Geen effect van verschillende
fosfaat rijenbemestingsvormen in snijmaïs in 2008
19 feb 2009
Onderdeel: Animal Sciences Group
Fosfaat rijenbemesting en alternatieve vormen daarvoor hadden in 2008
geen effect op de snijmaïs opbrengst. Een aanvullende bemesting met
stikstofkunstmest had wel positief effect op de opbrengst. Dat blijkt
uit onderzoek van de Animal Sciences Group van Wageningen UR. Het
onderzoek werd gefinancierd door Productschap Zuivel en wordt in 2009
voortgezet.
In het onderzoek werden vier vormen van rijenbemesting vergeleken bij
verschillende bemestingniveaus op een bouwlandperceel op zandgrond met
3,8% organische stof en een Pw-getal van 33. De rijenbemestingsvormen
waren: standaard NP meststof, NP meststof plus humus en fulvozuren
(Humifirst), fosfaatcoating (Iseed) en een microgranulaat
(Physiostart). Het onderzoek werd uitgevoerd met twee
drijfmesthoeveelheden: 20 en 40 m3 per ha. Beide drijfmesthoeveelheden
werden gecombineerd met twee hoeveelheden stikstofkunstmest en
fosfaatkunstmest. De beide stikstofkunstmest hoeveelheden waren 26 kg
in de rij en 26 kg in de rij + 30 kg breedwerpig per ha en de beide
fosfaatkunstmest hoeveelheden waren 7 kg in de rij en 7 kg in de rij +
15 kg per ha. Daarnaast werd 40 m3 drijfmest toegepast zonder een
rijenbemesting, met alleen Iseed coating, met alleen Physiostart, met
een extra hoge stikstofkunstmest gift van 90 kg en met een extra hoge
fosfaatkunstmest gift van 45 kg per ha.
Geen bemesting gaf op dit perceel een opbrengst van 10,9 ton drogestof
per ha. Een bemesting met alleen 40 m3 drijfmest gaf al een opbrengst
van ruim 17 ton ds. Ondanks het Pw-getal van 33 was er geen effect van
een aanvullende fosfaatkunstmest gift op de opbrengst. Wel was er een
effect van een aanvullende stikstofkunstmest gift. Een extra gift van
30 kg leverde ca. 700 kg drogestof per ha op. Bij de diverse
bemestingsniveaus konden geen verschillen in opbrengst tussen de
verschillende rijenbemestingsvormen worden ontdekt. Mogelijk had het
warme en droge voorjaar tijdens de zaaiperiode, gevolgd door neerslag
direct na zaaien, een gunstig effect op de fosfaat beschikbaarheid uit
de bodem.
Het is de vraag of deze effecten (m.n. geen effect van
fosfaatkunstmest) in een jaar met slechtere voorjaarsomstandigheden
herhaalbaar zijn. Deze gunstige omstandigheden hebben er mogelijk ook
aan bijgedragen dat de effecten van de verschillende
bemestingsprincipes minimaal waren. Het onderzoek wordt daarom in 2009
voortgezet.
Vanuit het mestbeleid wordt de toegestane ruimte voor fosfaatkunstmest
verder beperkt. Dit betekent dat er bij maïsteelt naast de circa 35
m3 runderdrijfmest weinig ruimte meer is voor een aanvullende
fosfaatgift uit kunstmest. Voor de praktijk is er daarom behoefte aan
mogelijke vervanging van de gebruikelijke (fosfaat)kunstbemesting. Op
dit moment zijn er diverse alternatieve vormen van ârijenbemestingâ
beschikbaar. Voorbeelden hiervan zijn fosfaatcoating van maïszaad,
micro granulaatmeststoffen of meststoffen waaraan groeistimulerende
stoffen zijn toegevoegd zoals humus- en fulvozuren. Bij gebruik van
deze meststoffen wordt veelal geadviseerd om de standaard
rijenbemesting deels of helemaal achterwege te laten.
Contact
Herman van Schooten
Tel. 0320 - 293 438
Wageningen Universiteit en Researchcentrum