Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport


4. Luisteren naar monumenten

Luisteren naar monumenten

Toespraak, 18 februari 2009

Het comité 4 en 5 mei heeft een handboek gemaakt voor gemeenten waarin allerlei praktische tips staan om oorlogsmonumenten goed te onderhouden. Staatssecretaris Bussemaker ontving het eerste exemplaar. In haar toespraak zei ze onder meer: "Monumenten dragen bij aan het doorvertellen van de oorlogsgeschiedenis."

Toespraak van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en sport, Jet Bussemaker, naar aanleiding van het in ontvangst nemen van de beleidshandreiking Beheer en Behoud oorlogsmonumenten. Nieuwe Kerk, Amsterdam, 18 februari 2009

Dames en heren, geachte mevrouw Swaab; Bedankt voor dit handboek dat vol staat met praktische tips, aanbevelingen en achtergrondinformatie. Een boek dat er bovendien ook nog eens mooi uitziet.

Ik ben hier erg blij mee.

We hebben in Nederland meer dan 3300 oorlogsmonumenten. Alleen al uit dit grote aantal blijkt hoeveel waarde we er aan hechten. En dat neemt niet af naarmate de oorlog verder achter ons ligt. Integendeel: die aandacht neemt toe. Sinds 1990 zijn er maar liefst 800 nieuwe monumenten opgericht.

Deze oorlogsmonumenten dragen bij aan het levend houden van de oorlogsgeschiedenis. Ze vertellen allemaal een bijzonder verhaal, meestal op een bijzondere plek. Dat doen ze niet alleen voor de huidige generaties, maar ook voor de generaties die na ons komen.

Zoals u weet is dat een belangrijke doelstelling van mijn beleid: het toekomstbestendig maken van het oorlogsverleden. Er voor zorgen dat de herinneringen aan de oorlog levend blijven. Zodat nieuwe generaties kennis kunnen nemen van de Tweede Wereldoorlog. Hun eigen vragen kunnen stellen. En hun eigen conclusies kunnen trekken.

Om die reden heb ik enige tijd geleden opdracht gegeven voor het Programma Erfgoed van de Oorlog. Doel hiervan is om belangrijk erfgoed van de Tweede Wereldoorlog te behouden en het gebruik ervan - ook in de verre toekomst - te stimuleren.
Het programma richt zich onder meer op het vastleggen van de verhalen van mensen die de oorlog hebben meegemaakt en op het conserveren en toegankelijk maken van een grote verscheidenheid aan materialen, zoals foto's, archieven, amateurfilms, voorwerpen en tekeningen. Kortom, materiaal dat we nodig hebben om de geschiedenis te vertellen en te begrijpen, nu en later.

Oorlogsmonumenten maken onderdeel uit van dat erfgoed. Niet zozeer door het monument zelf, maar vooral door de geschiedenis waarvoor ze staan. Dat maakt de monumenten bijzonder en het waard ze goed te beheren en te onderhouden.

Eén van de monumenten die mij persoonlijk sterk aanspreekt is het Indisch Monument in Den Haag.
Het is een gedenkteken dat voor mij meer doet dan herinneren aan de oorlog in het voormalig Indië: het verwijst naar mijn eigen familiegeschiedenis. De dood van mijn opa en het kampverleden van mijn vader. Datzelfde doet het voor duizenden andere mensen die de oorlog in Indië hebben meegemaakt of er familie hadden. Het is voor hen een plaats om bijeen te komen en te herdenken.

Hetzelfde geldt natuurlijk voor het Nationaal monument op de Dam, hier enkele meters vandaan. Niet alleen staat het voor veel Nederlanders symbool voor de verschrikkingen van de oorlog en de strijd tegen de bezetter. Het is natuurlijk ook het centrum tijdens de dodenherdenking op 4 mei. Bovendien herinnert het monument dagelijks duizenden buitenlandse toeristen aan de gevolgen van de oorlog voor Nederland. Het monument op de Dam is een internationaal begrip.

