtvaartverdragen afsluiten.

Tijdens overleg over dit soort zaken en meer zijn we in het verleden best wel eens hobbels - of turbulentie - tegengekomen. Maar door constructief in gesprek te blijven hebben we dat de afgelopen decennia steeds weer opgelost.

In 1981 is een eerste aanzet gegeven voor een gemeenschappelijk beleid op luchtvaartgebied. Met name op het gebied van charters was er toen veel onduidelijkheid. Na die tijd hebben de Koninkrijkspartners verschillende malen gebruik gemaakt van de mogelijkheden die het Statuut biedt om overleg te voeren en oplossingen te vinden voor de wensen.

Eind 20ste, begin 21ste eeuw kregen we te maken met een steeds sterkere roep vanuit de samenleving en de politiek. Een roep om extra capaciteit en lage tarieven, met name in het hoogseizoen. Minister Adriaens, u heeft zich daar in een vorige kabinetsperiode ook voor ingespannen.

Die wens heeft er toe geleid dat Nederland met de Nederlandse Antillen en Aruba open Protocollen hebben afgesloten in 1999 en 2000. Daarbij is een grotere markttoegang gegarandeerd: meerdere luchtvaartmaatschappijen konden diensten gaan onderhouden tussen Europa en het Caraïbisch gebied. Ondernemingen zoals Martinair en ArkeFly zijn in dit gat gesprongen.

Met de Protocollen werd een belangrijke randvoorwaarde voor een modern luchtvaartpolitiek bouwwerk geschapen. Maar ondanks deze successen is het tot op heden nog niet tot een open gemeenschappelijke ruimte tussen Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba gekomen. Oftewel: nog geen geliberaliseerde luchtvaartverbindingen tussen de drie Koninkrijksdelen. Ik kom daar zo op terug.

Naast bestuurlijke successen is het de afgelopen decennia ook gelukt om de Nederlandse Antillen en Aruba als toeristische bestemmingen te promoten. Denk bijvoorbeeld aan de Open Skies verdragen van de Nederlandse Antillen en Aruba, bijvoorbeeld met de Verenigde Staten en luchtvaartovereenkomsten met Groot-Brittannië, Duitsland en een aantal buurlanden. Deze nieuwe luchtvaartpolitiek heeft een enorme impuls gegeven aan de luchtverbindingen van en naar uw grondgebieden.

Nu zijn we op een punt dat we moeten nadenken over de vraag hoe we inhoud willen geven aan de nieuwe bestuurlijke verhoudingen op het terrein van de luchtvaart.

In de eerste plaats is restauratiewerk nodig. Dat wil zeggen: de luchtvaartovereenkomsten die we met prioritaire landen hebben, aanpassen.
De meeste luchtvaartovereenkomsten die de afgelopen decennia door Nederland zijn afgesloten, gelden alleen voor het grondgebied in Europa. Dat gaat dus wijzigen. De internationale luchthaven van Bonaire valt straks uiteraard onder de Luchtvaartovereenkomsten die door Nederland zijn afgesloten. Dit betekent dat in de toekomst de belangen de internationale luchthaven Bonaire en de overige twee eilanden expliciet meegenomen worden. Dit betekent ook dat het vervoer tussen Amsterdam en Bonaire vanaf het moment van overgang echt cabotage vervoer is; in luchtvaarttermen 8e vrijheid. De relatie tussen Bonaire en bijvoorbeeld Aruba en Curaçao daarentegen wordt 9e vrijheid.

Deze wijziging van het vrijhedenstelsel heeft gevolgen voor de rol die Bonaire in het regionale en internationale netwerk vervult of wil vervullen. Daarbij zijn de infrastructurele mogelijkheden van de luchthavens op de BES eilanden én de eigen ambities het uitgangspunt. Wat er in ieder geval gaat gebeuren is het opknappen van de start- en landingsbaan op de internationale luchthaven Bonaire, zodat het niveau voor veilige vliegoperaties de komende jaren blijft gewaarborgd. Dit is ook financiëel gedekt.

Dat restauratiewerk van verdragen geldt natuurlijk vice versa. Het gaat ook op voor de luchtvaartovereenkomsten die zijn afgesloten door de Nederlandse Antillen, vanaf de transitiedatum minus de BES-eilanden. Om de luchtvaartpolitieke relaties helder in beeld te hebben is een grondige evaluatie nodig. Mijn ministerie is daar mee begonnen, in goed overleg met het ministerie van Buitenlandse Zaken.

De belangrijkste vraag voor de toekomst is volgens mij de volgende: bij welk regime hebben de verschillende onderdelen van het Koninkrijk het meest te winnen? Open markttoegang heeft in de praktijk tot een situatie geleid waarin luchtvaartmaatschappijen zelf kunnen beoordelen waar, hoeveel en wanneer te vliegen. Daar bedienen we de consument ook het beste mee: meer vervoersmogelijkheden tegen lagere tarieven.

Ik ben er groot voorstander van op korte termijn te onderzoeken of een gemeenschappelijke open ruimte tussen Nederland, inclusief de BES eilanden, Curaçao, St Maarten en Aruba mogelijk is. Ik denk dat er veel te winnen valt met het creëren van open vliegverbindingen tegen redelijke tarieven. Begin tachtiger jaren zijn we er helaas niet in geslaagd; de belangen lagen daarvoor destijds te ver uiteen. Ik geloof echt dat nu anders ligt, dat we over de pijnpunten open kunnen discussiëren en oplossingen kunnen vinden.

Ik hoop dat de Nederlandse Antillen, de BES-partners en Aruba oren hebben naar een open gemeenschappelijke vervoermarkt. Dat zou toch de bekroning zijn van luchtvaartrelatie tussen de Rijksdelen na de overgang. U kunt rekenen op mijn volle medewerking.

Beste mensen,
Ik hoop dat het duidelijk is dat ik bijzonder hecht aan een dialoog tussen de Koninkrijksdelen. Het verheugt me dat hier deze twee dagen zoveel experts en stakeholders zijn. Ik wil de internationale gasten ook van harte welkom heten, Zij zullen morgenochtend hun visie geven op de Rijksdelen in het Caraïbisch gebied en hun ideeën en de nieuwe verhoudingen.

Ik wens u allemaal veel succes. Ik ben erg benieuwd naar de resultaten van deze twee dagen en naar de suggesties die u doet. Daarmee kunnen de heer Adriaens, de heer Briesen en ik handen en voeten geven aan de duurzame luchtvaartpolitieke verhoudingen.

Verwante onderwerpen


* Luchtruim

* Minister