Ministerie van Economische Zaken


Openstelling SDE 2009


20-02-2009


1. Inleiding

Met deze brief geef ik invulling aan mijn toezegging om u voorafgaand
aan de openstelling van de Stimuleringsregeling Duurzame
Energieproductie te informeren over de door mij voorgenomen inhoud van
deze regeling voor 2009.


De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4

2513 AA 's-GRAVENHAGE


Datum 20 februari 2009

Betreft Openstelling SDE 2009


1. Inleiding

Met deze brief geef ik invulling aan mijn toezegging om u voorafgaand aan de
openstelling van de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie te
informeren over de door mij voorgenomen inhoud van deze regeling voor 2009.
Na de start van de regeling in 2008 is 2009 het jaar waarin fors zal worden
ingezet op duurzame energie. Er wordt met deze openstelling rond de 1000 MW
subsidiabel gesteld. Om dit vermogen te realiseren zal door de markt voor circa
1,5 miljard euro geïnvesteerd moeten worden. Daarmee geeft deze regeling een
stevige impuls aan de verdere verduurzaming en structuurverbetering van onze
energiehuishouding. Daarnaast geeft het ook een welkome impuls aan de
economie.

Het is mijn voornemen om de regeling waarin de categorieën worden aangewezen
die in 2009 in aanmerking voor subsidie komen te baseren op het
wijzigingsbesluit SDE, waarvan ik u het concept met mijn brief van 24 oktober
20081 heb toegezonden. Daarmee kan invulling worden gegeven aan de in deze
brief toegelichte toezeggingen. Op 10 februari jl. heb ik het advies van de Raad
van State ontvangen. Het is mijn streven om het besluit voor 1 april in het
Staatsblad te publiceren.

De onderhavige brief gaat over de openstelling van de SDE voor hernieuwbare
elektriciteit en hernieuwbaar gas. Ik heb u tevens toegezegd dat ik zal
onderzoeken of er aanleiding is om de SDE in 2009 ook open te stellen voor nieuw
te bouwen warmtekrachtkoppelingsinstallaties (WKK). Aan de berekeningen
daarvoor en het mede daarop te baseren advies wordt momenteel de laatste hand
gelegd. Daarna zal ik u in een separate brief informeren over mijn beslissing ten
aanzien van WKK.

Het is mijn bedoeling om de ministeriële regelingen in de tweede helft van maart
in de Staatscourant te publiceren en de openstelling net als vorig jaar in de eerste
week van april te laten plaatsvinden.

1 TK 2008-2009, 31.239, nr. 41


Hieronder ga ik allereerst in op de inhoud van de SDE 2009, inclusief mijn
voornemens ten aanzien van wind op zee, waarna ik afsluit met een bijgesteld
overzicht van de in deze Kabinetsperiode gecommitteerde en te committeren
vermogens.

2. Uitwerking SDE 2009

De in bijlage 1 bij deze brief opgenomen tabel bevat de belangrijkste elementen
van de SDE 2009, te weten:

- een opsomming van de categorieën productie-installaties waarvoor ik in 2009
de mogelijkheid tot het aanvragen van subsidie wil openstellen;
- de basisbedragen voor 2009;

- het maximaal aantal vollasturen waarover subsidie wordt verstrekt;
- de duur van de periode waarover de subsidie wordt verstrekt;
- de basisenergieprijs;

- het subsidieplafond.

Bij de keuze voor de basisbedragen heb ik mij gebaseerd op de bijgevoegde
adviezen die ECN en KEMA op mijn verzoek hebben uitgebracht2. Deze adviezen
heb ik, met uitzondering van de hierna toegelichte punten, integraal
overgenomen.

