Eerste Kamer: menselijke maat in onderwijs
18 februari 2009
Voor het eerst in de huidige kabinetsperiode heeft de Eerste Kamer
dinsdag 17 februari een breed opgezet beleidsdebat gehouden met
minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de
staatssecretarissen mevrouw Dijksma en mevrouw Van
Bijsterveldt-Vliegenthart alvorens de begroting voor 2009 (31.700
VIII) goed te keuren. Het thema van het debat was 'Sturing en botsende
beleidsdoelstellingen in het primair, voortgezet en middelbaar
beroepsonderwijs'. Daarbij kwam naar voren dat de senaat over een
breed front hecht aan de menselijke maat in het onderwijs. Ook de
vrijheid van onderwijs, de kwaliteit van het onderwijs en de rol van
de lokale overheid werden aangesneden. Er werden diverse suggesties
gedaan voor verbeteringen. Enerzijds bleek dat de fracties van CDA,
ChristenUnie en SGP pal staan voor de vrijheid van onderwijs, terwijl
anderzijds fracties als die van PvdA, SP en GroenLinks oordelen dat de
grondwettelijke vrijheid van onderwijs geen hinderpaal mag zijn bij
het doorvoeren van verbeteringen. Staatssecretaris Dijksma vroeg om
bijvoorbeeld over de aanpak van segregatie geen dogmatische opstelling
te kiezen, maar te kijken wat praktisch mogelijk is. Zij legde er de
nadruk op dat in Nijmegen is gekozen voor vrijwillig meewerken aan
beperking van de vrije schoolkeuze bij het bevorderen van gemengde
scholen.
Senator Hermans waarschuwde namens de VVD-fractie voor overbelasting
van het onderwijs. "We moeten de mogelijkheden niet overtrekken", zei
hij. Hermans vroeg speciaal aandacht voor het vmbo, waar twee van de
drie jongeren na de basisschool naar toegaanij vroeg speciaal
aandacfht voorHij. Vmbo'ers hebben onbelemmerde toegang (dus ook
zonder diploma) tot het mbo maar hun mogelijkheden daar zijn vaak
beperkt en dat leidt tot schooluitval. Volgens Hermans zou het
inspelen op de behoefte aan vakmensen in het bedrijfsleven
schooluitval kunnen tegengaan. Er zou veel meer aandacht moeten zijn
voor de specifieke talenten van leerlingen, oordeelde de VVD-senator.
Kortom, niet alleen kijken naar wat iemand minder goed kan, maar meer
naar wat iemand juist wel erg goed kan. Naar zijn mening is de
kwaliteit van docenten essentieel en dan hoeft volgens hem niet elke
docent ook gediplomeerd te zijn. Hij verwees naar scholen in de V.S.
waar 60% van de docenten bestaat uit betrokkenen in de samenleving als
moeders en mensen uit het bedrijfsleven. Daar geldt volgens Hermans
het adagium: "Iedereen is ieders leraar". De organisatie van de
scholen zou erop gericht moeten zijn om zoveel mogelijk deskundigheid
van buitenaf aan te trekken. Hermans vond ook dat de regel dat
iedereen tot zijn 18^e op school moet zitten losgelaten moet worden.
Als zestienjarigen willen werken, laat ze dan werken en hun leerrecht
later alsnog laten uitoefenen, betoogde de VVD-senator. Hij bepleitte
tevens meer invloed van gemeenten op lokaal niveau. Ook was hij
nieuwsgierig naar de reactie van de regering op recente rapporten van
WRR en Onderwijsraad.
Senator Dölle richtte zich in het debat namens de CDA-fractie op
differentiatie als beleidspanacee en de werking van artikel 23
Grondwet op een aantal wetgevingsprojecten. De CDA-fractie is bezorgd
over de mogelijke devaluatie van scholen van instituten met een ziel
tot anonieme stations voor kennisoverdracht. Van leefgemeenschappen
tot werkmaatschappijen. Van kleine zelfstandigen tot filialen. Van
veilige havens naar anonieme lokaliteiten. "In scholen behoren
leerlingen en leraren elkaar te kennen en herkennen", zei senator
Dölle. In dit licht pleitte hij voor differentiatie zodat het
gemakkelijker wordt voor kleinere schoolbesturen om te kunnen blijven
functioneren wanneer zij en de ouders en het personeel dat graag
willen. Hij wil dat het mogelijk blijft om voor de menselijke maat te
kiezen ook als fusie van schoolbesturen om andere redenen voor de hand
zou liggen.
Senator Dölle wees op het grote goed van artikel 23 Grondwet, waarin
het duale onderwijsbestel is vastgelegd. Naast openbaar onderwijs
vanwege de staat onder regie van de politiek is er ook onderwijs dat
wordt gedragen door de samenleving en dat vanwege de overheid wordt
bekostigd en op deugdelijkheid geïnspecteerd. Dit laatste houdt in de
vrijheid van oprichting en inrichting op grond van levensbeschouwing.
De CDA-senator zette vraagtekens bij het gegeven dat sommige
decentrale overheden om hun moverende redenen de vestiging van
Islamitische en Evangelische scholen bemoeilijken. Ook wilde Dölle
een oordeel over het Nijmeegse plan om de schoolkeuze van ouders te
beperken zodat in bepaalde wijken meer gemengde scholen komen.
