Partij van de Arbeid

Den Haag, 17 februari 2009

Vragen in tweede instantie van de PvdA Eerste Kamer Fractie over de besluitvorming van het Nederlandse kabinet met betrekking tot de oorlog tegen Irak.

(De vragen zijn genummerd met een letter/cijfercombinatie, bijv. a1 of b2. Indien wordt verwezen naar eerder gestelde vragen en antwoorden wordt daarnaar verwezen met een hoofdletter en een nummer , bijv. A1 of B3)

Algemene aspecten (A)

a1-Wat bedoelt de minister-president met zijn uiteenzetting in de algemene beschouwing bij de beantwoording van de eerder gestelde vragen en bij de beantwoording van de slotvraag, dat naar de mening van het kabinet (te) weinig aandacht is besteed aan het feit dat de besluitvorming over het al dan niet -politiek of militair- steunen van de oorlog gecompliceerd werd door het feit dat er in die tijd een kabinetsformatie plaatsvond?


-Moet dit zo worden verstaan dat het demissionaire kabinet -zonder die kabinetsformatie- ook militaire steun aan de oorlog had willen verlenen en dat de kabinetsformatie dit voornemen doorkruiste?

a2-Kan de minister-president nader aangeven waarom naar de opvatting van het kabinet het niet nodig is 'lessen te trekken uit het falen van personen, organisaties en politieke en militaire processen' als het gaat om het verlenen van militaire steun aan een oorlog die -niet alleen - door de secretaris -generaal van de Verenigde Naties 'illegaal' is genoemd, maar waarbij ook - naar thans vaststaat - door de aanvalllende partijen de publieke opinie bewust is misleid? (A1)

Voorbereiding besluitvorming (B)

b1-Volgens de regering heeft de ter voorbereiding van de besluitvorming gevolgde werkwijze naar behoren gefunctioneerd. (B3,B4, vraag 11)


-Zijn de memoranda van de juridische adviseurs van de ministeries van Buitenlandse Zaken en van Defensie, waarin een aanval op Irak op volkenrechtelijke gronden werd afgewezen in de verschillende voorbereidingsgroepen besproken?


-Zijn de conclusies van die besprekingen vastgelegd?

b2-Waarom heeft het kabinet geen gewicht gehecht aan de -zoals het zelf heeft gesteld - genuanceerde beoordeling van onze eigen veiligheidsdiensten over de bedreiging die van Irak zou uitgaan? Kan die nuancering thans worden geopenbaard?

b3-Kan de minister-president nog eens helder uiteenzetten waarom ernstige twijfel aan het bezit van massavernietingswapens het kabinet niet terughoudender heeft gemaakt in haar beoordeling van de kans op een mogelijke oorlog?


-Was de opmerking van de minister van Buitenlandse Zaken dat de legitimatie van de oorlog 'nagelvast in de kwestie van massavernietigingswapens' was gelegen in dit opzicht relevant? Zo nee, waarom niet? (C1)

b4-Welke bron heeft aan Frits Bolkestein enkele maanden voor het conflict verteld dat Irak niet over massavernietigingswapens beschikte? Heeft de heer Bolkestein die informatie ter kennis gebracht van (leden van) de Nederlandse regering? Hoe heeft (hebben) die daarop gereageerd? (NOVA 4 februari 2009)

b5-Is in persoonlijke ontmoetingen en telefoongesprekken tussen de minister-president en president Bush, en de premier en Eerste Minister Blair, dan wel tussen de ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken en hun Amerikaanse en Engelse collega's over een mogelijke aanval op Irak gesproken?


-Wordt van dergelijke ontmoetingen aantekening gehouden?


-Is in die gesprekken aan de orde gekomen of Nederland een inval zou steunen?


-Was in die gesprekken de Amerikaanse stelling: 'men is voor ons of tegen ons?'


- Is daarbij de positie van Nederland ten aanzien van een mogelijke oorlog aan de orde geweest?


-Heeft de Nederlandse regering in die contacten impliciet of expliciet laten weten de oorlog tegen Irak politiek dan wel militair te zullen steunen?

