Ministerie van Economische Zaken


Verslag en resultaten ESA Ministersconferentie


27-02-2009 | kamerstuk | Ruimtevaart | PDF document,
56 Kb


Zoals toegezegd in het AO ruimtevaart op 19 november jl., stuur ik u
hierbij, mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
de minister en staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, het verslag
en de resultaten van de ESA Ministersconferentie (ESA MC), die op 25
en 26 november jl. in Den Haag plaatsvond.


Retouradres Postbus 20101 2500 EC Den Haag

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4

2513 AA 's-GRAVENHAGE

Datum 27 februari 2009

Betreft Verslag en resultaten ESA Ministersconferentie


Zoals toegezegd in het AO ruimtevaart1 op 19 november jl., stuur ik u hierbij,
mede namens de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de minister en
staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, het verslag en de resultaten van de
ESA Ministersconferentie (ESA MC), die op 25 en 26 november jl. in Den Haag
plaatsvond. Bij aanvang van de conferentie heb ik mijn voorzitterschap van ESA
overgedragen aan Italië. Wij kunnen terugkijken op een succesvol Nederlands
ESA-voorzitterschap in de afgelopen drie jaren, waarbij ik het aannemen van het
eerste Europese ruimtevaartbeleid door de Space Council op 22 mei 2007 en de
resultaten van de ESA MC van november 2008 als hoogtepunten zie. Deze ESA
MC is succesvol verlopen, wat onder andere blijkt uit het bedrag van ongeveer
¤ 9,6 miljard dat de ESA-lidstaten tijdens deze conferentie beschikbaar hebben
gesteld voor de Europese ruimtevaart voor de komende ca. 3 jaar. In mijn brief
van 10 november jl.2 heb ik u aangegeven wat de inzet van Nederland was voor
de ESA MC. In deze brief doe ik kort verslag van de vergadering en geef ik de
uitkomsten ervan weer.


De ESA Ministerconferentie 25 en 26 november 2008

De ruimtevaartministers van de 18 ESA-lidstaten en Canada waren op 25 en 26
november jl. in Den Haag bijeen om te besluiten over de prioriteiten en de
programma's van de Europese ruimtevaart voor de periode 2009 - 2013. Bij
aanvang van de conferentie heb ik het Nederlandse voorzitterschap van ESA
overgedragen aan de Italiaanse minister van Onderwijs en Onderzoek, mevrouw
Gelmini. Als nieuwe ESA-lidstaat was Tsjechië voor de eerste keer aanwezig op
een ESA MC. In de aanloop naar de Ministersconferentie bestond er een aantal
onzekerheden over de bijdragen van vooral de grote lidstaten aan bepaalde
programma's, maar deze zijn alle op de conferentie zelf opgelost.
De DG ESA had voor de conferentie een voorstel voorbereid: "The role of space in
delivering Europe's global objectives", waarin het strategische belang van
ruimtevaart voor Europa werd aangegeven en de koers van ESA voor de periode
tot 2013 wordt uitgezet. Wereldwijd staat ruimtevaart volop in de belangstelling,
niet alleen in Europa en de Verenigde Staten maar ook in de opkomende
economieën als China en India, waar momenteel grote stappen worden genomen.


1 Kamerstuk 24446, nr. 44

2 Kamerstuk 24446, nr. 43


Deze ESA MC was de eerste gelegenheid om concrete invulling te kunnen geven
aan de bijdrage van ESA aan het gezamenlijke Europese ruimtevaartbeleid, zoals
vastgesteld in mei 2007. De conferentie heeft de cruciale rol van ESA in het
Europese ruimtevaartbeleid bevestigd en er zijn beslissingen genomen over
omvang en inzet van de financiële middelen in de komende jaren.
Er lagen op de ESA MC vier resoluties voor:

* Resolution on the role of space in delivering Europe's global objectives
Hierin staat op hoofdlijnen de koers van ESA voor de komende jaren voor
wat betreft de inhoud van de optionele programma's van ESA en de
beoogde doelstellingen daarvan. Tevens geeft het een vooruitblik naar
belangrijke beslissingen in de toekomst, zoals de toekomst van het ISS en
een eventuele Europese bemande ruimtevaartcapaciteit;
* Resolution on the Level of Resources for the Mandatory Activities 2009-
2013

