Ministerie van Buitenlandse Zaken

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake het verslag van de informele OS-Raad van 29-30 januari 2009

6-02-2009

Hierbij heb ik het genoegen u het verslag aan te bieden van de informele bijeenkomst van EU-ministers voor ontwikkelingssamenwerking die op 29-30 januari 2009 plaatsvond in Praag.

In navolging van mijn toezegging tijdens het overleg met uw Kamer op 27 januari jl., stuur ik u hierbij tevens het document van de Commissiediensten getiteld 'Supporting Democratic Governance through the Governance Initiative: A Review and the Way Forward'.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders

Verslag van de informele bijeenkomst van Europese bewindspersonen verantwoordelijk voor ontwikkelingssamenwerking (informele OS-Raad), 29-30 januari 2009 in Praag.

Onder leiding van de plaatsvervangende minister van Buitenlandse Zaken van Tsjechië, Jan Kohout, werden tijdens de informele OS-Raad de volgende onderwerpen besproken: toegang tot energie, democratisch bestuur, de humanitaire situatie in Gaza, gevolgen van de kredietcrisis en de oostelijke dimensie van EU ontwikkelingssamenwerking. Ook kwamen kort de EPA-onderhandelingen (Economic Partnership Agreements) aan de orde.

Toegang tot energie

Nederland was gevraagd de aftrap te verzorgen voor de discussie over toegang tot energie op lokaal niveau in ontwikkelingslanden. In mijn inleiding heb ik gewezen op het sterke verband tussen gebrekkige toegang tot energie en blijvende armoede en op het belang van het duurzaam verbeteren van die toegang voor het realiseren van de Millennium Ontwikkelingsdoelen (MDG's). Om het EU-beleid rond dit onderwerp te versterken heb ik vijf beleidsaanbevelingen gepresenteerd:

Verschillende lidstaten en de Commissie bevestigden deze elementen. Commissaris Michel zegde toe met een voorstel voor verbeterde coördinatie rond energie-investeringen te zullen komen. Het Voorzitterschap zal voor de RAZEB van 18-19 mei raadsconclusies over dit onderwerp voorbereiden.

Democratisch bestuur

Onder dit agendapunt werd allereerst gesproken over het beleid gericht op bevordering van goed bestuur in ontwikkelingslanden. De Commissie had daartoe een rapportage opgesteld over de vorderingen in de afgelopen twee jaar (Staff Working Paper 'Supporting Democratic Governance through the Governance Initiative: A Review and the Way Forward').

Ik heb krachtig gepleit voor een gecoördineerde versterking en intensivering van de beleidsdialoog met de ontvangende landen over goed bestuur en ter begeleiding van begrotingssteun. Goed bestuur en (perspectief op) ontwikkeling zijn immers nauw met elkaar verbonden. De actieplannen voor goed bestuur, die de meeste ACS-landen (Afrika, Caraïben, Stille Oceaan) hebben opgesteld om in aanmerking te komen voor de zogenaamde Governance Incentive Tranche onder het tiende EOF (Europees Ontwikkelingsfonds), vormen een goed startpunt. Conform de analyse van de Commissie in het Staff Working Paper, moet nu in een systematische dialoog met de overheden ter plaatse worden gesproken over de uitvoering van de actieplannen en de concrete vorderingen. De conclusies van het staff working paper kunnen scherper gesteld worden. Mede in dat licht heb ik ook de beleidsdialoog over begrotingssteun ter sprake gebracht. Ik heb aangegeven dat de door de Commissie beoogde uitbreiding van begrotingssteun aan ACS-landen gepaard moet gaan met een versterking van de politieke dialoog met deze landen en dat we daarbij als lidstaten en Commissie veel meer gezamenlijk moeten optrekken. Binnen de 'gelijkgezinde lidstaten' (zoals Duitsland, Zweden, Spanje, VK), die ik voorafgaand had geraadpleegd, bleek wel enige sympathie te bestaan voor deze benadering, maar die heeft zich nog niet vertaald in concrete politieke steun. Ik heb voorgesteld het Nederlandse paper terzake te bespreken voor eventuele conclusies tijdens de RAZEB OS van 18 en 19 mei.