Volkenrechtelijke aspecten (C)

c1-Op vrijdag 13 december 2002 verzocht het Tweede Kamerlid Koenders de minister van Buitenlandse Zaken een spoedadvies te vragen aan de commissie Advies Volkenrechtelijke Vraagstukken (CAVV), over de volkenrechtelijke grondslag van het gebruik van geweld tegen Irak en alsmede over het concept van een preventieve oorlog. De minister van Buitenlandse Zaken berichtte de Kamer enkele weken later dat zo'n advies niet noodzakelijk was.


- Is de weigering van de minster om een advies te vragen ambtelijk voorbereid? Zo ja, valt uit de voorbereiding op te maken waarom zo'n advies niet nodig werd geacht?

c2-Op 8 november 2002 nam de VNVR resolutie 1441 unaniem aan. (Zie C10-C14). De regering merkt hierbij op: "Het werd in de dagen voorafgaand aan het militair ingrijpen in Irak duidelijk dat de Veiligheidsraad bij gebrek aan eensgezindheid geen nieuwe resolutie zou kunnen aannemen waarbij de machtiging voor militair ingrijpen zou worden herbevestigd. Deze machtiging bestond al."


-Moet hieruit worden afgeleid dat de regering ook van oordeel was dat resolutie 1441 geen machtiging inhield tot het gebruik van militair geweld?


-Was het regering duidelijk dat het gebrek aan eensgezindheid vooral te maken had met het feit dat het overgrote deel van de Veiligheidsraad geen machtiging tot het gebruik van geweld wilde verlenen, en niet om de reden dat dat al eerder gebeurd zou zijn?


-Was de regering bekend dat niet alleen de vertegenwoordiger van de Verenigde Staten bij de VN, maar ook de vertegenwoordigers van andere permanente leden van de Veiligheidsraad vaststelden dat de resolutie geen impliciete machtiging tot het gebruik van geweld bevatte? (Bijv. Groot Brittannie: 'There is no "automaticity" in this resolution; Frankrijk: "all ambiguity on all element of automaticity have disappeared from the resolution; China: "The text no longer includes automaticity for the use of force; Russia: 'The resolution just adopted contains no provisons for the automatic use of force'.


-Was de regering ook bekend dat niet permanente leden van de Veiligheidsraad (Mexico, Ierland, Bulgarije, Syrie, Noorwegen, Colombia, Cameroon en Mauritius) expliciet uitspraken dat deze resolutie geen basis bood voor het gebruik van militair geweld, zonder voorafgaande expliciete autorisatie door de Veiligheidsraad?


-Heeft de regering -behalve in de toespraak van de heer Negroponte- ergens een spoor gevonden van de opvatting dat de hierboven genoemde leden van de Veiligheidsraad deze machtiging al zou bestaan, en dus helemaal niet nodig was?


-Heeft de regering zich indertijd ook afgevraagd waarom al deze leden van de Veiligheidsraad na aanneming van de resolutie zo nadrukkelijk vaststelden dat er geen machtiging tot het gebruik van geweld en geen 'hidden triggers' in de resolutie waren opgenomen, als zij zelf van mening was dat die machtiging en die 'hidden triggers' al in andere eerdere resoluties gelegen waren?


-Achtte de regering het ook niet voor de hand liggend te concluderen dat een laatste resolutie die niet automatisch tot het gebruik van geweld kon leiden, in ieder geval voorgaande resoluties die dat volgens de regering wel konden, achterhaalde?


-Hoe is over het proces van het aannemen van de resolutie gerapporteerd vanuit onze vertegenwoordiging in New York?

c3-Is indertijd op ambtelijk en/of politiek niveau kennis genomen van het artikel in de Staatscourant van 28 januari 2003, geschreven door het Hoofd Onderzoek van het T.M.C. Asser Instituut onder de titel "Geen unilateraal besluit tot geweld tegen Irak"?


-Heeft dit artikel intern tot een nadere gedachtewisseling geleid?


-Waarom heeft het kabinet ervan afgezien om hierop publiekelijk te reageren?

c4-Is indertijd op ambtelijk en/of politiek niveau kennis genomen van de artikelen van Mr.dr.P.van Heijnsbergen op de opiniepagina van de NRC van 12 februari en 12 maart 2003, onder de titels 'Regering wijkt af van VN-Handvest' en 'Steun voor aanval op Irak is misdrijf?'