Deze resolutie bevat het besluit over de omvang van de budgetten voor
de verplichte programma's van ESA (het Science programma en het
Algemene Budget) voor de periode 2009-2013;

* Resolution on the evolution of the Agency

Hierin staat hoe ESA in de komende tijd zich intern doorontwikkelt op het
gebied van het financiële beheer, de industriepolitiek, de ontwikkeling en
het onderhoud van ESA-vestigingen en de voorbereidingen voor de
uitbreiding van ESA met nieuwe lidstaten, waarvoor o.a. een aanpassing
van de besluitvormingsstructuur nodig is;

* Resolution on the CSG

Deze resolutie regelt de financiering van de Europese lanceerbasis in
Frans Guyana (CSG, Kourou) door een gewogen bijdrage van alle ESAlidstaten.
Ik kan u mededelen dat alle resoluties unaniem door de lidstaten zijn
aangenomen. Dit is een belangrijk resultaat omdat de ministers hiermee laten
zien dat ruimtevaart voor Europa een belangrijke sector is voor het mede
realiseren van Europese ambities. ESA kan de komende jaren belangrijke
programma's continueren en een aantal nieuwe programma's starten, waarmee
het agentschap de rol die ruimtevaart speelt voor Europa en haar mondiale
doelstellingen kan invullen. Zo voorziet de eerst genoemde resolutie in de
voortzetting van lopende programma's, zoals GMES Space Component op het
gebied van aardobservatie; de doorontwikkeling van de Europese familie van
lanceervoertuigen; de Europese bijdrage aan de exploitatie van het Internationale
ruimtestation ISS en andere programma's op het gebied van de bemande
ruimtevaart; de verdere ontwikkeling van telecommunicatiesatellieten; de
voortzetting van het evolutieprogramma voor satellietnavigatie en het algemene
technologieontwikkelingsprogramma GSTP. Nieuwe programma's zijn de
ontwikkeling van de derde generatie meteorologische satellieten in samenwerking
met EUMETSAT en een studieprogramma voor toekomstige marsmissies.
Tevens was deze resolutie de basis voor de inschrijvingen van de lidstaten in de
optionele programma's van ESA. Een samenvattend overzicht van deze
inschrijvingen staat in de tabel hieronder.


Tabel 1. Overzicht gezamenlijke inschrijvingen van alle lidstaten in de Optionele
Programma's bij ESA MC 2008.

(bedragen in miljoenen Euro's)

Lanceerders 1.122

Bemande Ruimtevaart en Exploratie 1.899

Aardobservatie 1.847

Telecommunicatie en geïntegreerde ruimtevaarttoepassingen 815
Galileo technologie evolutie 53

Ruimte veiligheid 50

Technologieontwikkeling 320

Totaal 6.106

Het voorstel van de DG ESA over de budgetten voor het verplichte ESA Science
programma en Algemene Budget zoals dat in de 2e resolutie voor de "Level of
Resources for the Mandatory Activities 2009-2013" staat, werd ook aangenomen.
Dit betekent dat het budget voor het Science programma in de periode 2009-
2013 jaarlijks nominaal met 3,5% zal toenemen. Het Algemene Budget zal over
dezelfde periode nominaal met 2,5% per jaar toenemen. De bijdrage van de
lidstaten in de zogenoemde Verplichte Programma's bedraagt ¤ 3.501 miljoen.
Opgeteld hebben de ESA-lidstaten een totaal bedrag van ¤ 9.607 miljoen
beschikbaar gesteld voor de verplichte en optionele Programma's.
Tijdens de ESA MC is ook gesproken over de evolutie van het agentschap. De
resolutie geeft aan wat de vooruitgang is in het hervormen van het financiële
beheer van het agentschap. Met het aannemen van de resolutie geven de
lidstaten aan de DG ESA groen licht om hiermee door te gaan.
Met het oog op de toekomstige toetreding van nieuwe ESA-lidstaten wordt
gewerkt aan het hervormen van het besluitvormingsproces om de efficiëntie en
effectiviteit van ESA te waarborgen. Veel vooruitgang is er door de lidstaten op dit
vlak nog niet geboekt. De resolutie roept daarom de DG ESA op om opnieuw met
voorstellen te komen, die dan bij de volgende ESA MC in 2011 ­ na goedkeuring
door de lidstaten ­ in werking kunnen treden.

