Gemeente Zandvoort


College informeert gemeenteraad over reparatie bestemmingsplan Kostverloren ( 26-01-2009)

Aan de vooravond van de gemeenteraadsvergadering, waarin de raad beslist over de 'reparatie bestemmingsplan "Kostverlorenstraat e.o.", heeft het college van Burgemeester en Wethouders in een brief een aantal zaken nader verduidelijkt, onder meer de vrijstellingsbevoegdheid garages en de erfafscheidingskwestie.

Hieronder volgt de brief.
Lees ook de vooraankondiging van de gemeenteraadsvergadering.

Onderwerp: bestemmingsplan "Kostverlorenstraat e.o."(reparatie)

Geachte leden,

Tijdens de behandeling van het raadsvoorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kostverlorenstraat e.o." (reparatie) in de commissie Raadszaken d.d. 13 januari jl. heeft u een aantal zaken aan de orde gesteld, dat nog een verduidelijking behoeft van ons college.

De betreffende zaken geven ons aanleiding u het volgende mede te delen:

Vrijstellingsbevoegdheid garages (30 m2 en 50 m2)

Deze zaak heeft met name betrekking op een deel van de woningen aan de Wilhelminaweg. Voor de vaststelling van het bestemmingsplan "Kostverlorenstraat e.o." op 2 december 2003 waren de bepalingen van het in 1950 vastgestelde "Uitbreidingsplan in onderdelen van toepassing". De betreffende percelen hadden bouwvlakken met de aanduiding "eengezinswoonhuizen bebouwing type C1" en bijbehorende erven bestemd voor "tuinen en erven".

Per eengezinswoonhuis mocht één bijgebouw worden opgericht (tuinhuis, schuurtje of garage). Bij bebouwing type C1 mochten geen bijgebouwen worden opgericht. Deze dienden derhalve binnen het bouwvlak te worden opgericht. Bij deze woningen aan de Wilhelminaweg (zijde busbaan) waren op grond van het uitbreidingsplan dus geen bijgebouwen toegestaan. Bij besluit van 10 november 1970 heeft de gemeenteraad aanvullende bebouwingsvoorschriften vastgesteld, waarbij onder andere de mogelijkheid is opgenomen om vrijstelling te verlenen van de bepalingen van het bestemmingsplan voor het oprichten van garage, een dubbele garage of een gecombineerde garage/schuur met een maximum oppervlakte van 50 m2. mits van het erf een oppervlakte gelijk aan ten minste tweemaal de oppervlakte van de bebouwing onbebouwd blijft en niet gebouwd wordt op een strook ter diepte van tenminste 3 meter over de volle breedte van de achtergevel en aansluitend hieraan. Blijkens de toelichting betreft het hier een vrijstellingsbepaling om een grotere garage te kunnen bouwen dan de toegestane 30 m2, dit te beoordeling aan het college van burgemeester en wethouders.

In juridische zin zijn er twee stromingen:


1) Het betreffende voorschrift is in zijn algemeenheid gesteld, zodat verondersteld zou kunnen worden, dat de vrijstellingsbepaling van 1970 ook voor die situaties is gaan gelden, waar voorheen geen bijgebouw was toegestaan.
2) Het betreffende voorschrift is in zijn algemeenheid gesteld, zodat ook verondersteld kan worden dat de vrijstellingsbepaling van 1970 niet voor die situaties is gaan gelden, waar voorheen geen bijgebouw was toegestaan.

Wanneer voorschriften en aanvullende voorschriften niet eenduidig zijn, heeft een toelichting een meerwaarde. De toelichting maakt duidelijk melding van de mogelijkheid tot vergroting van de maximaal toegestane oppervlakte van 30 m2, zodat begrepen kan worden dat wie voor 1970 niet in aanmerking kwam, dit na 1970 ook niet deed.

Los van de vraag, welke interpretatie geldt en los van de vraag of sindsdien bijgebouwen zijn gerealiseerd, na de vaststelling van het bestemmingsplan Kostverlorenstaat e.o. in 2003 is dit niet meer van belang. Daarin hebben de gronden met de bestemming "Woondoeleinden 1" (en dat zijn alle woningen aan de Wilhelminaweg) via een in Zandvoort algemeen gehanteerde systematiek de mogelijkheid gekregen bijgebouwen te realiseren. Deze systematiek is door de Raad van State in zijn uitspraak op 24 augustus 2005 over de bestemming van deze percelen bevestigd. Daarmee zijn de bestemmingen "Woondoeleinden" en "Tuin, onbebouwd erf" voor de percelen aan de Wilhelminaweg onherroepelijk geworden; dit is het nu voor iedereen geldende regiem. Ook in het voorgestelde andere gebruik van de busbaan, dat in deze herziening aan de orde is, zien wij geen reden om van deze algemene systematiek af te wijken.