Gelukkig onderkent Amsterdam het belang van dit ruim vijftig jaar oude monument en heeft de gemeente het ruim tien jaar geleden zeer ingrijpend gerestaureerd, waardoor verval is voorkomen. Tevens is het voor rolstoelers toegankelijk gemaakt, zodat oude mensen die de oorlog hebben meegemaakt en nu slecht ter been zijn, het toch kunnen bezoeken.
Dat klinkt in twee zinnen allemaal heel eenvoudig, maar restaureren en aanpassen van monumenten kunnen gevoelige kwesties zijn, zoals u wellicht weet.

Behalve grote, landelijk bekende monumenten, dragen ook lokale herdenkingstekens bij aan het levend houden van de oorlogsgeschiedenis. Ook zij verdienen aandacht van gemeenten en goed onderhoud.
Als Amsterdammer denk ik bijvoorbeeld aan het monument voor Keesje Brijde. Een simpel kruis dat staat in het plantsoen dat inmiddels zijn naam draagt. Keesje ging in de Hongerwinter van 1944 in het havengebied op zoek naar steenkolen die van treinen vielen. Ook op 13 december 1944 was de 12-jarige jongen er met een vriendje. Samen waren ze een jute zak aan het vullen toen hij werd neergeschoten. Het terrein was door de Duitsers verboden gebied verklaard. Keesje overleed even later in een ziekenhuis.

Gezien in het licht van de gehele Tweede Wereldoorlog en de vele miljoenen mensen die zijn omgekomen, is dit een nauwelijks opvallende gebeurtenis.
Maar dat maakt het verhaal niet minder indrukwekkend. Het geeft in al zijn eenvoud aan hoe verschrikkelijk een oorlog is. En dat verhaal wordt dankzij het monument, een simpel kruis, nog steeds verteld en ontroert nog steeds mensen, van alle leeftijden.

Het monument voor Keesje is geen uitzondering. Wie oplet, kan overal in ons land kleine oorlogsmonumenten ontdekken. En als je er bij stilstaat, vertellen ze allemaal, stuk voor stuk een verhaal dat het waard is om verteld te worden en naar te luisteren.

Hiermee wil ik niet zeggen dat alle 3300 monumenten tot in de eeuwigheid moeten worden gekoesterd en bewaard. Niet alle gebeurtenissen zullen in het collectieve geheugen van een gemeenschap, dorp of stad een blijvende plek houden. Dat kan betekenen dat monumenten hun betekenis verliezen en mettertijd zullen verdwijnen. Dat is een logisch en natuurlijk proces. Maar waar ik mij sterk voor maak, is dat monumenten die een bijdrage leveren aan onze herinneringen en identiteit, goed worden verzorgd.

En daarom is het zo belangrijk dat gemeenten met deze handreiking worden geholpen om die zorg ook te bieden.
Overigens hoeven gemeenten dit niet alleen te doen. Ze kunnen ook bedrijven, buurtverenigingen of scholen vragen hen te helpen. Scholen kunnen bijvoorbeeld gewezen worden op een monument bij hen in de buurt. Ze kunnen het dan adopteren. Maar zeker zo belangrijk is dat ze het monument kunnen aangrijpen voor de geschiedenislessen. De oorlogsgeschiedenis van mensen die in jouw buurt hebben gewoond - of misschien wel in jouw straat - spreekt vaak meer aan dan de landelijke geschiedenis.

Dames en heren, ik sluit af.
Zoals ik aan het begin al zei, ben ik blij met dit boek omdat het een bijdrage levert aan het bestendigen van de oorlogsgeschiedenis. Ik hoop dat het zijn weg vindt naar alle gemeenten waar oorlogsmonumenten staan. Ik ga er van uit dat gemeenten zelf, of in samenwerking met andere eigenaren van deze monumenten, hun verantwoordelijkheid nemen en er zo voor zorgen dat nog vele generaties na ons stil kunnen staan bij onze oorlogsmonumenten.