Op het vlak van het industriële en aanbestedingsbeleid van ESA is een aantal
besluiten genomen ter verbetering van de competitie en het kostenbeheer bij
grote opdrachten van ESA. Daarnaast zal in het aanbestedingsbeleid het MKB
nadrukkelijker worden betrokken. Verder zal worden bezien op welke wijze bij
toekomstige gezamenlijke ESA/EU-programma's de aanbesteding kan worden
gestroomlijnd, uitgaande van de geldende aanbestedingscondities van beide
organisaties.

Tenslotte roepen de lidstaten in de resolutie de DG ESA op om een gebalanceerde
aanpak op te stellen voor de ontwikkeling en het onderhoud van de verschillende
ESA-vestigingen. Bestaande vestigingen ­ zoals ESTeC in Noordwijk ­ en
toekomstige nieuwe vestigingen zullen hierbij van elkaar worden onderscheiden.


De nadruk ligt daarbij op een optimaal gebruik van de bestaande vestigingen. Van
lidstaten, die een nieuwe vestiging willen huisvesten, wordt verwacht dat zij een
ruim financieel belang nemen in de ESA-programma's waarvoor de vestiging
wordt ontwikkeld en dat de betreffende lidstaat bereid is om voor duurzame
financiering van de vestiging te zorgen. Het onderscheid tussen al bestaande ESAvestigingen
en nieuwe vestigingen is voor Nederland belangrijk. Het bevestigt de
positie van ESTeC als bestaande ESA-vestiging en het belang van de door
Nederland gedane en in de toekomst te verrichten investeringen in ESTeC.
De laatste resolutie die ­ zonder discussie ­ is aangenomen legt de bijdrages vast
van de lidstaten voor de "Space port of Europe: Centre Spatial Guyanais" (CSG) in
Kourou, Frans Guyana. De verdeelsleutel voor de lidstaten is gebaseerd op het
gemiddelde van BNP, industriële return van de Ariane raket en industriële return
van de Vega raket. Voor Nederland komt dat percentage uit op 3,32%.
Uitkomsten van de onzekerheden zoals vermeld in de kamerbrief van 10
november jl.

In de kamerbrief over de uitwerking van het ruimtevaartbeleid en de inzet voor de
ESA Ministersconferentie heb ik u ­ naast de voorgestelde Nederlandse inzet ­
ook een aantal onzekerheden aangegeven. Deze onzekerheden zijn vrijwel
allemaal weggenomen:

* het TROPOMI project, het door Nederland te bouwen

atmosfeermeetinstrument voor de klimaat- en luchtkwaliteitmonitoring,
gaat door. De totale kosten van het project zijn geraamd op ¤ 133
miljoen. Nederland financiert hiervan ¤ 78 miljoen. Het resterende bedrag
wordt door ESA gefinancierd. Tijdens de ESA MC hebben de lidstaten 97%
van het voorgestelde budget van het GMES Space Component programma
­ waarbinnen de Sentinel-5 precursor satelliet voor TROPOMI gerealiseerd
zal worden ­ ingeschreven. Dit was voor de DG ESA aanleiding om te
starten met de missie.

* In de resolutie over de Level of Resources hebben de ESA-ministers
besloten om akkoord te gaan met een jaarlijkse nominale verhoging van
het Science budget van 3,5%. Ten tijde van mijn kamerbrief van 10
november 2008 (Kamerstuk 24446, nr.43) was nog sprake van een hoger
percentage. Het MC-besluit betekent een lagere verplichting voor
Nederland, waardoor er een beperkt budget beschikbaar is voor de
ontwikkeling van een tweede instrument voor de ExoMars missie van ESA.
Deze herinzet is conform met wat daarover in de kamerbrief van 10
november 2008 is aangegeven.

