Raad voor de Rechtspraak
Raad voor de rechtspraak: wetsvoorstel taakstraffen niet nodig
Den Haag, 19 februari 2009 - De Raad voor de rechtspraak plaatst
kanttekeningen bij het wetsvoorstel om de mogelijkheden voor het
opleggen van een taakstraf voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven
te beperken. De Raad vindt het wetsvoorstel overbodig, enigszins
overhaast en over een staatsrechtelijke grens heen gaan. Het is goed
om een maatschappelijke discussie te voeren over nut en noodzaak van
taakstraffen maar voor de voorgestelde inperking van de rechterlijke
bevoegdheid zijn, volgens de Raad, onvoldoende goede gronden
aangevoerd. Strafoplegging vraagt om maatwerk door de rechter.
Aanleiding voor het wetsvoorstel is de onrust die in 2007 ontstond
over de toepassing van taakstraffen na de uitzending van het
Zembla-programma âMoord, doodslag, taakstraf?â . Het
televisieprogramma stelde, dat rechters taakstraffen opleggen bij
ernstige misdrijven, waarvoor die straf door de wetgever niet bedoeld
is. De Raad voor de rechtspraak en het College van procureurs-generaal
gaven naar aanleiding hiervan opdracht tot een onderzoek naar de
praktijk van het opleggen van taakstraffen.
In het advies wijst de Raad op de uitkomsten van onderzoek naar de
praktijk van de vordering en oplegging van taakstraffen. Uit dat
onderzoek blijkt dat rechters alleen in uitzonderingsgevallen volstaan
met het opleggen van een âkale taakstrafâ in ernstige zaken. Volgens
de onderzoekers hebben de rechters daar in de regel goede redenen
voor. De Raad ziet daarom in de strafrechtspraktijk geen urgente
aanleiding om de mogelijkheden voor de strafrechter in te perken. Ook
een regeling om het stapelen van taakstraffen te voorkomen, zoals de
Minister die voorstelt, is volgens de Raad niet nodig.
Per 1 januari 2009 is de aanwijzing taakstraffen van het Openbaar
Ministerie aangescherpt. De aanwijzing heeft als hoofdregel dat het
Openbaar Ministerie bij ernstige zeden- en geweldszaken geen taakstraf
vordert. De Raad adviseert de Minister van Justitie dan ook om eerst
af te wachten welk effect de aangescherpte aanwijzing heeft. Nu reeds
wettelijke voorzieningen treffen, doet enigszins overhaast aan.
De Raad vreest tenslotte, dat het wetsvoorstel dat er nu ligt,
schadelijk kan uitwerken voor de kwaliteit van de strafrechtspraak.
Door de straftoemetingsmogelijkheden van de rechter in te perken, kan
de rechter minder goed maatwerk leveren en bestaat de kans dat er in
bepaalde individuele zaken rechterlijke uitspraken komen die geen
recht doen aan de ernst van de feiten, de gebleken omstandigheden van
het geval en de persoon van de dader.
Daarbij heeft de Raad er grote staatsrechtelijke bedenkingen bij, dat
de Minister van Justitie via een Algemene Maatregel van Bestuur
bepaalde categorieën delicten wil uitsluiten van een taakstraf. De
Raad vindt dat niet de juiste weg, omdat ook de wetgever in dit geval
de greep verliest op de discussie voor welke delicten wel of niet een
taakstraf kan worden opgelegd. In ons staatsbestel, met de
bijbehorende machtenscheiding, is het aan de wetgever voorbehouden om
in algemene zin op strafbare feiten een strafmaximum te stellen en
eventueel een strafmodaliteit te bepalen. Daarna kan de rechter de wet
toepassen, rekening houdend met de omstandigheden van het geval.
Het advies van de Raad voor de rechtspraak
Bron: Raad voor de rechtspraak
Datum actualiteit: 19 februari 2009 Naar boven