Bij de keuze voor subsidiabele categorieën heb ik mij allereerst laten leiden door
de behoefte aan een zoveel mogelijk stabiel beleid ten aanzien van de jaarlijks
open te stellen categorieën. Daarnaast heb ik net als vorig jaar drie
selectiecriteria gehanteerd te weten (1) kosteneffectiviteit, (2) verwachtingen
omtrent kostprijsverlaging en (3) het potentieel om in de toekomst een
significante bijdrage te leveren aan een duurzame energievoorziening. Hieronder
treft u een toelichting op de in de SDE 2009 open te stellen categorieën.
Wind op Land

Wind op land is nog steeds een relatief kosteneffectieve techniek. Voor deze
categorie heb ik in 2009 budget overeenkomend met 830 MW aan nieuw
windvermogen beschikbaar. Deze 830 MW is de meest recente maximale
inschatting waarvoor in 2009 subsidie kan worden aangevraagd. In genoemde
830 MW zijn twee zeer grote projecten meegenomen, die samen goed zijn voor
circa 580 MW. Ik werk er samen met andere betrokken departementen,
provincies, gemeenten en branche- en natuur en milieuorganisaties hard aan om
deze kabinetsperiode de kabinetsdoelstelling van 2.050 MW met de SDE te
committeren.

AWZI, RWZI en stortgas + AVI's

Afvalverbrandingsinstallaties (AVI's) met een rendement van meer dan 22%,
afval- en rioolwaterzuiveringsinstallaties (AWZI respectievelijk RWZI) en stortgas
zijn net als vorig jaar de meest kosteneffectieve opties. Op basis van de huidige
verwachte lange termijn elektriciteitsprijs hebben deze installaties op dit moment
geen subsidie nodig. De SDE heeft voor deze categorieën vooral de functie van
een garantie voor het geval de energieprijs gaat dalen. Voor
elektriciteitsopwekking op basis van AWZI, RWZI en stortgas maak ik het
committeren van 5 MW mogelijk, alhoewel ik op dit moment geen duidelijke
2 Deze adviezen zijn beschikbaar op de website van ECN.
indicaties heb dat er projecten in 2009 op stapel staan. Openstelling kan evenwel
projecten uitlokken en dat is gelet op de kosteneffectiviteit altijd lonend. Voor
biogasproductie op basis van AWZI, RWZI en stortgas maak ik het committeren
van 8 MW mogelijk. Hierbij heb ik mij gebaseerd op een recente
potentieelinschatting van SenterNovem. Voor AVI's maak ik het committeren van
57 MW mogelijk en ook daarbij heb ik mij gebaseerd op genoemde recente
potentieelinschatting in combinatie met de inschatting van de vermogens zoals
opgenomen in mijn brief van 31 januari 20083.

Zon-pv

In 2008 was veel belangstelling voor de categorie zon-pv in de SDE. Helaas
konden door de grote toestroom (circa 10.000 aanvragen) niet alle projecten
worden gehonoreerd. Tegelijk werd de aanvraagprocedure als tamelijk
ingewikkeld ervaren, waardoor waarschijnlijk een aantal aanvragers uiteindelijk
afziet van de investering. Om die reden heb ik nog eens goed naar mogelijke
verbeteringen in de aanvraagprocedure gekeken. Een concrete verbetering die ik
in 2009 zal invoeren is het mogelijk maken van elektronisch indienen.
Het budget, dat overeenkomt met in totaal 20 MW, dat ik in 2009 beschikbaar
heb, wordt verdeeld over een categorie kleinschalige installaties (0,6 tot 15 kWp
per installatie) en een nieuwe categorie grotere bedrijfsmatige installaties (15 tot
100 kWp per installatie). Voor de kleinschalige categorie heb ik in 2009 budget
overeenkomend met 15 MW opgesteld vermogen beschikbaar, voor de grotere
categorie een budget overeenkomend met 5 MW opgesteld vermogen. Voor elk
van de beide categorieën geldt een eigen plafond. Ook voor deze grotere
installaties is het van belang dat het "lerend implementeren" van zon-pv door de
sector op gang moet komen. Daarnaast kunnen met grotere zon-pv
systemen interessante demonstratieprojecten van innovatieve toepassingen
worden gerealiseerd.

