Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport



Meavita Nederland

Kamerstuk, 17 februari 2009

Brief van staatssecretaris Bussemaker aan de Tweede Kamer over de situatie bij Meavita Nederland. In de brief geeft ze een samenvatting van de gebeurtenissen, beschrijft ze de huidige stand van zaken en het vervolg daarop.

17 februari 2009

Geachte voorzitter,

In mijn recente brief1 over Meavita aan uw Kamer alsmede tijdens het spoeddebat over Meavita van 5 februari en het algemeen overleg op 12 februari jl. heb ik toegezegd u zo spoedig mogelijk in te lichten over de oplossing voor de problemen ten aanzien van de continuïteit van zorg, huishoudelijke hulp, jeugdgezondheidszorg en algemeen maatschappelijk werk geleverd door Meavita. In deze brief voldoe ik aan deze toezegging. Ik geef allereerst een korte samenvatting van de gebeurtenissen tot aan het spoeddebat van 5 februari jl., vervolgens beschrijf ik het proces dat sinds het spoeddebat heeft plaatsgevonden, de huidige stand van zaken en eindig ik met het vervolg. Tijdens het spoeddebat van 5 februari heb ik het proces tot dan toe geschetst. Tevens heb ik toegelicht aan welke uitgangspunten een oplossing voor de problemen ten aanzien van de continuïteit van de zorg, huishoudelijke hulp, jeugdgezondheidszorg en algemeen maatschappelijk werk naar mijn mening moet voldoen. Allereerst dient de continuïteit van zorg, huishoudelijke hulp, jeugdgezondheidszorg en algemeen maatschappelijk werk voor cliënten zo goed mogelijk gewaarborgd te worden. Daarnaast ben ik van mening dat de gevolgen van de problemen bij Meavita voor de werknemers zoveel mogelijk beperkt moeten worden. De werknemers van Meavita zijn het sociaal kapitaal van de onderneming. Hun inzet is noodzakelijk om de continuïteit van zorg, huishoudelijke hulp, jeugdgezondheidszorg en algemeen maatschappelijk werk voor cliënten zo goed mogelijk te kunnen waarborgen. Om de continuïteit van zorg te waarborgen zullen naar verwachting tijdelijk extra middelen beschikbaar dienen te komen. Om, waar noodzakelijk, daarin te voorzien wil ik daarbij aansluiten bij het instrumentarium van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Zoals in het geval van Amsterdam Thuiszorg moet er immers zoveel mogelijk voorkomen worden dat slecht gedrag (bijvoorbeeld van management) beloond wordt.

1. Samenvatting proces tot spoeddebat 5 februari In eerder verzonden brieven2 aan uw Kamer heb ik het proces rondom het zoeken naar oplossingen voor de problemen ten aanzien van de continuïteit van zorg, huishoudelijke hulp, jeugdgezondheidszorg en algemeen maatschappelijk werk geleverd door Meavita beschreven. Ik kon u toen nog geen verdere inhoudelijke
1 Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 26631, nr. 296
2 Tweede Kamer, vergaderjaar 2008-2009, 26631, nr. 293 en nr. 290