-Hebben deze artikelen tot een interne gedachtenwisseling geleid?


-Waarom heeft het kabinet ervan afgezien hierop publiekelijk te reageren?

c5-In een notitie van de directeur Juridische Zaken van het ministerie van Defensie van 28 januari 2003, wordt de vraag behandeld of sprake is van een adequate rechtsgrond voor een eventueel militair optreden tegen Irak. Daarin wordt vastgesteld dat deze niet gevonden kan worden in de rechtsgrond zelfverdediging. Voorts wordt het reactiveren van oude resoluties verworpen, en vastgesteld dat alleen geweld gebruikt mag worden na een mandaterende resolutie van de Veiligheidsraad.


-Op wiens initiatief is deze notitie opgesteld?


-Is de notitie ter kennis gebracht van de minister?


-Zo ja, heeft de minister kennis genomen van deze notitie? Zo nee, waarom niet?


-Is naar aanleiding van deze notitie expliciet onder ogen gezien dat volgens de kans reeel was dat Nederland een illegale oorlog politiek en/of militair zou steunen en dat Nederlandse soldaten wellicht aan een illegale oorlog zouden deelnemen?


-Hoe is op deze notitie gereageerd? Hoe en door wie is deze afgedaan?


-Is de notitie, dan wel de strekking daarvan, aan (het departement van) de minister-president en aan (het departement van) de minister van Buitenlandse Zaken bekend gemaakt?


-Hoe is het kabinet omgegaan met het feit dat de deskundigen van de twee meest betrokken departementen een oorlog niet gerechtvaardigd achtten?


-Was dit overigens aan het hele kabinet bekend?

c6-Kan worden aangegeven op welke data voor 29 april 2003 de DJZ van het ministerie van Buitenlandse Zaken de aandacht van de departementsleiding heeft gevraagd voor de volkenrechtelijke bezwaren tegen het standpunt van het Nederlandse kabinet?


- Hebben deze eerdere memoranda of notities de minister wel bereikt?


-Zo ja, hoe heeft hij daarop gereageerd?


-Zijn de argumenten van de Directie tegen een aanvalsoorlog ook ter kennis gebracht van de minister van Defensie en van het Kabinet? Zo ja, in welke vorm? Zo ja, hoe is daarop gereageerd?


-Hoe is de Directie op de hoogte gebracht van de argumenten van de minister dat een aanvalsoorlog volgens hem wel gerechtvaardigd was?


-Heeft over deze problematiek ook overleg binnen het departement plaatsgevonden en is daarvan verslaglegging beschikbaar?


-Kan de notitie van de DGPZ 14 april 2003 worden overgelegd? Zijn er van zijn hand eerdere notities beschikbaar over dit onderwerp?


-Kan aan de hand van verklaringen van bij de notities betrokken ambtenaren worden vastgesteld of zij van mening waren dat de argumenten tegen een aanvalsoorlog door de departementsleiding serieus werden genomen?


- Op grond waarvan meende de DJZ dat de minister onvoldoende was geinformeerd over de volkenrechtelijke aspecten van de politieke steun?


-Kan uit de opdracht aan de DJZ om "een zo goed mogelijke juridische onderbouwing van het Nederlandse standpunt te geven" worden afgeleid dat de afdeling niet op basis van zijn inzicht in en deskundigheid van het volkenrecht mocht adviseren?

c7-Heeft de minister president kennis genomen van de mededeling in het memo van DJZ, dat deze directie, alhoewel zij de oorlog zelf op basis van haar deskundigheid onrechtmatig oordeelde, de minister wel loyaal aan gelegenheidsargumenten zou helpen om diens volgens hen onrechtmatig handelen te ondersteunen?


-Vindt de minister-president het in overeenstemming met de van ambtenaren te verwachten integriteit dat zij medewerking zouden verlenen aan naar hun kennis en kunde onrechtmatig optreden van de overheid?


-Is de regering ook van mening dat zij zich aldus eerder lijken op te stellen als een partijdige advocaat dan als een dienaar van de publieke zaak?

c8- Hoe verklaart de minister-president zijn aan de volksvertegenwoordiging gedane verzekering dat de juridische onderbouwing van het Nederlandse besluit deugdelijk was, nu blijkt dat de deskundigen binnen de departementen het daar volstrekt niet mee eens waren?

c9-Een groot aantal autoriteiten en deskundigen heeft zich voor en na het uitbreken van de oorlog op gronden ontleend aan het volkenrecht daartegen uitgesproken.