* Voor het CX2 project heb ik u aangegeven dat ik daarin ¤ 45 miljoen wil
investeren onder de voorwaarde dat andere landen voldoende bijdragen
aan het programma-element. De gerealiseerde inschrijvingen van de
beoogde partners zijn daarvoor in beginsel toereikend maar zij moeten
nog besluiten om een deel hiervan in te zetten voor CX2. Nederland heeft
daarom ingeschreven onder het voorbehoud om bij een niet volledige
dekking van de kosten van het CX2 project de middelen terug te halen en
op een andere wijze in ESA-programma's voor de Nederlandse
ruimtevaart in te zetten.


* Voor de aanschaf van de vervolgserie van de Ariane-5 raket, hoefden de
lidstaten geen additionele middelen buiten het ARTA programma om in te
zetten, zoals aanvankelijk wel was voorzien.

Nederlandse inschrijvingen en participatie in ESA-programma's
Onderstaande tabel toont het absolute en relatieve aandeel van Nederland in de
inschrijvingen voor de verplichte en optionele programma's van ESA, zoals
vastgelegd tijdens de ESA MC.


Tabel 2. Absolute en relatieve Nederlandse aandeel in totale ESA-inschrijvingen.
Inzet volgens

24446nr.43

(M¤)

Resultaat

bij ESA

MC (M¤)

Percentage

Nederland

Algemeen Budget (a) 54,2 50,6 4,67

Science programma (a) 106,9 108,7 4,67

CSG Kourou 14,1 14,1 3,32

Totaal verplichte programma's 175,2 173,4 4,52

GMES SC segment 2 15,4 15,4 1,8

TROPOMI (b) 68,5 68,5 nvt

GMES 83,9 83,9 1,8

MTG 8,2 8,2 0,95

Climate Change 2,0 2,0 1,2

Aardobservatie 94,1 94,1 1,4

ISS Exploitation 3 (c) 35,6 33,3 2,0

ELIPS-3 4,7 4,7 1,2

Crew Transport 1,1 1,1 1,2

Human Spaceflight 41,4 39,1 1,8

Enhanced Exomars 0 0 0

Dutchmars (extra FM) (d) p.m. p.m. nvt

MREP (ex Aurora Core) 0,5 0,5 2,5

Exploration 0,5 0,5 0,2

A5 post-ECA 8,5 8,5 2,5

A5 ARTA 8,4 7,0 1,2

VEGA development (e) 0,8 0 nvt

VERTA 2,8 2,2 1,8

FLPP-2/2 3,6 4,2 2,1

Launchers 24,0 21,8 2,1

ARTES-1,3-4 en 5 14,9 14,9 2,4

ARTES-20 / IAP 2,4 2,4 3,0

CX2 45 45 nvt

Telecom 62,3 62,3 5,9

GNSS evolution 0,9 0,9 1,2

GSTP-5 10,5 10,5 1,6

Totaal optionele programma's en TROPOMI 233,9 229,3 3,8
Totaal verplichte en optionele programma's en TROPOMI 409,1 402,7 4,1


Legenda:

(a) Het budget voor het Science programma en het Algemene Budget in
kolom 2 zijn prijspeil 2008, die in kolom 3 zijn nominale bedragen. Dit
betekent een lagere bijdrage van Nederland aan het Science
programma.

(b) De totale Nederlandse bijdrage aan TROPOMI is ¤ 78 miljoen; hiervan is
¤ 9,5 miljoen ingezet als inschrijving in GMES SC segment 2 voor de
precursor missie, waarop TROPOMI vliegt. Het resterende bedrag ad
¤ 68,5 miljoen is feitelijk een bijdrage 'in natura' aan deze missie.
(c) Tijdens de ESA MC heb ik aangegeven dat een tweede vlucht van André
Kuipers naar het ISS voor de Nederlandse ruimtevaart erg belangrijk is.
Ik heb ESA aangeboden om ¤ 3 miljoen extra bij te dragen aan de
exploitatie van het ISS wanneer er zekerheid bestaat over een 2e vlucht
van André Kuipers. Hierover zal ik in de komende tijd met ESA spreken.
(d) De omvang van Dutchmars (de NL-bijdrage aan instrumenten voor de
ExoMars missie van ESA) is nog niet bepaald. Op basis van een advies
van NSO zal dit worden bepaald door OCW.