toelichting geven. Dat kan nu wel, omdat duidelijk is geworden op welke wijze de continuïteit van zorg, huishoudelijke hulp, jeugdgezondheidszorg en algemeen maatschappelijk werk zo goed mogelijk gewaarborgd kunnen worden. Daarom geef ik u een samenvatting van de gebeurtenissen tot aan het spoeddebat van 5 februari jl.. In de bijlage vindt u een overzicht van de belangrijkste momenten waarop is overlegd met partijen en gecommuniceerd met uw Kamer. Balanssteunverzoek Meavita
In de zomer van 2008 heeft een deskundige van het College Sanering Zorginstellingen (CSZ) op verzoek van de NZa een onderzoek gedaan naar de financiële situatie bij Meavita. Het rapport van het CSZ heb ik u vertrouwelijk toegestuurd. Hangende dit onderzoek van het CSZ heeft Meavita een balanssteunverzoek bij de NZa ingediend. Dit steunverzoek ging vergezeld van een herstelplan. Uit het herstelplan bleek dat Meavita verwachtte in 2011 een positief eigen vermogen te hebben. De continuïteit van de zorg was niet in gevaar. De NZa heeft het balanssteunverzoek afgewezen, omdat Meavita op dat moment voldoende vertrouwen gaf dat zij met het herstelplan zelf de problemen zou kunnen oplossen. Om Meavita in staat te stellen het herstelplan uit te voeren, diende zij te beschikken over voldoende liquide middelen. Daarom hebben de zorgkantoren de bevoorschotting naar voren gehaald, op verzoek van de NZa. De NZa heeft voorts, in afwijking van vigerend beleid, een verzoek van Meavita om versnelde afschrijving van het beëindigde TV-Foon project toegestaan. Informeren betrokken partijen naar aanleiding van signaal Meavita Op 11 december 2008 heb ik signalen van Meavita ontvangen dat de financiële positie zodanig was verslechterd dat het herstelplan niet kon worden uitgevoerd. Direct na dit signaal is er intensief contact geweest tussen de betrokken zorgkantoren (Menzis, zorgkantoor Haaglanden en Agis), Meavita, de NZa (vanuit haar rol als toezichthouder op de zorgkantoren) en mijn ministerie. Mede op verzoek van de zorgkantoren en naar aanleiding van de verslechterde financiële positie, heeft Meavita een liquiditeitsonderzoek laten uitvoeren en heb ik de NZa verzocht om in het kader van haar toezicht op de zorgkantoren de betrokken zorgkantoren te wijzen op hun verantwoordelijkheid voor de continuïteit van zorg en rechtmatige besteding van geld vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).
Vanwege de mogelijke consequenties die de financiële problemen bij Meavita voor de continuering van huishoudelijke hulp, jeugdgezondheidszorg en algemeen maatschappelijk werk zouden kunnen hebben, heb ik op 19 december 2008 de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) ondermeer via een brief geïnformeerd. Ik heb er toen ook bij Meavita op aangedrongen om de gemeenten, die in het kader van de Wmo, de jeugdgezondheidszorg en het algemeen maatschappelijk werk een contract hebben met Meavita, op de hoogte te stellen van de situatie bij Meavita. Ik heb helaas achteraf moeten constateren dat Meavita slechts partieel aan dit verzoek gehoor heeft gegeven en daarbij, volgens de VNG, geen der geïnformeerde gemeenten van de daadwerkelijke ernstige situatie op de hoogte heeft gesteld.
Voor de kerst van 2008 heeft Meavita aan de betrokken zorgkantoren en aan mij aangegeven dat Meavita in ieder geval in de maanden december 2008 en januari 2009 aan haar betalingsverplichtingen kon voldoen. Dit gaf alle betrokkenen enige tijd om gezamenlijk naar een oplossing te zoeken. Ik heb dit ook zo gemeld tijdens het spoed Algemeen Overleg over Meavita op 29 januari jl..

Uitwerking defusering door Meavita
Op 18 december 2008 maakte Meavita bekend te willen defuseren. Dit zou volgens Meavita de enige manier zijn om de zorg te continueren en de werkgelegenheid veilig te stellen. Mede op verzoek van de zorgkantoren is er begin januari overleg geweest tussen VWS, Meavita, de NZa en de zorgkantoren. Meavita heeft daarbij aangegeven haar defusieplan nader te zullen uitwerken. VWS, de NZa en de zorgkantoren hebben daarbij aangegeven dat het plan onderbouwd aan moest geven hoe de continuïteit van zorg blijvend gewaarborgd zouden worden. Defuseren leek daartoe een noodzakelijke maar op zichzelf onvoldoende stap.
Meavita heeft vervolgens in een plan van 19 januari een route naar defusie beschreven. De onderbouwing van het plan gaf de betrokken partijen echter geen vertrouwen dat de omslag kon worden gemaakt naar een exploitatie die voor cliënten en medewerkers op langere termijn zekerheid zou bieden op continuïteit van zorg. Bovendien was onvoldoende onderbouwd hoeveel financiële steun nodig zou zijn om het plan te laten slagen, alsmede waarvoor deze middelen zouden worden aangewend.
Overeenstemming AWBZ-zorg
Inmiddels werd medio januari, mede op basis van gesprekken met zorgkantoren en de NZa en een liquiditeitsanalyse, duidelijk dat de continuïteit van zorg en huishoudelijke hulp op korte termijn in gevaar zou zijn. Tevens waren er aanwijzingen dat als Meavita op korte termijn zou defuseren op een wijze zoals omschreven in haar defuseringsplannen de kans op faillissement voor enkele onderdelen van Meavita aanmerkelijk zou toenemen. Op dat moment was er geen afdoende oplossing voor het waarborgen van de continuïteit van zorg voorhanden. Gedurende het opstellen van het plan door Meavita is - voor wat betreft de AWBZ
- door de zorgkantoren en VWS verkend onder welke omstandigheden en onder welke voorwaarden een plan van Meavita ondersteund zou kunnen worden en heeft de NZa in dit kader een uiteenzetting gegeven van haar bevoegdheden en de regelgeving. Duidelijk was dat er rust en ruimte gecreëerd moesten worden om orde op zaken te kunnen stellen. Vanuit dat perspectief ontstond het idee om de defusie van Meavita te ondersteunen met aanvullende maatregelen. Hiervoor was de medewerking van Meavita noodzakelijk. Over de vormgeving en uitwerking van dit voornemen leek met Meavita overeenstemming te zijn bereikt op 20 januari jl.. Gemeenten die voor de huishoudelijke hulp, jeugdgezondheidszorg en algemeen maatschappelijk werk contracten hebben met Meavita waren hierin nog niet betrokken.
De aanvullende maatregelen hielden in dat er nieuwe stichtingen zouden komen. De nieuwe stichtingen zouden, in geval het risico op acute discontinuïteit van zorg (en eventueel huishoudelijke hulp) nog groter zou worden, alle activiteiten van Meavita overnemen en de medewerkers in dienst nemen. Deze stichtingen zouden in beginsel tijdelijk bestaan en niet belast worden met de schulden van Meavita. Na oprichting zouden de stichtingen waar nodig saneren en trachten de activiteiten en de activa voor een marktconforme prijs te verkopen dan wel zichzelf uit te kopen. De daarmee te realiseren koopsom zou na aftrek van kosten van de stichtingen ten gunste komen van de crediteuren van Meavita. Zo zouden de rechten van crediteuren gerespecteerd worden. Het onderbrengen van de activiteiten van Meavita in nieuwe stichtingen zou de benodigde tijd en rust creëren om orde op zaken te stellen.