Commissaris Michel zei positief te staan ten aanzien van nauwere samenwerking tussen lidstaten en Commissie rondom goed bestuur en begrotingssteun. Tegelijk waarschuwde hij voor het risico van, wat hij bestempelde als, een 'archaïsche benadering' van ontwikkelingssamenwerking, waarbij een woud aan condities de effectiviteit zou ondermijnen. We moeten niet vergeten, aldus Michel, dat ontwikkelingssamenwerking bedoeld is om de bevolking te helpen en de MDG's dichterbij te brengen en dat het geen speelbal moet worden van (soms arbitraire) politieke voorkeuren en voorwaarden van lidstaten. Wat betreft goed bestuur stelde hij dat het nog te vroeg is om de balans over de Incentive Tranche op te maken. Dit instrument bestaat immers pas sinds 2008. Een en ander zou wel een belangrijk onderdeel worden van de Midterm Review van het EOF in 2010. De Tsjechische voorzitter gaf aan dat het Staff Working Paper over goed bestuur verder op raadsniveau zou worden besproken.

Daarnaast werd uitgebreid gesproken over het thema democratisering. Het aankomende Zweedse Voorzitterschap wil met steun van het huidige Voorzitterschap toewerken naar een pijleroverstijgend EU-beleidskader op dit onderwerp, bij voorkeur vervat in een - ook door het Europese Parlement te ondertekenen - EU Consensus inzake Democratie. Er was vrij veel steun voor deze inzet in het bijzonder van nieuwe lidstaten. Sommige lidstaten en ook de Commissie, vroegen echter wat de beoogde Consensus toe zou voegen en welk signaal hiervan uit zou gaan. Zelf heb ik er ook op gewezen dat deze discussie al lang loopt en dat gewaakt moet worden voor al te rechtlijnige benaderingen. Het Voorzitterschap concludeerde dat er voldoende steun was om verder te werken aan een alomvattende EU-visie op dit onderwerp.

Humanitaire situatie in Gaza

De inleiding op dit diner-onderwerp werd verzorgd door de Tsjechische minister van Buitenlandse Zaken, Karel Schwarzenberg. Hij deed verslag van de belangrijkste conclusies van de RAZEB van 26 januari jl. Commissaris Michel koppelde terug over zijn recente bezoek aan de regio, inclusief Gaza. Ik heb onder meer gewezen op de schade die de landbouwsector in Gaza heeft geleden en heb daarbij specifiek de schade genoemd aan een door Nederland gefinancierd landbouwproject. Een belangrijk deel van de oogst (bloemen, aardbeien) is verloren gegaan.
In het algemeen werd geconstateerd dat de humanitaire hulpverlening moeizaam op gang komt. De Israelische regering laat te weinig vrachtwagens toe en niet alle benodigde goederen - zoals medische apparatuur, cement en andere bouwmaterialen
- kunnen worden ingevoerd. Ook nemen procedures voor toelating van internationale hulpverleners te veel tijd in beslag. Daarnaast is er een gebrek aan contant geld in de Gaza, waardoor de lokale economie is stilgevallen. Om reconstructie en duurzaam economisch herstel mogelijk te maken is het nodig dat de grensposten niet alleen worden opengesteld voor humanitaire hulpgoederen, maar ook voor personen en commerciële goederen, zo stelden we vast. Het Voorzitterschap gaf na afloop een persverklaring over dit vraagstuk uit (bijgevoegd).

