Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake de actuele situatie in Gaza

03-04-2009 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u, mede namens de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking, hierbij de reactie aan op de verzoeken van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 6 maart 2009 en 2 april 2009 met respectievelijk kenmerk 21501-02-880/2009D10582 en kenmerk 2009Z06222/2009D16230 om een brief inzake de actuele situatie ten aanzien van Gaza, de uitkomst van de conferentie over Gaza, de voortgang van het Nederlands-Deens initiatief inzake het tegengaan van wapensmokkel naar Gaza en de stand van zaken bij de besprekingen in Cairo.

De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen

Inleiding
De vooruitzichten voor het vredesproces in het Midden-Oosten (MOVP) zijn minder gunstig dan enige tijd geleden. Ofschoon de nieuwe Amerikaanse administratie zich van meet af aan direct betrokken toont en ofschoon in de periode sinds de militaire actie in Gaza uitzicht is ontstaan op verzoening tussen de Palestijnse facties, moet worden vastgesteld dat de opvattingen van leden van de nieuwe Israëlische regering zich niet ten volle aan de bestaande kaders voor het MOVP willen confirmeren en dat de reconciliation tussen de Palestijnse facties bijzonder traag en moeizaam verloopt.

De regering meent dat de voortzetting van het MOVP met volledig respecteren van de bekende hoekstenen (Annapolis, routekaart, Arabisch Vredesinitiatief, kwartetbeginselen) urgent is en zal daar binnen de EU en bij alle partners actief op blijven inzetten. Dat betekent onder meer on the ground geen nieuwe nederzettingen, aanvaarding door alle partijen van de kwartetbeginselen, toelating van alle normale goederenverkeer in en uit Gaza, effectieve bestrijding van wapensmokkel en snelle hervatting van serieuze onderhandelingen.

In deze brief zal nader ingegaan worden op de actuele situatie ten aanzien van Gaza, de conferentie over Gaza op 2 maart 2009, het Nederlands-Deens initiatief voor de bestrijding van wapensmokkel naar Gaza en de besprekingen in Cairo over een duurzaam staakt-het-vuren tussen Israël en Hamas, respectievelijk het interne verzoeningsproces tussen de verschillende Palestijnse facties.

In aanvulling hierop zal deze brief ook een beschrijving en een beoordeling geven van hiermee samenhangende gebeurtenissen en ontwikkelingen in Israël en de Palestijnse Gebieden (PG), en landen in de regio (met name Libanon, Syrië en Iran). Voorts zal specifiek ingegaan worden op de uitvoering van relevante moties.

Actuele situatie in Gaza
De humanitaire situatie in Gaza blijft reden voor grote zorg. De aantallen vrachtwagens die Gaza bereiken zijn nog steeds volstrekt onvoldoende om de behoeften van de burgerbevolking te lenigen. Wel is, naar opgave van de VN (OCHA - Office for the Coordinator of Humanitarian Affairs), sinds kort versoepeling merkbaar bij de toelating van levensmiddelen en bouwmateriaal. De import van goederen blijft evenwel afhankelijk van onduidelijke criteria. Drinkwater- en sanitatievoorzieningen zijn nog steeds niet teruggebracht op het niveau van voor het recente conflict, doch volgens OCHA is hierin nu ook enige verbetering merkbaar. Ook in de voedseltoevoer is vooruitgang geboekt, zij het dat de marktprijzen zeer volatiel zijn en veel Gazanen de inkomsten missen om voedsel in te kopen.

Tegenover de bescheiden verbeteringen staan verslechteringen, zoals de onlangs door Israël afgekondigde beperkingen voor de Gazaanse vissers (zie ook de antwoorden op Kamervragen over de beperking van visserij in Gaza door Israëlische marine: Aanhangsel van de handelingen, vergaderjaar 2008-2009, nr. 1701). Een andere zorgelijke ontwikkeling is dat Hamas de zeggenschap heeft overgenomen van de Gazaanse afdeling van het Palestijnse ministerie van gezondheid die belast is met de verwijzing van patiënten naar zorginstellingen buiten Gaza. Voor de PA is dat aanleiding om de behandeling van aanvragen van dergelijke verwijzingen stop te zetten. Maandelijks worden ca. 900 patiënten voor zorg verwezen naar instellingen in Israël, Oost-Jeruzalem, Egypte en Jordanië, welke praktijk nu is stopgezet. Verder is er nog steeds sprake van een gebrek aan contant geld. Dit belemmert gezinnen om in hun levensonderhoud te voorzien en het bemoeilijkt het verstrekken van salarissen en uitkeringen via het EU hulpmechanisme PEGASE.