Mevrouw Ten Horn zette namens de SP-fractie een reeks problemen in het
onderwijs op een rijtje. Leerkrachten hebben onvoldoende tijd voor
goed onderwijs, de klassen zijn te groot en er zijn teveel onbevoegde
leerkrachten. Bij de leerlingen is er onvoldoende nadruk op een goede
instructie en basisvaardigheden en op resultaat. Er moet veel meer
worden geïnvesteerd in kleinere klassen, vindt de SP. Ook moet er
meer begeleiding komen voor zorgleerlingen. Zij maakte zich ook zorgen
over de 50.000 vroegtijdige schoolverlaters.
Mevrouw Linthorst van de PvdA-fractie haakte in op het WRR-rapport
Vertrouwen in de school, waarin wordt beschreven dat 'overbelaste'
jongeren niet aan leren toekomen. Zij hebben problemen aan hun hoofd
als verslaving, schulden en een problematische thuissituatie.
Problemen die een school niet kan oplossen, maar waar de school wel
iets mee moet. De PvdA heeft grote waardering voor de scholen die
zulke jongeren toch binnenboord proberen te houden, o.a. door
hulpdiensten hun zorg binnen de school te laten aanbieden. Mevrouw
Linthorst kreeg van staatssecretaris mevrouw Van Bijsterveldt de
toezegging dat gekeken wordt naar het verschil in behandeling van
vmbo-leerlingen en havisten. De eerste groep mag vijf jaar over de
vierjarige opleiding doen, terwijl havo-leerlingen ook vijf over de
eerste drie jaar basis-havo mogen doen. De PvdA heeft hiertegen een
principieel bezwaar (ongelijke behandeling) en een praktisch bezwaar
(het bevordert de overstap van vmbo'er zonder diploma naar het mbo,
waar veel schooluitval voorkomt vanwege de grootschaligheid).
Mevrouw Linthorst pleitte voorts voor het vormen van een tegenmacht
tegenover de macht van schoolbesturen. Die tegenmacht zou moeten komen
van de gemeentebesturen, juist omdat veel achterstanden in het
onderwijs geen onderwijskundige maar een maatschappelijke achtergrond
hebben. Als voorbeeld voor de noodzaak van een rol voor gemeenten
noemde zij het schoolmaatschappelijke werk dat op veel plaatsen is
afgenomen. Volgens mevrouw Linthorst komt de Inspectie van het
onderwijs te weinig bij scholen die goed draaien: eenmaal in de vier
jaar. Daardoor gaat de klankbordfunctie verloren en missen deze
scholen een 'kritische vriend'. Mevrouw Linthorst wees erop dat als
gevolg van taalachterstand lang niet altijd de talenten van kinderen
tijdig worden onderkend. Zij pleitte daarom voor een 'voetklas' bij
het voortgezet onderwijs waar intensief Nederlands wordt gegeven en
waar zij pas daarna worden getest op welk type vervolgonderwijs het
meest geschikt is. Staatssecretaris Van Bijsterveldt beloofde dat zij
deze suggestie in haar overwegingen zal betrekken.
GroenLinks-senator Thissen was blij dat in het debat in plaats van
systemen mensen centraal stonden. Het gaat erom antwoorden te geven op
de vraag wat mensen nodig hebben om te worden wat ze willen. Voor de
een kan dat betekenen met de handen werken en voor de ander zijn of
haar intellectueel vernuft inzetten. Thissen wees op de deplorabele
toestand van veel schoolgebouwen en pleitte ervoor dat de gemeenten
weer meer een rol krijgen. Volgens de GroenLinks-senator is bij de
aanpak van de segregatie (zwarte en witte scholen, maar ook scholen
voor welgestelden versus scholen voor sociaal-economische zwakkeren)
nodig om niet al te strak vast te houden aan de letter van artikel 23
Grondwet (vrijheid van onderwijs). Hij wees erop dat bijvoorbeeld in
Limburg rooms-katholieke scholen soms 65% leerlingen van allochtone
afkomst hebben. Volgens Thissen moet er een Deltawet komen om te
bevorderen dat autochtonen en allochtonen samen naar school gaan tot
heil van de multiculturele samenleving.
Senator De Boer brak namens de fracties van ChristenUnie en SGP een
lans voor het openbaar onderwijs. "Onze fracties hechten aan ons
onderwijsbestel en dus ook aan een voldoende aanwezig zijn van
openbaar onderwijs", zei De Boer. Hij wees op het verschijnsel van
bestuurlijke schaalvergroting en het omzetten van veel openbare
scholen in stichtingen, waardoor de invloed van het openbaar bestuur
op het openbaar onderwijs fors is gereduceerd. Senator De Boer verwees
ook naar het rapport Stand van Educatief Nederland 2009 van de
Onderwijsraad, waarin staat dat de bestuurlijke variëteit in
onderwijsland 'zorgelijk' te noemen is.
Senator De Boer kreeg van staatssecretaris Dijksma de toezegging dat
er een onderzoek komt naar nut en noodzaak van de brede school - de
school die naast onderwijs ook andere zaken aanbiedt als opvang en
sport.
Eerste Kamer der Staten Generaal