Oplossingsrichting huishoudelijke hulp, jeugdgezondheidszorg en algemeen maatschappelijk werk
Anders dan vanuit de zorgkantoren, waren er tot half januari vanuit gemeenten nog geen signalen gekomen over problemen ten aanzien van Meavita. Meavita heeft slecht sporadisch aan mijn verzoek van 19 december 2008 voldaan om gemeenten te informeren. Enkele gemeenten zijn op districtsniveau geïnformeerd, maar de signalen waren divers en eerder geruststellend. De verschillende onderdelen van Meavita staan er - afzonderlijk bezien - ook niet allemaal even slecht voor. In de Achterhoek - waar Sensire actief is - en de provincie Utrecht - waar Vitras / CMD werkzaam is - is de problematiek minder acuut dan bijvoorbeeld in Den Haag.
Op mijn initiatief is midden januari de VNG nader geïnformeerd en uitgenodigd om in het vervolg volop actief betrokken te zijn bij het proces. Immers, toen werd duidelijk dat de problemen bij Meavita zich niet in enkele regio's of specifiek de AWBZ bleken te concentreren. Het betrof een zaak die (ook) bij alle betrokken gemeenten tot grote problemen zou kunnen leiden voor de continuïteit van huishoudelijke hulp, jeugdgezondheidszorg en algemeen maatschappelijk werk. Om de route van "defusie ondersteund met aanvullende maatregelen" uit te kunnen voeren, was dan ook draagvlak bij alle betrokken partijen (Meavita, de NZa, de zorgkantoren, VNG, betrokken gemeenten en mijzelf) vereist. Daarom is hierover met VNG en gemeenten in verschillende samenstellingen binnen een korte tijdspanne veelvuldig overleg gevoerd. Daarbij stond de oplossing die voor de AWBZ-zorg bedacht was centraal. De grootste problemen bleken zich voor te doen in de AWBZ. In Groningen beperkt de problematiek zich tot de AWBZ. Het onderdeel Wmo in Thuiszorg Groningen kent geen problemen. VNG en gemeenten waren - na rijp beraad - van oordeel dat aan de voorgestelde oplossing - met nieuwe stichtingen die de activiteiten van Meavita zouden overnemen - te grote financiële en juridische risico's voor de gemeenten verbonden waren. Ook gaven zij aan te betwijfelen of deze oplossingsrichting voldoende ruimte bood om, rekening houdend met de diversiteit op lokaal niveau, lokale of regionale maatwerkoplossingen te realiseren. Vanuit die optiek hebben de VNG en de gemeenten aangegeven geen gebruik te willen maken van de oplossingsrichting met nieuwe stichtingen, dat primair was opgesteld vanuit het perspectief van de zorgkantoren. Zij wilden in plaats daarvan de mogelijkheid krijgen om op regionaal niveau maatwerk te realiseren. Zulks met het oog op zaken als de looptijd van de huidige contracten, de aard van die contracten, het "marktaandeel" van Meavita in betreffende gemeenten en inhoudelijke overwegingen, zoals gewenste ketenzorg. Ook gaven gemeenten - logischerwijs - aan behoefte te hebben aan tijd voor nader overleg met de betrokken colleges van burgermeester en wethouders en hun raden.
Daarom vroeg de VNG Meavita om op regionaal niveau met gemeenten te overleggen over passende oplossingen. De VNG verzocht Meavita nog geen stappen te ondernemen, tenminste tot 18 februari. Ik respecteer deze stellingname van de gemeenten en de VNG. Vanwege de behoefte aan regionaal maatwerk, heb ik op 5 februari uitgebreid met de VNG gesproken over de stand van zaken in de verschillende regio's waar Meavita actief is en de wijze waarop wethouders hun actieve betrokkenheid vormgeven. De verschillende oplossingsmogelijkheden die passen bij de lokale problematiek zijn in het bijzonder voor de gemeenten Den Haag en de Groninger gemeenten verkend, omdat zich daar naar alle waarschijnlijkheid de meest urgente problemen zouden voordoen.

