Ingezonden persbericht


Persbericht

Den Haag, 17 december 2008

Christian Schad - Retrospectief
31 januari t/m 10 mei 2009
Gemeentemuseum Den Haag

Het Gemeentemuseum presenteert deze winter de eerste Nederlandse overzichts-tentoonstelling van één van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Nieuwe Zakelijkheid, Christian Schad (1894-1982). Schad werd in de jaren twintig bekend met zijn koele portretten van hoogwaardigheidsbekleders, artiesten en aristocraten met een indringende, bijna hypnotiserende blik. Naast de iconen van deze periode is in de tentoonstelling te zien hoe Schad zich nadien blijft ontwikkelen. Ook zijn er verscheidene 'Schadografieën' te zien en wordt een selectie uit zijn experimentele grafische oeuvre getoond.

Al tijdens zijn vooroorlogse studiejaren in München komt Christian Schad in contact met het expressionistische werk van Oskar Kokoschka en Wassily Kandinsky. Zelf maakte hij zijn eerste expressionistisch getinte doeken gedurende een reis naar Volendam in 1914. Daarna verhuisde hij naar Zürich, waar de advocaat en schrijver Walter Serner hem introduceerde in de dadaïstische kring rondom het Cabaret Voltaire (waaronder Hugo Ball en Hans Arp). In de schilderijen uit deze periode, voornamelijk café- of cabaretscènes, zijn desalniettemin kubistische invloeden te herkennen. In 1917 verhuist Schad naar Genève, waar meer dadaïstische werken ontstaan, zoals een aantal kleurige reliëfs. Hier ontwikkelt hij ook zijn bekende Schadografieën, fotogrammen waarvoor hij objecten (en teksten) op lichtgevoelig fotopapier plaatst en deze daarna uit verschillende hoeken belicht, waardoor de contouren van de objecten goed zichtbaar worden. Deze techniek wordt decennia later nog veelvuldig toegepast door kunstenaars als Làszlò Moholy Nagy en Man Ray. In 1920 keert Schad weer terug naar München, van waaruit hij veelvuldig naar Italië afreist. Het Italiaanse realisme, gerepresenteerd door o.a. de groep Novecento Italiano laat zijn sporen na in zijn werk. Hij bestudeert er de schilderijen van renaissancekunstenaars als Rafael en Botticelli, wiens kleurgebruik en duidelijke vormentaal hij toepast in zijn eigen werk. Het resultaat is onder meer een levendig portret van Paus Pius XI, dat verantwoordelijk is voor Schads internationale doorbraak. In 1927 vertrekt Schad naar Berlijn, waar het grootste deel van zijn vermaarde portretten - van mensen als Egon Kisch en graaf d'Anneaucourt - ontstaat, die onder de noemer Nieuwe Zakelijkheid vallen. In de tentoonstelling is goed te zien dat Schad na de Tweede Wereldoorlog figuratief blijft werken. In sommige van zijn late schilderijen is de invloed van zijn vriendschap met Francis Picabia duidelijk waarneembaar; in andere komt zijn bewondering voor Cocteau naar voren. Opvallend genoeg maakt Schad in deze periode ook een groot aantal collages, waarin hij uitgeknipte tijdschriftfoto's van mensen combineert met abstracte motieven. Vanaf 1954 begint Christian Schad met de productie van kleurige houtsnedes en litho's, die opvallend veel overeenkomsten vertonen met de dadaïstische reliëfs uit zijn Zwitserse periode. In de jaren zestig krijgen zijn portretten langzaam maar zeker een meer magisch realistische uitstraling. Bij de presentatie, een tentoonstelling van het Gemeentemuseum in samenwerking met het Leopold Museum in Wenen, verschijnt een rijk geïllustreerde catalogus met teksten van o.a. Anna Auer en Thomas Richter.