Brandstof komt deels via de overslagplaats in Nahal Oz Gaza binnen, in de vorm van diesel voor de krachtcentrale en als kookgas (propaan). Deze leveranties dekken maar een deel van de behoefte. Aan de exportzijde geldt dat Israël toestemming heeft gegeven voor de structurele hervatting van de uitvoer van bloemen. Deze worden zoals bekend in Gaza verbouwd met behulp van Nederlandse OS-financiering. Inmiddels vinden deze zendingen tweemaal per week plaats. Israël heeft toegezegd de export van alle bloemen die nog kunnen worden geteeld te zullen toestaan; naar verwachting zal de totale hoeveelheid export voor dit seizoen daarmee op rond de 800.000 bloemen uitkomen. In een normaal productieseizoen kunnen Gazaanse boeren echter veel meer bloemen exporteren.

De inspanningen van Egypte om te komen tot een duurzaam staakt-het-vuren tussen Israël en Hamas hebben nog niet tot het gewenste resultaat geleid. Beide partijen stellen voorwaarden aan elkaar die de ander niet kan of wil naleven. Deze betreffen, naar het zich laat aanzien, vooral de vrijlating van gevangenen. Hamas eist vrijlating van een groot aantal Palestijnse gevangenen, waarmee Israël niet op voorhand akkoord gaat omdat zich daaronder personen bevinden die terroristische aanslagen hebben gepleegd. Israël heeft op 19 februari 2009 gesteld dat een bestand ondenkbaar is zonder vrijlating van de Israëlische militair Gilad Shalit - die sinds juni 2006 gegijzeld is door Hamas - terwijl die vrijlating voorheen werd gezien als onderdeel van nog te maken vervolgafspraken. Hangende de uitkomsten van deze besprekingen kan er wat Israël betreft geen sprake zijn van openstelling van de grensovergangen.

Conferentie Sharm-el-Sheikh
Op 2 maart 2009 vond op uitnodiging van president Mubarak van Egypte in Sharm-el-Sheikh (Egypte) een conferentie plaats voor Gaza. De Palestijnse premier Fayyad presenteerde zijn plan voor nood- en eerste wederopbouwhulp, waarvoor hij USD 1,6 miljard donorfinanciering zocht, naast USD 1,2 miljard algemene begrotingssteun.

Meer dan tachtig landen en instellingen hebben bij die gelegenheid hun steun uitgesproken voor een politieke agenda, bestaande uit de volgende hoofdlijnen:
* opening van de grenzen voor humanitaire hulp en hulpverleners en voor commerciële goederenstromen;
* totstandkoming van een duurzaam bestand tussen Israël en Hamas;
* herstel van de bestuurlijke eenheid van de PG onder het gezag van president Abbas van de Palestijnse Autoriteit.

De conferentie is in haar doel, de politieke steunbetuigingen aan de Palestijnse Autoriteit en het reconciliatieproces, geslaagd. Onvermijdelijk kwam daar in de loop van de conferentie bij dat concrete financiële hulptoezeggingen werden gedaan.

Er ontstond geen consensus over de onderliggende redenen van het conflict in de Gazastrook, maar wel werd het gevoel breed gedeeld dat de bevolking niet het kind van de rekening mocht zijn. Westerse landen legden daarbij de nadruk op de noodzaak van de vervulling van genoemde randvoorwaarden (duurzaam bestand, Palestijnse verzoening en opening grenzen), voordat zij middelen konden committeren voor grootschalige wederopbouw.

Zij beperkten zich dan ook in hoofdzaak tot het herhalen van hulptoezeggingen die zij hadden gedaan tijdens de vorige donorconferentie voor de Palestijnse Gebieden in 2007 te Parijs. Zo ook Nederland, dat gewag heeft gemaakt van het totale bedrag dat het voor de komende drie jaar reeds in de planning heeft opgenomen voor de PG, te weten ¤135 mln. Nederland heeft geen extra hulp toegezegd.