Twijfels financiële positie Meavita en onthouden medewerking Ik was bereid gemeenten - indien mogelijk - meer tijd te gunnen. Tegelijkertijd bleek gedurende het proces om overeenstemming met alle partijen te bereiken dat Meavita bij herhaling veranderende informatie over haar financiële positie verstrekt. Daardoor rezen steeds weer nieuwe vragen over de exacte problematiek bij Meavita en ontstonden nieuwe twijfels over de financiële positie van Meavita en daarmee over de haalbaarheid van de voorziene oplossing. Vanwege het voorgaande heb ik Meavita op 3 februari jl. wederom gevraagd een liquiditeitsprognose inclusief een accountantsverklaring aan mij te doen toekomen, waaruit mede zou moeten blijken dat Meavita de salarissen voor februari zou kunnen betalen. Die prognose heb ik op 5 februari ontvangen. Daaruit bleek dat de liquiditeitspositie zo kritiek is dat zelfs de betaling van salarissen en andere schulden voor in elk geval Meavita Den Haag en Thuiszorg Groningen over de maand februari niet gewaarborgd is. Salarisbetaling over februari zou slechts mogelijk zijn wanneer volledige compensatie van tijdelijke liquiditeitsoverschotten en -tekorten tussen concernonderdelen plaats zou vinden. In dezelfde brief meldt Meavita echter dat sinds het ontvlechtingsbesluit is genomen er geen onderlinge financieringen meer worden verstrekt zonder zekerheden. Daarbij gaf Meavita aan dat wanneer andere partijen zich niet garant zouden stellen voor deze intercompany financieringen faillissement binnen dagen aan de orde was. In het overleg van 5 februari naar aanleiding van de liquiditeitsprognose verzocht Meavita zonder onderbouwing financiële steun van de NZa dan wel het Ministerie van VWS.
2. Gebeurtenissen na spoeddebat 5 februari jl.
Voorstel Meavita voor nieuw plan en gestelde randvoorwaarden De hiervoor gepresenteerde, zeer verontrustende informatie was voor mij aanleiding Meavita uit te nodigen voor een spoedoverleg, dat is gevoerd op zondag 8 februari. Bij dit overleg waren ook de VNG, de vertegenwoordigers van Menzis, mede namens zorgkantoor Haaglanden, aanwezig. In dat overleg gaf Meavita aan dat anders dan naar voren kwam uit haar brief en het liquiditeitsonderzoek van 5 februari - de salarisbetalingen over de maand februari gewaarborgd zouden zijn. Daarbij gaf Meavita tevens aan een uiterste poging te willen doen een plan aan te reiken dat een voor alle partijen aanvaardbaar perspectief zou bieden op continuïteit van de AWBZ- en Wmo zorg in de Groninger gemeenten en de AWBZ-, Wmo- en jeugdgezondheidszorg in de gemeente Den Haag.
Gezien de kritieke liquiditeitspositie, de wisselende informatie die mij bereikte over de situatie van Meavita en de evidente onwenselijkheid van voorstellen die niet werkelijk de continuïteit van zorg waarborgen, is in overleg met Menzis en de VNG een aantal criteria geformuleerd waaraan het plan van Meavita in elk geval moest voldoen. Enkele van de voorwaarden waren dat over het plan volledige overeenstemming moest zijn bereikt tussen Meavita enerzijds en de betrokken gemeenten en zorgkantoren anderzijds, het plan een duidelijk en cijfermatig onderbouwd business plan moest omvatten dat vertrouwen zou bieden in een kostendekkende exploitatie en dat gewaarborgd diende te zijn dat het plan de continuïteit van de zorg die wordt verleend door andere onderdelen van Meavita niet in gevaar zou brengen.