Gevolgen van de kredietcrisis

De discussie over dit onderwerp werd geopend door vertegenwoordigers van de Wereldbank, OESO en de NGO-koepel CONCORD die allen de forse impact van de huidige crisis in ontwikkelingslanden onderstreepten. Vervolgens werd gesproken over de mogelijke respons vanuit de EU. Verschillende lidstaten, waaronder Nederland, pleitten voor het nakomen van de bestaande beloftes ten aanzien van hulpvolumes. Ook werd geopperd om bestaande middelen, zoals het FLEX-instrument (bestemd voor het opvangen in OS-landen van een plotselinge val in exportinkomsten) en EIB-kredieten (Europese Investeringsbank), flexibeler in te zetten. Verder moest weerstand geboden worden aan de verleiding van protectionistische (handels)maatregelen. In dat verband sprak Nederland teleurstelling uit over het EU-besluit tot heractivering van exportsubsidies op zuivelproducten; coherent beleid vanuit hoofdsteden is nu dringend nodig. Ook benadrukte Nederland het belang van het afsluiten van de WTO (Doha-) ontwikkelingsronde. De ministers en de Commissie vonden elkaar in het streven om een gezamenlijke inbreng vanuit OS-perspectief te formuleren voor de G-20 Top op 2 april in Londen. Het Voorzitterschap nam de rol op zich om dit samen met de Commissie te coördineren.

EPA-onderhandelingen

Op verzoek van het Voorzitterschap zette commissaris Michel kort de stand van zaken in de onderhandelingen uiteen. In 2009 zouden grote stappen gezet moeten worden om regionale akkoorden te bereiken. Hij wilde niet verhullen dat het enthousiasme hiervoor niet overal even groot was, maar de Commissie stelde zich onder leiding van commissaris Ashton zo flexibel en pragmatisch mogelijk op in de besprekingen. Ondertussen liep het proces van formele ondertekening van de interim-EPAs door en moest de ratificatie van de definitieve EPA met Cariforum door de lidstaten ter hand worden genomen.

De Voorzitter zegde toe dat in de RAZEB van 18-19 mei verder over de EPA-onderhandelingen zal worden gesproken.

Oostelijke dimensie van EU ontwikkelingssamenwerking

Tijdens de afsluitende lunch werd kort gesproken over de Oostelijke dimensie van het EU ontwikkelingsbeleid, mede n.a.v. de recente mededeling van de Commissie over het opzetten van een Oostelijk Partnerschap (met Armenië, Georgië, Azerbeidjaan, Oekraïne, Moldavië, en - bij verbetering op het gebied van democratie en rechtsstaat - Wit-Rusland). Vooral de nieuwe lidstaten toonden zich in de bespreking groot voorstander van het verdiepen van het strategische partnerschap met deze zes oostelijke nabuurschapslanden. Lidstaten zoals Tsjechië, Polen, Hongarije, Slowakije en Estland zouden waardevolle ervaring en begrip voor de cultuur en transitieprocessen hebben die zou kunnen worden ingezet ten gunste van deze regio. Veel nieuwe lidstaten besteden hier een belangrijk deel van hun (in volume nog beperkte) ODA-middelen. De door het Voorzitterschap uitgenodigde minister van Financiën van Moldavië, Mariana Durlesteanu, wees in haar bijdrage op het belang van nauwere banden met de EU. Commissaris Michel gaf namens zijn collega Ferrero Waldner (die eerstverantwoordelijke is voor de relatie met de betreffende landen) een overzicht van de bestaande vormen van samenwerking (hulp en handel) en plaatste dit onderdeel van het EU-beleid in het bredere kader van vrede, veiligheid, stabiliteit en energiezekerheid.

Bezoek Bratislava 28 januari

De dag voor de informele Raad bracht ik een bezoek aan Bratislava. Het doel van het bezoek was om het draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking in de Nieuwe Lidstaten te vergroten en om te spreken over concrete mogelijkheden voor samenwerking in Afghanistan. Ik heb daartoe een aantal concrete afspraken gemaakt, ondermeer over Slowaaks-Nederlandse samenwerking in Uruzgan, ook bij de voorbereiding van de verkiezingen in augustus 2009. Daarnaast het ik tijdens een beleidsseminar, waarbij ook veel vertegenwoordigers van de Nieuwe Lidstaten aanwezig waren, aangedrongen op de verantwoordelijkheid die alle EU-lidstaten hebben om hun ODA-toezeggingen gestand te doen.


---