Biomassa

De toegelaten biomassastromen voor energieopwekking worden uitgebreid met
vloeibare reststromen en reststromen uit de voedings- en genotmiddelenindustrie
(VGI). Zoals toegezegd aan de Kamer4 heb ik de mogelijkheid hiertoe bezien en
het resultaat is positief. De basis voor bio-energie in Nederland wordt met de
toevoeging van nieuwe stromen breder.

Ik teken daar wel bij aan dat het nog altijd mijn voornemen is om uiteindelijk in
principe voor alle biomassastromen een duurzaamheidscertificaat verplicht te
stellen. Op dit moment worden in dat kader de criteria zoals opgenomen in het
rapport "Toetsingskader voor duurzame biomassa 2007" van de projectgroep
"Duurzame productie biomassa" in overleg met de marktpartijen vertaald in de
vorm van een technische norm. Ik heb het voornemen om deze technische norm
toe te passen binnen de SDE. Naar verwachting zal dit voor de eerste keer bij de
openstelling van de SDE in 2010 mogelijk zijn.

In de regeling voor dit jaar is, net als vorig jaar, getracht om zoveel mogelijk te
voorkomen dat de stimulering van de inzet van biomassa leidt tot risico's ten
aanzien van de duurzaamheid. Om deze reden heb ik er wederom voor gekozen
3 TK 2007-2008, 31.239, nr. 7

4 Zie o.m. verslag van AO d.d. 26-2-2008 (TK 2007-2008, 31.239, nr. 26)
om de inzet van vloeibare biomassa uit te sluiten, met dien verstande dat ik zoals
boven gemeld vloeibare reststromen zal toelaten.

Het is van groot belang om restwarmte die vrijkomt bij de elektriciteitsopwekking
uit biomassa nuttig aan te wenden. Daarom wordt in de SDE 2009 bij een aantal
biomassacategorieën een zogenoemde warmtestaffel geïntroduceerd. Bij de
uitwerking van de warmtestaffel ben ik uitgegaan van een referentie-installatie
die reeds een hoeveelheid warmte nuttig aanwendt. Voor deze referentieinstallatie
is op basis van het ECN-advies een basisbedrag vastgesteld. Als een
installatie in praktijk beter presteert (meer warmte per kWh nuttig aanwendt)
heeft deze recht op een hoger basisbedrag (meer subsidie). Als een installatie
minder nuttige warmte afzet krijgt deze een lager basisbedrag (minder subsidie).
Het uitgangspunt voor het vermeerderen of verminderen van het basisbedrag is
dat alle projecten binnen een categorie hetzelfde basisbedrag per GJ vermeden
primaire energie ontvangen. Als een project dus bijvoorbeeld 10% meer primaire
energie bespaart dan het referentieproject, omdat deze meer warmte nuttig
aanwendt, heeft dit project ook recht op een verhoging van het basisbedrag van
circa 10%.

De warmtestaffel wordt overigens niet toegepast bij de categorie "overige
vergisting", omdat warmtebenutting binnen deze categorie reeds een integraal
onderdeel is van de projecten. Bij elektriciteit op basis van RWZI, AWZI en
stortgas wordt ook geen warmtestaffel toegepast omdat nuttige aanwending van
warmte bij dergelijke projecten gelet op onder meer hun locatie in de praktijk
vaak niet mogelijk is.