Meavita is de gelegenheid geboden om uiterlijk dinsdag 10 februari 2009 12.00 uur het plan aan mij toe te zenden, met een afschrift aan de betrokken zorgkantoren, de betrokken gemeenten en VNG. Daarbij heb ik tevens aangegeven dat een onderbouwde verklaring moest worden verstrekt, voorzien van een accountantsverklaring, waaruit moest blijken dat Meavita (in het bijzonder de rechtspersonen die behoren tot Thuiszorg Groningen en Meavita Den Haag) gedurende de maand februari aan al hun financiële verplichtingen zou kunnen voldoen.
Inhoud nieuw plan Meavita
Op 10 februari heb ik de nieuwe plannen, alsmede een begeleidende brief, van Meavita ontvangen. Meavita geeft aan dat zij het proces van defusie zal versnellen en zo spoedig mogelijk (in de week van 10 februari) de stichtingen Vitras/CMD, Sensire en De Wielborgh los zal maken van het Meavita-concern. Meavita stelt vast dat Stichting Thuiszorg Groningen, Stichting Meavita Thuiszorg (Den Haag) en Stichting Meavita Woonzorg (Den Haag) zonder steun niet zullen kunnen voortbestaan. Meavita stelt verder: "Er vindt overleg plaats, ook op dit moment, met de betrokken gemeenten over een financiering van de Wmo-activiteiten. Wordt daarbij tot overeenstemming gekomen, dan zullen de desbetreffende zorgactiviteiten en de desbetreffende entiteiten worden voortgezet. Ook die entiteiten kunnen vervolgens uit het Meavita-concern worden losgemaakt". Tevens geeft Meavita aan ¤13 miljoen nodig te hebben voor Stichting Thuiszorg Groningen en ¤9 miljoen voor inhaalafschrijvingen en een nader te bepalen bedrag voor onder andere sanering voor Stichting Meavita Thuiszorg (Den Haag) en Stichting Meavita Woonzorg (Den Haag). Dit bedrag werd echter op geen enkele wijze aannemelijk onderbouwd.
In de begeleidende brief stelt Meavita mij en de NZa een ultimatum van donderdag 12 februari 17:00 uur. Meavita geeft aan dat indien VWS en de NZa niet voor het ultimatum afloopt aangeven bereid te zijn de bevoorschotting te continueren en de kosten van de nodige herstructurering te financieren, Meavita voornemens is surseance van betaling aan te vragen voor de Stichting Thuiszorg Groningen, de Stichting Meavita Thuiszorg en de Stichting Meavita Woonzorg. Reactie op plan van Meavita
Ik heb met vertegenwoordigers van de Groninger gemeenten, de VNG, de NZa en de betrokken zorgkantoren op 11 februari uitgebreid overleg gevoerd over het plan van Meavita. De VNG vertegenwoordigde niet enkel de gemeente Den Haag maar ook alle andere betrokken gemeenten in de provincie Utrecht en de Achterhoek. Voor wat betreft de gemeente Den Haag geldt de bijzondere situatie dat het contract dat de gemeente voor de Wmo met Meavita heeft, op 7 april aanstaande zal aflopen. In de bijna afgeronde aanbesteding voor de periode na 7 april, heeft Meavita zelf niet meegedongen als hoofdaannemer. De wethouder van de gemeente Den Haag heeft aangegeven zich verzekerd te hebben van continuering van de hulp bij het huishouden tussen nu en 7 april (de datum waarop aanbieders onder een nieuw contract Wmo-ondersteuning zullen gaan leveren).
Alle genoemde partijen constateerden dat het plan van Meavita niet voldeed aan de van te voren opgestelde criteria. Daarna is geconstateerd dat voor eventuele uitvoering van de plannen van Meavita een gezamenlijke bijdrage van alle partijen