Wij zijn dan ook van mening, dat deze systematiek van bestemmen niet voor deze specifieke percelen moet worden aangepast, om de rechtsongelijkheid met andere percelen te voorkomen. Daarnaast willen wij nu geen onherroepelijk vastgestelde bestemmingen aanpassen die buiten de plangrenzen van deze ontwerpherziening liggen. Dit onderwerp kan eventueel aan de orde komen bij een algehele herziening van het bestemmingsplan.

Plannen binnenterrein ( de bevoegdheid tot het wijzigen of uitwerken van het bestemmingsplan)

Voor de herontwikkeling van het binnenterrein aan de Prinsesseweg zijn geen concrete plannen ingediend. In het op 2 december 2003 vastgestelde bestemmingsplan is door middel van een wijzigingsbevoegdheid een andere invulling van dit terrein mogelijk gemaakt. De betreffende bepaling is met de uitspraak van de Raad van State eveneens onherroepelijk geworden, maar door het niet goedkeuren van de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" niet direct toepasbaar. Nu er zicht bestaat op een herontwikkeling van het binnenterrein binnen de planperiode heeft het college gemeend dit door middel van een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te regelen. De maximale voorwaarden tot uitwerking zijn vergelijkbaar met de voorwaarden van de betreffende wijzigingsbepaling met dien verstande, dat het aantal woningen is gemaximaliseerd. Met de in het bestemmingsplan opgenomen uitwerkingsverplichting komt de bestemming van "Bedrijfsdoeleinden" en de daaraan gekoppelde wijzigingsbevoegdheid te vervallen.

Ten aanzien van de bevoegdheid om toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid of uitwerkingsplicht als bedoeld in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening melden wij het volgende: In het oorspronkelijk artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening stond expliciet, dat de gemeenteraad de bevoegdheid van wijziging of verplichting aan zich kan houden in plaats te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders. In de nieuwe Wet ruimtelijke ordening is de betreffende bepaling komen te vervallen. Het is blijkbaar, naar wij aannemen, de bedoeling van de wetgever geweest om, in de geest van de gedualiseerde Gemeentewet, wijzigingen, uitwerkingen, ontheffingen en stellen van nadere eisen over te laten aan de colleges van burgemeester en wethouders, waardoor slagvaardiger kan worden bestuurd met inachtneming van de door de gemeenteraad vastgestelde kaders en voorwaarden. In zijn algemeenheid is het ook niet gebruikelijk, dat de gemeenteraden dergelijke bevoegdheden uitoefenen, maar meer op hoofdlijnen besturen. In afwijking van hetgeen wij aanvankelijk meenden en in het advies van de hoorcommissie is gesteld, hebben wij echter nu bij nader inzien geconcludeerd, dat de nieuwe Wet ruimtelijke ordening de bevoegdheden als bedoeld in artikel 3.6 wel door de gemeenteraad kunnen worden uitgeoefend. Er staat namelijk niet, dat dit niet zou zijn toegestaan.

Hoewel de wetgever kennelijk met artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening een andere bedoeling heeft gehad, willen wij u de keuze laten of u de vaststelling van een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 17A van de voorschriften aan het college delegeert of zelf besluit tot vaststelling van een uitwerkingsplan. Ingeval u besluit tot voormelde delegatie, dan zal het college u uiteraard tijdig informeren omtrent de bouwplannen en de voorgenomen uitwerking van het bestemmingsplan.

Omdat een uitwerking van het bestemmingsplan een verplichting is, wordt echter wel voorgesteld in artikel 17A (uit te werken) de woorden "is bevoegd" en "uit te werken naar Woondoeleinden " te wijzigen in "werkt" en "uit naar Woondoeleinden".

Mogelijkheden voor erfafscheidingen van de achtertuinen van de percelen aan de Prinsesseweg Op grond van de bepalingen van de voorschriften van het vigerende bestemmingsplan "Kostverlorenstraat e.o." (2003) zijn achter de voorgevel of het verlengde hiervan erfafscheidingen toegestaan tot een bouwhoogte van twee meter. Voor de bestaande erfafscheidingen, die voor de voorgevel of het verlengde hiervan nu een grotere hoogte hebben dan 1 meter kent het bestemmingsplan een bepaling, waarin de bestaande afwijking is gereguleerd. Uit onderzoek is gebleken, dat in de bestaande situatie een tweetal percelen aan de zijde van de Wilhelminaweg niet beschikken over een erfafscheiding van 2 meter en deze op grond van het bestemmingsplan ook niet kunnen realiseren. Om dit alsnog te kunnen toestaan zijn er twee juridische mogelijkheden.
- De plangrens wordt ter plaatse van deze percelen iets verruimd met de bestemming "Tuin, onbebouwd erf" en vervolgens deze bestemming voorzien van een aanduiding, dat er ter plaatse een erfafscheiding is toegestaan van twee meter hoogte en een voorschrift van gelijke strekking;
- De toezegging van het college, dat ingeval een verzoek om bouwvergunning wordt ingediend voor het oprichten van een erfafscheiding van twee meter, deze zal worden gehonoreerd met een ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt, dat het hier om bouwvergunningplichtige bouwwerken gaat. Ingeval de betreffende eigenaar een afscheiding wenst aan te brengen door middel van een groenvoorziening is het vergunningsregime niet van toepassing.