In de SDE 2009 zijn vier biomassacategorieën voor elektriciteitsopwekking
gedefinieerd en twee biomassacategorieën voor gasopwekking. Bij de
basisbedragen van drie van de vier biomassacategorieën voor
elektriciteitsopwekking volg ik in grote lijnen het advies van ECN. Uit het ECNadvies
blijkt net als vorig jaar dat de benodigde basisbedragen voor
elektriciteitsopwekking uit biomassa bij "co-vergisting" en "kleinschalige
verbranding", die nu samen één biomassacategorie vormen, relatief hoog zijn. Ik
heb dan ook dit jaar opnieuw besloten om de basisbedragen hiervoor niet op het
hoogste geadviseerde basisbedrag vast te stellen. Mede gelet op de ervaringen
van het afgelopen jaar kies ik dit jaar echter niet voor het basisbedrag van de
meest kosteneffectieve biomassaoptie, maar om de basisbedragen voor de
categorieën "co-vergisting" en "kleinschalige verbranding" vast te stellen op het
door ECN geadviseerde niveau voor "overige vergisting". De warmtestaffel bij
deze categorieën is opgebouwd rondom dit bedrag van 15,8 ct/kWh en loopt van
15,2 ct/kWh tot en met 17,7 ct/kWh. Er is met een nuttige aanwending van
restwarmte dus een stevige bonus te verdienen.

Voor gasproductie op basis van biomassa hanteer ik net als vorig jaar
basisbedragen die omgerekend in termen van vermeden primaire energie gelijk
zijn aan de basisbedragen voor elektriciteitsopwekking. Daarmee wijken de
bedragen net als vorig jaar ook hier af van de door ECN geadviseerde bedragen.
De vier biomassacategorieën voor elektriciteitsopwekking worden samengebracht
onder één subsidieplafond en de twee biomassacategorieën voor gasopwekking
samen onder één subsidieplafond. Omdat er verschillende basisbedragen gelden
voor de verschillende categorieën binnen het subsidieplafond, hangt het dus van
de ingediende projecten af (en de bijbehorende basisbedragen) welk vermogen
kan worden gerealiseerd met het beschikbare budget. Er is daarom een range aan
vermogen aangegeven wat onder de subsidieplafonds gerealiseerd kan worden.
De daadwerkelijk te committeren vermogens zijn immers afhankelijk van het
aandeel van de verschillende categorieën met hun verschillende basisbedragen in
de uiteindelijke realisatie. Voor elektriciteit uit biomassa gaat het om een mogelijk
te realiseren vermogen van 43 ­ 55 MW en voor gasproductie uit biomassa gaat
het om een mogelijk te realiseren vermogen van 16 ­ 22 MW. Ook bij deze
vermogens heb ik mij laten leiden door indicaties uit de markt. Dat is dan ook de
reden dat het aandeel gasproductie in het totaal van biomassa groter is dan vorig
jaar met u gecommuniceerd5.

Waterkracht

Ondanks het overwegend vlakke karakter van ons land, is er toch ook potentie
voor waterkracht. Ik wil in de SDE 2009 deze potentie benutten en zal daarom in
2009 ook waterkrachtprojecten subsidiabel stellen. Op basis van duidelijke
indicaties uit de markt heb ik ECN gevraagd om ook voor deze techniek advies uit
te brengen. Dit advies treft u bijgevoegd aan. De basisbedragen voor waterkracht
variëren van 7,3 ct/kWh voor projecten met een waterverval gelijk aan of hoger
dan 5 meter tot 12,5 ct/kWh voor projecten met een verval lager dan 5 meter.
Het gaat hier in vergelijking tot de andere subsidiabele categorieën dus om
redelijk kosteneffectieve projecten, terwijl in Nederland op middellange termijn
een redelijk groot potentieel (100-200 MW) aanwezig is. Deze basisbedragen en
het potentieel geven mij voldoende aanleiding om waterkracht als nieuwe
categorie aan de SDE toe te voegen. Voor de categorie met een verval lager dan 5
meter heb ik in 2009 budget uitgetrokken overeenkomend met een vermogen van
13 MW, voor de categorie met een verval gelijk aan of hoger dan 5 meter een
budget overeenkomend met een vermogen van 7 MW.

Verdelingsmechanisme

Voor wat betreft het verdelingsmechanisme van de subsidie kies ik net als in 2008
voor alle categorieën voor verdeling op volgorde van binnenkomst. De
overwegingen die ten grondslag hebben gelegen aan mijn besluit ter zake in 2008
zijn ongewijzigd gebleven. Kortheidshalve verwijs ik u voor een uitwerking van die
overwegingen naar de betreffende paragraaf in de toelichting bij de Regeling
aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 20086.
Openstellingstermijn

Ik kies voor alle categorieën voor dezelfde openstellingstermijn, namelijk tot en
met 30 oktober 2009.