(e) Het programma VEGA development is door ESA ingetrokken.
Tussen de voorgenomen en gerealiseerde Nederlandse inzet in de optionele
programma's is weinig verschil opgetreden:

- het uiteindelijke budget voor periode 3 van de exploitatie van het ISS is na
onderhandelingen tussen de grootste contribuanten ­ Frankrijk en Duitsland
­ tijdens de ESA MC verlaagd, waardoor ook de Nederlandse bijdrage lager
uitvalt.

- binnen de lanceerdersprogramma's is een aantal budgettaire wijzigingen
opgetreden. Daarom heb ik ­ gelet op onze industriële belangen ­ besloten
om de verdeling van de middelen over de verschillende
lanceerdersprogramma's iets aan te passen.

Het totaal aan verplichtingen dat Nederland bij de ESA MC in de optionele
programma's is aangegaan, is wat lager dan ik als inzet heb aangegeven. Ik heb
besloten deze middelen niet in te zetten in ESA-programma's, maar ze te
reserveren ten behoeve van het flankerende nationale beleid.
Nederland heeft bij de ESA MC een gemiddelde bijdrage van 4,52% geleverd aan
de verplichte programma's en 2,3% aan de optionele programma's, waarbij onze
nationale bijdrage van ¤ 68,5 miljoen aan TROPOMI niet is meegerekend. De
gemiddelde inschrijving van Nederland bij de ESA MC is 3,4% (inclusief TROPOMI:
4,1 %). Dit is een substantiële verhoging ten opzichte van het resultaat bij de
vorige ESA MC in 2005 in Berlijn, toen de gemiddelde Nederlandse participatie
2,6% was. Door deze verhoogde inschrijving is de trend van een dalende
Nederlandse bijdrage aan ESA van de afgelopen jaren gebroken. Nederland is,
wat betreft deelname aan ESA-programma's, gestegen van een 9e naar een 8e
plaats. Deze verhoogde inschrijving geeft een duidelijk signaal dat Nederland een
loyale partner van ESA is en wil blijven.


Follow-up van de ESA-MC

Het is duidelijk dat het TROPOMI programma (met KNMI en SRON als PI en co-PI)
voor Nederland de komende jaren het meest vooraanstaande ruimtevaartproject
is. De lancering van de Sentinel-5 precursor missie met TROPOMI is in 2014 is
voorzien.

Het andere belangrijke project voor Nederland is CX2, waarvoor ¤ 45 miljoen
voorwaardelijk aan ESA is toegezegd. De industrie en ESA overleggen nog met
een aantal lidstaten over de financiering van de resterende bijdrage van ¤ 65
miljoen. Waarschijnlijk zal hier in het voorjaar meer duidelijkheid over zijn en zal
besloten worden of het CX2 project doorgang kan vinden.
Tenslotte wil ik u melden dat het Netherlands Space Office (NSO) per 1 februari
2009 informeel van start is gegaan en per 1 juli a.s. formeel. Het NSO zal in de
loop van 2009 een conceptmeerjarenprogramma opstellen en na vaststelling
uitvoeren. De kamerbrieven van 14 april 2008 en van 10 november 2008 vormen
het beleidskader hiervoor. Naast de participatie in ESA-programma's zal in dit
Meerjarenprogramma Ruimtevaart ook een nationale programmering
ondergebracht worden. Onder dit laatste vallen een herziening van de PEP
subsidieregeling, de uitwerking van een PI Preparatory Programme (PIPP) als
stimulans voor Nederlandse wetenschappelijke instellingen om als "principal
investigator (PI)" op te kunnen treden bij toekomstige (ESA-)missies, de
kennisoverdracht vanuit de ruimtevaarttechnologie, de gebruikersondersteuning
van het ruimteonderzoek, de ondersteuning van ESTeC, de ontwikkeling van een
innovatieprogramma voor operationeel gebruik van satellietgegevens en een
strategisch communicatieplan.


(w.g.) Maria J.A. van der Hoeven


Minister van Economische Zaken