Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk 23 februari 2009 JOZ/104780 2009Z02314/2080912920

Onderwerp
Kamervragen van de leden Besselink en Kraneveldt
(beide leden PvdA)

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de leden Besselink en Kraneveldt-van der Veen van uw Kamer over materialen die met rugzakmiddelen zijn aangeschaft en achterblijven op de school. De vragen werden mij toegezonden met uw brief met kenmerk 2009Z02314/2080912920.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Sharon A.M. Dijksma

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl




blad 2/3

Antwoorden op de schriftelijke vragen van 11 februari 2009, van de leden Besselink en Kraneveldt-van der Veen (beiden PvdA) van de Tweede Kamer der Staten-Generaal aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw Dijksma, over materialen betaald uit `rugzakjes' die bij scholen moeten achterblijven.


1
Bent u bekend met het feit dat materialen (zoals een laptop of een aangepaste stoel), aangeschaft uit het rugzakje of leerling gebonden financiering, voor ondersteuning van een leerling met een beperking, bij vertrek van de leerling naar een nieuwe school aan de oude school toekomen?

Het is mij bekend dat bij vertrek van een rugzakleerling, de met de middelen uit de rugzak aangeschafte materialen aan de oude school toekomen als de leerling vertrekt. De middelen in het rugzakje worden toegekend aan de school om het onderwijs aan te passen en mogelijk te maken voor een leerling die extra zorg behoeft. Dit kunnen materialen zijn, maar het kan ook in de vorm van extra begeleidingstijd voor de leerling of professionalisering van de leerkracht(en). In overleg met de ouders kunnen scholen de middelen ook bundelen.
Soms worden voor een leerling heel specifieke middelen aangeschaft. Verandert een rugzakleerling van school dan behoudt de school in principe de eventueel aangeschafte materialen. Deze kunnen worden ingezet voor andere leerlingen met een zorgbehoefte. Als de aangeschafte (specifieke) middelen voor de zorgleerling noodzakelijk blijven bij verandering van school, maken de betrokken scholen en de ouders afspraken over het wel of niet meeverhuizen van de materialen. Aangepast schoolmeubilair, zoals een aangepaste stoel, wordt door of namens de leerling aangevraagd bij het UWV. Het UWV verstrekt het meubilair op naam van de gehandicapte leerling. Afhankelijk van de kosten van de voorziening wordt het meubilair in eigendom dan wel in bruikleen verstrekt. In principe gaat het aangepaste meubilair mee wanneer de leerling van school verandert.


2
Hoe beoordeelt u de situatie waarin ondersteunende middelen op deze wijze niet met een behoevende leerling mee verhuizen, terwijl de financiering van het materiaal persoonsgebonden was?

Zoals ik in vraag 1 al aangeef, ga ik er van uit dat scholen onderling goede afspraken maken over het al dan niet mee verhuizen naar een nieuwe school van ten behoeve van de leerling aangeschafte middelen.


3
Kunt u aangeven hoe vaak het voorkomt dat dergelijke materialen niet met de leerling meeverhuizen en wat de reden hier veelal voor is?

Ouders en school maken afspraken in het handelingsplan over de wijze waarop het onderwijs voor de leerling wordt vormgegeven en de wijze waarop de rugzakmiddelen worden ingezet. Ik heb geen zicht op de inhoud van het handelingsplan. Ik kan dan ook niet aangeven hoe vaak afspraken worden gemaakt over meeverhuizen van eventueel aangeschafte materialen.




blad 3/3


4
Deelt u het beeld dat het hierdoor mogelijk is dat specifieke, persoonsgebonden ondersteunende materialen ongebruikt blijven op de oude school, terwijl deze benodigd zijn voor de betreffende leerling op de nieuwe school? Zo ja, wat kunt hier aan doen? Zo nee, waarom niet?

Zoals ik in vraag 1 heb aangegeven, kunnen scholen en ouders afspraken maken over het mee verhuizen van middelen als die voor de van school wisselende leerling noodzakelijk blijven. Ik heb er vertrouwen in dat scholen dit doen van uit het belang van de leerling en de andere (zorg)leerlingen op die school.