Het college opteert voor de oplossing van een ontheffingsprocedure als bedoeld in artikel 3.23. van de Wet ruimtelijke ordening, mede, omdat het college geen voorstander is van herbestemmen buiten de plangrens. Bij een algehele herziening/vaststelling, van het bestemmingsplan is het dan mogelijk de erfafscheidingen aan de noordzijde van de Prinsesseweg in planologisch opzicht definitief vast te leggen. Volgens planning zullen de voorbereidende werkzaamheden voor een nieuw bestemmingsplan in 2010 worden gestart.

Oplossing vervallen individuele invalidenparkeermogelijkheid op eigen terrein aan de Prinsseseweg. In de oude situatie werd er door betrokkene deels geparkeerd op de Prinsseseweg en deels op een strook grond niet direct gelegen achter de woning van betrokkene. Inmiddels beschikt betrokkene over een tijdelijke invalidenparkeerplaats aan de Wilhelminaweg. Deze parkeerplaats kan, indien gewenst een permanent karakter krijgen. Voor betrokkene bestaat ook de mogelijkheid een parkeerplaats te realiseren in zijn eigen tuin direct gelegen achter zijn woning. Deze kan met een ontheffing als bedoeld in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens via de Prinsseseweg worden bereikt.

Gronden voor gerechtelijke procedures naar aanleiding van de reacties de insprekers Op grond van artikel 8.2 de Wet ruimtelijke ordening staat tegen de vaststelling van een bestemmingsplan beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het recht van beroep geldt voor iedere belanghebbende. Beroep kan alleen worden ingesteld tegen die zaken, waartegen een zienswijze is ingediend en tegen de door de gemeenteraad aangebrachte wijzigingen. Onderwerpen, die betrekking hebben op aspecten buiten de plangrenzen zijn niet voor beroep vatbaar, omdat buiten de plangrenzen er een onherroepelijk bestemmingsplan van toepassing is.

Onderhandelingen over aanschaf grond in verband met aanleg rotonde Voor de realisering van de beoogde rotonde met bijbehorende paden en groenstroken is de aankoop van een drietal percelen (tuin)grond noodzakelijk, Met een tweetal eigenaren is volledige overeenstemming bereikt. Met één eigenaar is wel een overeenstemming omtrent de verkoop aan de gemeente, maar is er nog geen overstemming omtrent de randvoorwaarden (aankooprijs). De onderhandelingen zijn hierover nog gaande.

Overige aspecten(voorgestelde wijzigingingen.

Artikel 17 van de voorschriften
In het ontwerpbestemmingsplan wordt voorgesteld de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 17 van de voorschriften te wijzigen op grond van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening te wijzigen. De bestemming van "Bedrijfsdoeleinden (kwekerij)", waarop de bevoegdheid betrekking heeft, ligt echter buiten de plangrenzen van deze herziening van het bestemmingsplan. Daarnaast bevat voormeld artikel 17een wijzigingsbevoegdheid voor de bestemming "Maatschappelijke doeleinden". Geadviseerd wordt dan ook artikel 17 van de voorschriften niet te wijzigen en deze zoals vastgesteld bij besluit van 2 december 2003 te handhaven.

Geluidonderzoek.
Zowel de milieudienst IJmond als bureau Goudappel en Coffeng hebben een onderzoek gedaan naar de geluidsbelasting als gevolg van de reconstructie van de busbaan. In dit onderzoek is echter niet duidelijk tot uiting gekomen, wat de eventuele gevolgen zijn ingeval de bestaande functies van het binnenterrein aan de Prinsseseweg worden vervangen door maximaal 22 woningen. Uit het aanvullend onderzoek van Goudappel en Coffeng kan worden geconcludeerd, dat bij de uitwerking van het plan er geen verslechtering plaatsvindt en de conclusie van het rapport overeind blijven. Wij geven u in overweging dit aanvullende onderzoek als bijlage in het bestemmingsplan toe te voegen.

Samengevat stellen wij u voor om:


- Af te zien van het wijzigen van artikel 17 van de voorschriften;"
- In artikel 17A van de voorschriften de woorden "is bevoegd" en "uit te werken naar Woondoeleinden" te wijzigen in "werkt" en "uit naar Woondoeleinden".
- Een keuze te maken of u de uitwerking als bedoeld in voormeld artikel 17 A aan het college delegeert of zelf tot vaststelling overgaat;
- Het aanvullend onderzoek van Goudappel en Coffeng als bijlage in de toelichting van het bestemmingsplan toe te voegen.

Wij zijn bereid om samen met uw griffie de noodzakelijke amendementen voor de voorgestelde aanpassingen op te stellen.

Overeenkomstig het advies van de hoorcommissie en het bovenstaande geven wij u in overweging het bestemmingsplan thans vast te stellen.

Hoogachtend,

namens burgemeester en wethouders,
W. Tates
Wethouder