noodzakelijk zou zijn. Vervolgens is besproken of partijen bereid zouden zijn deze financiële steun te verlenen aan de voorliggende plannen van Meavita. De VNG, namens de gemeente Den Haag en de gemeenten in Utrecht en de Achterhoek, en de vertegenwoordigers van de gemeenten uit Groningen, alsmede de NZa gaven aan daartoe niet bereid te zijn. Voor de vertegenwoordigers van de gemeenten uit Groningen gold in het bijzonder dat zij de voorkeur gaven aan één organisatie waarin zowel AWBZ- als Wmo-activiteiten zouden zijn ondergebracht. Tot een bijdrage vanuit de gemeenten was men evenwel niet bereid omdat in de regio Groningen relatief hoge tarieven aan Meavita worden betaald voor de huishoudelijke hulp. De NZa gaf aan niet bereid te zijn extra middelen ter beschikking te stellen nu niet gegarandeerd kon worden dat deze uitsluitend aan AWBZ-zorg besteed zouden worden.
Op basis van voornoemd overleg ben ik tot de volgende eindconclusie gekomen: De door Meavita opgestelde plannen vestigen op geen enkele wijze het vertrouwen dat de omslag gemaakt kan worden naar een exploitatie die voor cliënten en werknemers op langere termijn de noodzakelijke zekerheid biedt en daarmee de continuïteit van zorg waarborgt. De voorstellen bieden ook geen basis voor nader overleg over een financieel reddingsplan ten laste van de collectieve middelen. In een brief van 12 februari jl. aan Meavita (zie bijlage) heb ik Meavita hierover ingelicht en verzocht om mij voor maandag 16 februari 10:00 uur te berichten welke gevolgtrekking Meavita hieraan verbindt. In het voornoemde overleg van 11 februari is tevens afgesproken dat alle partijen zich tot het uiterste zullen blijven inspannen en gezamenlijk zullen blijven optrekken om de continuïteit van zorg, huishoudelijke hulp, jeugdgezondheidszorg en algemeen maatschappelijk werk zo goed mogelijk te waarborgen en de onzekerheid voor cliënten en het personeel zo spoedig mogelijk weg te nemen. Deze conclusie werd gedeeld met de VNG (die mede namens de gemeente Den Haag en de Achterhoekse en Utrechtse gemeenten optrad), de NZa, Menzis, Zorgkantoor Haaglanden en de wethouders van de Groninger gemeenten die, ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid, daarvoor begrip hebben. Meavita gaf in een brief van 16 februari aan gesproken te hebben met marktpartijen over Thuiszorg Groningen en Meavita Groep (Den Haag). Deze marktpartijen zouden private middelen ter beschikking stellen. De gesprekken over Thuiszorg Groningen zijn echter aangehouden omdat ze vooralsnog geen oplossing bieden voor een duurzame exploitatie. Meavita stelt dat zij voorbereidingen treft om surseance voor (delen van) Stichting Thuiszorg Groningen en (delen van) de stichting Meavita Groep aan te kunnen vragen. Alvorens surseance aan te vragen zal Meavita advies vragen aan de Centrale Cliëntenraad en de Centrale Ondernemingsraad. Meavita gaf ook aan zich met verschillende crediteuren te verstaan. In deze brief stelt Meavita "Woensdagavond zal ik in een extra vergadering van de Raad van Commissarissen om goedkeuring van mijn voorgenomen besluit vragen. Ik zal echter pas op een gepast later moment aan de hand van de uitkomsten van actuele ontwikkelingen tot de effectuering daarvan overgaan. Dit is mogelijk omdat in de salarisbetalingen, welke op 22 en 24 februari aanstaande zullen plaatsvinden, al is voorzien." Meavita sluit de brief af met "Ik ben te allen tijde bereid om deze brief nader toe te lichten en zal bij de verdere afwikkeling, vanuit onze blijvende verantwoordelijkheid, alles in het werk stellen om de maatschappelijke onrust die

uit dit voorgenomen besluit zal kunnen voortvloeien tot het minimum te beperken. Ik stel voor externe en interne communicatie in deze onderling af te stemmen." Op 16 februari is met de zorgkantoren (Menzis en zorgkantoor Haaglanden), de NZa, de VNG (mede namens de Achterhoekse en Utrechtse gemeenten), de wethouders van Den Haag en de Groninger gemeenten gesproken over de brief van 16 februari van Meavita. Over die brief hebben alle aanwezigen geconcludeerd dat de eindconclusie zoals getrokken tijdens het overleg van 11 februari niet veranderde.
In de afgelopen periode hebben de betrokken zorgkantoren, in het vertrouwen dat een oplossing van de bij Meavita gerezen problematiek mogelijk was, met goed vinden van de NZa, Meavita op het punt van de bevoorschotting extra gefaciliteerd; enerzijds door per betalingsperiode vooraf te betalen voor nog te leveren productie, anderzijds door de voorschotten te baseren op een relatief hoog productieniveau.
Gelet op de zojuist geschetste ontwikkelingen is bij Menzis en Zorgkantoor Haaglanden grote twijfel ontstaan over de vraag of deze wijze van bevoorschotting uit een oogpunt van rechtmatige en doelmatige uitvoering van de AWBZ nog langer te verantwoorden zou zijn. De genoemde zorgkantoren hebben deze vraag bij brieven van 16 februari voorgelegd aan de NZa. Hierop heeft de NZa op 17 februari jl. per brief de zorgkantoren bericht, dat hoewel de (wijze van) bevoorschotting tot het domein van de zorgkantoren behoort, de NZa het met het oog op de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de AWBZ niet langer verantwoord acht om Meavita te (blijven) bevoorschotten op basis van productieafspraken. Voor zover Meavita, ter borging van de continuïteit van zorg, nog zorg levert is de NZa van oordeel dat financiering van deze productie alleen op rechtmatige en doelmatige wijze kan plaatsvinden voor zover financiering plaatsvindt op basis van aantoonbaar gerealiseerde productie. Vervolgens hebben de zorgkantoren bij brief van 17 februari jl. aan Meavita laten weten na 22 februari 2009 geen voorschotten vooraf meer te verlenen. Er zal vanaf die datum uitsluitend maandelijks achteraf aan Meavita worden betaald voor de in die maand geleverde productie. Zorgkantoor Haaglanden geeft daarbij in haar brief aan dat de niet gerealiseerde productie over de manden januari en februari zal worden teruggevorderd c.q. verrekend.
Het voortdurende gebrek aan inzicht in de exacte financiële positie maakte het moeilijk, zo niet onmogelijk om op korte termijn een kansrijke aanvraag voor balanssteun bij de NZa (op basis van de beleidsregel "Steunverlening AWBZ") in te dienen. Ook is er gedurende de afgelopen weken geen concreet businessplan beschikbaar gekomen voor beoordeling van een steunaanvraag. Daardoor kan, anders dan bijvoorbeeld bij de IJsselmeerziekenhuizen, de NZa eenvoudigweg niet tot een beoordeling komen over de mate waarin balanssteun nodig is en ook niet of het zinvol is deze te geven. De NZa kan immers geen oordeel geven over de mate waarin er een realistisch perspectief is voor de toekomst. Daarnaast geldt dat eventuele steunaanvraag geen afdoende oplossing is omdat de NZa alleen steun kan verlenen in geval de continuïteit van AWBZ-zorg in gevaar is en dus geen oplossing kan bieden voor problemen ten aanzien van de continuïteit van huishoudelijke hulp, jeugdgezondheidszorg en algemeen maatschappelijk werk. Meavita heeft aangegeven de voorbereidingen getroffen te hebben om de drie werkmaatschappijen Sensire, Vitras / CMD en het verpleeghuis de Wielborgh los

