College van Beroep voor het bedrijfsleven
Toekenning van een rugzakje kan gevolgen hebben voor de indicatie van
door de AWBZ vergoede hulp. Gericht onderzoek nodig naar concrete
effecten
Ten behoeve van de verzorging van het kind is een persoonsgebonden
budget toegekend. Zij krijgt onderwijs op een reguliere basisschool.
Aan deze school is in verband met haar handicap een leerlinggebonden
budget, als bedoeld in artikel 70a van de Wet op het primair
onderwijs, (hierna: rugzakje) toegekend.
De ouders hebben op grond van het bepaalde bij en krachtens de AWBZ
een herindicatie aangevraagd voor hulp bij het huishouden en de
algemene dagelijkse levensverrichtingen, begeleiding en opvang. De
omvang van de vervolgens toegekende indicatie voor persoonlijke
verzorging en verpleging berust onder meer op een aftrek van 241
minuten per week, respectievelijk 30 minuten per week gedurende 40
schoolweken in verband met het aan de school toegekende rugzakje. Deze
voorziening wordt als voorliggend in de zin van artikel 2 van het
Besluit zorgaanspraken (hierna: Besluit) aangemerkt.
Uit artikel 2, eerste lid, van het Besluit vloeit voort dat - anders
dan CIZ heeft beslist - uitsluitend de hoeveelheid persoonlijke
verzorging en verpleging die een verzekerde tijdens schooluren nodig
heeft, op grond van deze bepaling in mindering kan worden gebracht, en
dan nog voor zover deze zorg in het onderwijs ook kan worden geboden.
Zou dit anders zijn, dan zou dat tot het ongerijmde resultaat kunnen
leiden dat zorg die een verzekerde thuis nodig heeft, bijvoorbeeld
hulp bij het douchen en kleden, wordt gekort, omdat die zorgsoort in
theorie tijdens schooluren zou kunnen worden geboden. CIZ handelt
hierdoor niet alleen in strijd met het bepaalde in artikel 2, eerste
lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ, maar ook met de eigen
bestendige gedragslijn, nu de Richtlijn wel onderscheid aanbrengt
tussen buitenschoolse uren en schooluren. In de Richtlijn staat
vermeld: âDaarnaast kan het kind nog geïndiceerd worden voor de
buitenschoolse uren: 52/52 AWBZ-zorg voor de buitenschoolse uren.â
Uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht Awb vloeit voort dat
CIZ ervoor zorg dient te dragen dat een zorgvuldig onderzoek wordt
ingesteld naar de voor de indicatiestelling relevante feiten en
omstandigheden. Bij de beoordeling van een aanvraag om een indicatie
in het kader van de AWBZ brengt dit mee dat wordt geïnventariseerd
welke zorg het kind tijdens schooluren en welke zorg zij daarbuiten
nodig heeft. Uit het indicatierapport dat ten grondslag ligt aan het
aangevochten indicatiebesluit blijkt wel dat onderscheid is gemaakt
tussen weken waarin het kind wel en weken waarin zij niet naar school
gaat, maar niet dat specifiek is onderzocht op welke momenten van de
dag het kind op de noodzakelijk geachte zorg is aangewezen, zodat niet
valt na te gaan of dit binnen of buiten de schooluren valt. Dit klemt
temeer, nu veel van de geïndiceerde persoonlijke zorg lijkt te zijn
geconcentreerd rond de tijd van het opstaan en het naar bed gaan. CIZ
heeft ten onrechte een dergelijk onderzoek nagelaten.
LJ Nummer:
BH4131
Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 26 februari 2009