Wind op Zee

Alhoewel wind op zee zoals eerder gemeld niet per april 2009 zal worden
opengesteld is een update ten aanzien van de financiële gevolgen ten opzichte
van mijn eerder genoemde brief van 31 januari 2008 op zijn plaats.
Eerder bent u geïnformeerd over het voornemen om de SDE voor wind op zee
open te stellen kort nadat de betreffende vergunningen zijn verleend. De
5 Zie mijn brief over intensivering van de SDE van 23-5-2008 (TK 2007-2008, 31239, nr.
32)

6 Stcrt. 2008, 44


vergunningverlening zal zoals eerder aangegeven uiterlijk 1 november 2009
plaatsvinden.

Het nu voor de raming gehanteerde basisbedrag7 van 18,6 ct/kWh (gebaseerd op
2.897 vollasturen per jaar) is gebaseerd op voorlopige berekeningen van ECN.
Kort vóór de openstelling zal het basisbedrag door ECN worden herberekend,
zodat het bij de openstelling te hanteren bedrag af kan wijken van het nu
gehanteerde bedrag. Ik blijf uitgaan van een open te stellen vermogen van 450
MW, welke via één tender zal worden gecommitteerd.

In het genoemde voorlopige indicatieve basisbedrag voor wind op zee wordt nu
niet uitgegaan van de socialisering van de infrastructuurkosten, waar de Tweede
Kamer om heeft gevraagd. Indien hiertoe wordt besloten en wanneer blijkt dat dit
tijdig in wet- en regelgeving kan worden verwerkt, zal daarmee rekening worden
gehouden bij het voor de openstelling te hanteren bedrag.
Indicatief overzicht van gecommitteerde en te committeren vermogens in
de Kabinetsperiode.

In de brief van 31 januari 2008 heb ik u een indicatief overzicht gegeven van in
deze Kabinetsperiode vanuit de SDE te committeren vermogens. Inmiddels zijn de
gegevens omtrent de realisatie van de SDE in 2008 bekend geworden8 en heb ik
hierboven mijn ­ mede op deze realisatie gebaseerde - voornemens ten aanzien
van de SDE 2009 gepresenteerd. In bijlage 2 treft u een bijgesteld indicatief
overzicht aan. Ter vergelijking zijn tevens de vermogens en geraamde kosten
opgenomen zoals deze met u in 2008 zijn gecommuniceerd. Ik concludeer dat de
vermogens zoals vorig jaar met u gecommuniceerd ook na de bijstelling op basis
van de meest recente cijfers binnen bereik blijven. Zoals uit bijlage 2 blijkt zijn de
geraamde kosten voor de SDE sterk gestegen ten opzichte van vorig jaar. Deze
sterke stijging van de uitgaven kan gevolgen hebben voor afwegingen die volgend
jaar bij de evaluatie van het werkprogramma "Schoon en Zuinig" plaatsvinden. De
geraamde uitgavenstijging komt hoofdzakelijk door gestegen basisbedragen en
het openstellen van meerdere categorieën onder de plafonds voor biomassa
elektriciteit (inclusief warmte) en biomassa gas. Dat de vermogens binnen bereik
blijven ondanks de geraamde stijging van de kosten, zie ik als een bevestiging
van de continuïteit van het duurzame energiebeleid zoals dat met de SDE is
ingezet.


(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven

Minister van Economische Zaken


7 Voor de eenduidigheid wordt hier gesproken over basisbedrag. Gelet op het feit dat ik bij
wind op zee gebruik wil maken van de tendersystematiek zal er bij de openstelling sprake
zijn van een (maximaal) tenderbedrag.

8 U bent hierover geïnformeerd met mijn brief van 15 januari (TK 2008-2009, 31239, nr. 42)