te maken van Meavita. Deze organisatieonderdelen zouden zelfstandig verder gaan. Een compleet beeld van de juridische en financiële consequenties van deze ontvlechting is op dit moment echter nog niet aanwezig. Voor wat betreft de jeugdgezondheidszorg in Den Haag is het streven van Meavita erop gericht de dienstverlening ongestoord te continueren. Het idee is om de jeugdgezondheidszorg buiten de surseance te laten.
3. Waarborgen continuïteit zorg bij surseance of faillissement Als Thuiszorg Groningen en/of Meavita Groep (Den Haag) surseance van betaling aanvraagt, dan zal de rechtbank een of meerdere bewindvoerders aanstellen. Een bewindvoerder verricht zijn werkzaamheden onder toezicht van een rechtercommissaris. In gevallen als deze wordt de surseance veelal op korte termijn ingetrokken. De betrokken onderdelen van Meavita zullen in staat van faillissement worden verklaard. De bewindvoerder wordt dan curator. Getroffen maatregelen
Surseance van betaling en faillissement leiden onvermijdelijk tot onrust en onzekerheid bij cliënten en werknemers van Meavita. De betrokken gemeenten en zorgkantoren, de NZa en mijn ministerie hebben voor de eventualiteit van surseance of faillissement echter maatregelen voorbereid om de continuïteit van zorg en huishoudelijke hulp te waarborgen en daarmee zo veel mogelijk onrust en onzekerheid weg te nemen.
Door de gemeente Den Haag en Meavita wordt alles op alles gezet om de continuïteit van de huishoudelijke verzorging en de jeugdgezondheidszorg te waarborgen. De betrokken wethouder heeft mij verzekerd dat Meavita hem de garantie heeft gegeven dat de huishoudelijke verzorging wordt voortgezet. Voor de huishoudelijke verzorging geldt - zoals gezegd - dat het huidige contract per 7 april aanstaande afloopt en de activiteiten dan door een andere bedrijven worden voortgezet.
Na surseance kan het proces zo lopen dat een private partij klaar staat om de activiteiten over te nemen. Omdat dit niet zeker is staan er sinds 7 februari jl. nieuwe rechtspersonen gereed, die de (grotendeels AWBZ) zorg kunnen overnemen die tot nu toe verleend wordt door die onderdelen van Meavita waarvoor eventueel surseance wordt aangevraagd. Deze rechtspersonen hebben een niet uit Meavita afkomstige bestuurder met ruime ervaring in de zorg, die mijn vertrouwen geniet. De rechtspersonen kennen raden van toezicht, waarvoor de betrokken gemeenten en zorgkantoren, alsmede cliënten(organisaties) en werknemers van de nieuwe rechtspersonen leden zullen kunnen voordragen. Het is de bedoeling dat deze rechtspersonen slechts operationeel zullen zijn gedurende de interimperiode die nodig is om te komen tot definitieve oplossingen. In geval van surseance of faillissement zullen deze rechtspersonen aan de bewindvoerder of curator het aanbod doen de activa en activiteiten van de betrokken Meavita onderdelen over te nemen, zodat zij de exploitatie van de instellingen kunnen voortzetten. Aan de personeelsleden zal dan het aanbod worden gedaan in dienst van de nieuwe rechtspersonen te treden. De nieuwe arbeidscontracten zullen op dezelfde voorwaarden kunnen worden aangegaan als de bestaande arbeidscontracten, maar rechten en verplichtingen over de periode of faillissement zullen niet mee over gaan. Bij surseance of faillissement geldt voor de rechten en plichten over de periode vóór surseance of faillissement de zogenaamde loongarantieregeling.
Het merendeel van de Groninger gemeenten is bereid de contracten over te dragen aan de nieuwe rechtspersoon. De Vereniging van Groninger Gemeenten zal zich inspannen om de resterende gemeenten zonodig te bewegen hetzelfde te doen. Dit onder dat conditie dat de contractvoorwaarden hetzelfde blijven. Besluitvorming echter is een zaak van de afzonderlijke gemeentebesturen. Met het UWV zal overleg worden gevoerd, zoals gebruikelijk is in dergelijke gevallen, over de salarisbetalingen alsmede de uitbetaling van vakantierechten over het jaar voorafgaand aan de verlening van surseance van betaling. De NZa is voorbereid op de verzoeken van de nieuwe rechtspersonen en zorgkantoren tot afgifte van tariefbeschikkingen. De zorgkantoren zullen overeenkomsten aangaan met de nieuwe rechtspersonen zodat de financiering van te verlenen zorg gewaarborgd is. Naar verwachting zal het CIBG op zeer korte termijn op grond van de WTZi toelatingen verstrekken aan de nieuwe rechtspersonen.
Aan de bewindvoerders en curatoren zal de nodige ondersteuning worden aangeboden onder andere op het vlak van de communicatie met cliënten en personeel.
Toekomst
Te verwachten valt dat de nieuwe rechtspersonen in de naaste toekomst een sanering zullen moeten doorvoeren. Voor de AWBZ-zorg geldt, dat als er onvoldoende financiële ruimte is om de noodzakelijke sanering uit te voeren, in dit uitzonderlijke geval bij de NZa een verzoek voor steun kan worden ingediend om een bijdrage in de opstart- en saneringskosten. Uitgangspunt voor de NZa voor de beoordeling van een dergelijk verzoek zal het belang van continuïteit van AWBZzorg zijn.
De introductie van innovatieve AWBZ-zorgconcepten kan onderdeel uitmaken van de sanering. Gedacht kan worden aan een zorgconcept waarbij de behoefte van cliënten aan zorg in samenhang met dienstverlening in de buurt centraal staat. De nieuwe rechtspersonen kunnen voor de introductie van dergelijke innovatieve zorgconcepten een subsidieaanvraag bij VWS indienen.
4. Slot
Ik vertrouw erop dat met de hiervoor weergegeven maatregelen de continuïteit van zorg en huishoudelijke hulp in de regio's Groningen en Den Haag zo goed mogelijk gewaarborgd kan worden. Zoals ik bij het spoed Algemeen Overleg op 12 februari jl. heb aangegeven, moeten cliënten die afhankelijk zijn van deze zorg daarop kunnen rekenen. Er mag geen situatie ontstaan waarin mensen een verpleeghuis uit moeten, of bijvoorbeeld palliatieve thuiszorg of 24-uurs