-Kan op basis van de bij de departementen van Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken en Defensie aanwezige documenten of van verklaringen van betrokkenen worden vastgesteld aan welke autoriteiten en deskundigen het kabinet ten tijde van de besluitvorming zijn oordeel ontleende dat de oorlog en de daarvoor door haar gekozen rechtvaardigingsgrond in overeenstemming was met het volkenrecht?


-Zo ja, wie waren dat?


-Blijkt uit de hierboven bedoelde documenten en verklaringen dat het standpunt van het kabinet mede gebaseerd was op een juridische bestrijding van de mening van andere deskundigen en autoriteiten?


-Zo, ja, welke argumenten zijn daarbij doorslaggevend geweest?

c10-Het kabinet wijst in zijn beantwoording op een volgens het kabinet gelijke juridische situatie bij de crisis in Kosovo, waar de NAVO in 1999 vanwege de genocide dreiging om humanitaire redenen besloot tot ingrijpen


-Heeft het kabinet daarbij meegewogen het oordeel van de CAVV en de AIV dat zo'n interventie alleen toelaatbaar was "in extreme gevallen en bij wijze van nooduitgang"?


-Achtte het Kabinet deze situatie ook bij de inval in Irak aan de orde?


-Heeft het kabinet hierbij ook meegewogen dat bij de oorlog tegen Irak de NAVO en de Europese Unie verdeeld waren en dat een aantal permanente leden van de Veiligheidsraad, waaronder bondgenoten in de Navo, zelfs met een veto tegen een resolutie om geweld te gebruiken dreigden?

c11-Kan uit de analyse van de besluitvorming over de volkenrechtelijke grondslag, -gelet op de interne advisering en de door andere deskundigen en autoriteiten in die periode publiekelijk naar voren gebrachte standpunten- de conclusie worden getrokken dat het toenmalige kabinet standpunten die zijn eigen politieke keuze niet ondersteunden, in onvoldoende mate serieus heeft genomen, dan wel geheel en al heeft trachten te negeren?

c12- In Pauw en Witteman van 13 februari 2009 verklaarde oud-minister Kamp, gevraagd naar de rechtsgrond voor de oorlog: "Het is niet zo dat je alleen maar precies gaat kijken hoe zit het nu juridisch in elkaar en dat je op grond van een juridische afweging tot een besluit komt. Wij zijn daar als politici, we zijn politieke bestuurders. Wij moeten in gevallen die zich voordoen een politieke afweging maken. Juridische aspecten zijn van belang, andere aspecten zijn ook van belang. En dat geheel wordt gewogen en dan kom je tot een besluit."


-Tegen welke andere aspecten zijn de juridische bezwaren afgewogen?


-Acht de regering dit de juiste wijze om met het recht om te gaan?

c13- Kan uit de analyse van de besluitvorming over de volkenrechtelijke grondslag worden afgeleid dat het kabinet zich vooral liet leiden door de wens de internationale rechtsorde te bevorderen en het internationale recht te handhaven?


-Zo nee, welke belangen en/of overwegingen hebben het kabinet daarvan afgehouden?

c14- Is op ambtelijk en/of politiek niveau kennis genomen van de rede van Professor Nollkaemper op 27 november 2006 in het Maagdenhuis, waarin hij de Nederlandse houding tot het internationale recht complex en schizofreen noemt? (Zie ook 'Nederland laat recht wijken voor macht' van Prof. Andre Nollkaemper (NRC 30 november 2006)


- Heeft deze lezing tot interne reacties en acties geleid?


-Is het kabinet met Prof. Nolkaemper eens dat de slogan 'Den Haag en Nederland als Legal Capital van de wereld' door het politiek steunen van de inval in Irak aan geloofwaardigheid heeft ingeboet?

De oproep tot een compromis (D)

d1-Kan de minister-president nog eens precies toelichten waaruit het compromis bestond, waartoe hij de leden van de VR en de internationale gemeenschap opriep? (D1, D2, D3)


-Bestond de internationale consensus in november 2002 bij het aannemen van resolutie 1441, waaraan in het antwoord wordt gerefereerd, niet mede uit het feit dat er geen automatisch geweldsgebruik mocht volgen? (D5)


-Waren het niet de VS en zijn bondgenoten die deze consensus doorbraken met politieke steun van Nederland?