beademing moeten ontberen. Mijn handelen is de afgelopen weken steeds gericht geweest, en zal ook de komende tijd steeds gericht zijn, op het waarborgen van de continuïteit van zorg voor deze groep. Doordat de werknemers in dienst kunnen treden bij de nieuwe rechtspersonen, kunnen de nadelige gevolgen voor hen zo veel mogelijk worden beperkt. Zoals ook eerder gemeld heeft Meavita mij verzekerd dat de salarisbetalingen op 22 en 24 februari aanstaande plaatsvinden. De werknemers van Meavita zijn het sociaal kapitaal van de onderneming. Hun inzet is noodzakelijk om de continuïteit van zorg, huishoudelijke hulp, jeugdgezondheidszorg en algemeen maatschappelijk werk voor cliënten ook in de toekomst zo goed mogelijk te kunnen waarborgen. Ik wil niet nalaten mijn waardering uit te spreken richting de medewerkers van Meavita, die zich de afgelopen tijd in een voor hen onzekere situatie hebben ingezet voor continuering van de dagelijkse zorg en hulp aan cliënten. Ik besef terdege dat een huidige situatie gevoelens van onrust en onzekerheid bij cliënten en personeel van Meavita tot gevolg heeft. Daarom zal ik, samen met betrokken partijen, alles in het werk stellen om cliënten en werknemers de komende tijd zo goed mogelijk te informeren.
Ik vertrouw erop u hiermee voor dit moment voldoende geïnformeerd te hebben. Hoogachtend,

de staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

mw. dr. J. Bussemaker