-Meende u dat ook de VS en zijn bondgenoten een bijdrage aan het compromis moesten leveren?

Besluitvorming over de oorlog (algemeen) (E)

e1- Moet uit de beantwoording van vraag E3 worden afgeleid dat de regering niet van mening is dat de VS en het Verenigd Koninkrijk met gefabriceerde intelligence omtrent de massavernietigingswapens de publieke opinie hebben misleid?


-Is het de regering ontgaan dat Colin Powell zijn diepe spijt heeft betuigd over de misleiding waaraan hij mede heeft bijgedragen en dat hij niet alleen betreurd heeft 'dat deze niet zo solide leek te zijn'?


-Acht de regering het aanvaardbaar dat democratische regeringen de waarheid zo manipuleren als in de aanloop van de oorlog tegen Irak is gebeurd?

e2-Welke conclusie verbindt de regering aan de constatering van Hans Blix dat Bush en Blair zo overtuigd waren van hun eigen gelijk dat ze alle bewijzen en aanwijzingen van het tegendeel negeerden?

Het doel van de oorlog, de proportionaliteit van het geweldsgebruik en de effectiviteit van de wederopbouw (F)

f1- Moet het antwoord op vraag F1 zo worden gelezen, dat als bij het kabinet gerede twijfel was geweest dat Irak over massavernietigingswapens beschikte, het toch politieke steun aan de oorlog zou hebben gegeven omdat Irak dat zelf niet had aangetoond?

Verantwoording aan de Kamer (G)

g1- Meent de regering inderdaad dat de ministeriele verantwoordelijkheid enkel en alleen bestaat uit het verantwoording afleggen voor een door de regering genomen besluit?


-Is het voor de beoordeling van dat besluit volgens de regering niet relevant dat de volksvertegenwoordiging ook weet op welke gronden het besluit berust en welke afwegingen door de regering zijn gemaakt?


-Is het naar het oordeel van de regering niet noodzakelijk dat daarbij rekenschap wordt afgelegd over het terzijde schuiven van ambtelijke adviezen die erop wijzen dat de regering een besluit neemt dat indruist tegen het recht?


-Maakt de regering ook geen onderscheid tussen 'persoonlijke beleidsopvattingen' en op basis van specialistische deskundigheid tot stand gekomen adviezen?


-Leidt deze gedachtengang tot de conclusie dat de regering gegevens en informatie, hoe goed ook onderbouwd, terzijde mag schuiven en voor bevolking en volksvertegenwoordiging verborgen mag houden, als deze niet in haar politieke kraam te pas komen?

Nadere vragen (H)

h1-Wanneer en op welke wijze heeft het bericht dat Lord Robinson overwoog af te treden als secretaris-generaal van de Navo het ministerie van Buitenlandse Zaken voor het eerst bereikt?


-Wanneer heeft de Nederlandse permanente vertegenwoordiging daarvan voor het eerst in de richting van het departement melding gemaakt?


-Wanneer is door de ambtelijke top binnen het departement voor het eerst met minister De Hoop Scheffer besproken dat hij wellicht kandidaat voor de post van secretaris-generaal van de Navo zou kunnen zijn?


-Wanneer is de minister-president hiervan formeel of informeel op de hoogte gesteld?

h2-Kan uit de logboeken of andere documenten van de Koninklijke Marine en de Koninklijke Luchtmacht, dan wel uit verklaringen van defensiepersoneel dat voor en ten tijde van het uitbreken van het conflict in de regio actief was, worden afgeleid of Nederland voor en na de inval al dan niet bij de militaire operaties betrokken is geweest.


-Kunnen de voorbeelden van mogelijke militaire betrokkenheid bij de (voorbereiding van) de oorlog, die o.a. genoemd worden in de Groene Amsterdammer van 9 januari 2009, door middel van getuigenverklaringen worden onderzocht?

Persvoorlichting Tweede Kamer-fractie Partij van de Arbeid Plein 2
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
T 070 318 2694
E s.boting@tweedekamer.nl