Ook Nederland heeft benadrukt dat het de bevolking van Gaza niet in de steek zal laten. Humanitaire hulp moet onder alle omstandigheden mogelijk blijven, ongehinderd door Israël en door Hamas. Investeringen in reconstructie kunnen pas volgen wanneer zeker is dat die duurzaam zullen zijn. Hoofdzaak is dat de inspanningen en bijdragen voor de wederopbouw ten dienste komen van het hervatten en voortzetten van het vredesproces, van versterkte contacten tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit en van interne verzoening tussen Palestijnen. In geen geval mag de positie van Hamas worden versterkt. De VS, Egypte, Saoedi-Arabië en de EU droegen een vergelijkbaar standpunt uit.

Bestrijding wapensmokkel ("Nederlands-Deens initiatief") De internationale gemeenschap, met name de EU en de VS, stelt zicht actief op om wapensmokkel naar Gaza te bestrijden. Deze opstelling bestaat niet alleen uit het verlenen van technische bijstand aan Egypte, maar ook uit het aanbod van de EU om de EU Border Assistance Mission (EUBAM) Rafah te reactiveren en de mogelijkheid te onderzoeken of de territoriale omvang van het mandaat van de missie (gebaseerd op de Agreement on Movement and Access van 2005- AMA 2005) uitgebreid zou kunnen worden. De EUBAM Rafah missie wordt, met personele betrokkenheid van Nederland, momenteel in gereedheid gebracht voor ontplooiing

Een groep landen bestaande uit Canada, Duitsland, Frankrijk, Denemarken, Italië, Nederland, Noorwegen, het VK en de VS is daarnaast op 13 maart 2009 in Londen het actieplan "Gaza Counter Arms Smuggling Initiative" overeengekomen om de wapensmokkel richting Gaza langs maritieme weg tegen te gaan. In het actieplan wordt melding gemaakt van de bredere context van het staakt-het-vuren en de AMA 2005, van de noodzaak van een correcte juridische basis van eventueel optreden en van het belang van regionale samenwerking. Deelnemende landen zullen naar vermogen en binnen de grenzen van het nationale en internationale recht samenwerken om wapensmokkel over zee naar Gaza tegen te gaan. Hiertoe zullen informatie en inlichtingen worden gedeeld, diplomatieke inspanningen worden gecoördineerd en kan eventueel ingrijpen ter bestrijding van de wapensmokkel worden gecoördineerd. Het Nederlands-Deens initiatief is daarmee expliciet in het kader geplaatst van het bredere proces, inclusief het openen van de grenzen en de VNVR 1860. De VS en Canada hebben aangekondigd in april/mei een vervolgbijeenkomst te organiseren waarbij de verdere uitwerking van het actieplan zal worden besproken.

Politieke ontwikkelingen in Israël en de PG
Na de Israëlische verkiezingen van 10 februari 2009 werd de leider van de Likud-partij Benjamin Netanyahu aangewezen als kabinetsfomateur. Hij is erin geslaagd coalitieakkoorden af te sluiten met de nationalistische en religieuze partijen Yisrael Beitenu, Shas en Habayit Hayehudi, alsmede met de sociaal-democratische Arbeiderspartij. Op 31 maart is Netanyahu beëdigd als premier, en heeft hij zijn nieuwe regering gepresenteerd. Het coalitieakkoord tussen Likud en de Arbeiderspartij geeft het volgende aan over van het MOVP-beleid van de regering Netanyahu:
* Israël zal aan een alomvattend arrangement voor vrede en economische samenwerking in het Midden-Oosten werken;
* Israël is gebonden aan alle nationale en internationale overeenkomsten die door eerdere regeringen zijn getekend;
* de regering zal toewerken naar het bereiken van vredesovereenkomsten met al zijn buren, onder handhaving van Israëls strategische- en veiligheidsbelangen;
* de regering zal zich ervoor zal inzetten de Israëlische wet te handhaven wat betreft illegale settlement outposts en illegale Palestijnse huizenbouw;
* Minister Barak zal als minister van Defensie een volwaardige partner in het diplomatieke proces zijn en deel uitmaken van elk kernkabinet dat verantwoordelijk is voor diplomatieke, veiligheids- en economische beslissingen.

Inmiddels zijn door Minister Lieberman uitlatingen gedaan die indiceren dat hij deze inzet uiterst beperkt hanteert. Zo lijkt hij zich wel aan de Routekaart, maar niet het Annapolisproces gecommitteerd te achten. Nederland meent dat Israël, net als andere partijen, zich moet houden aan alle internationale afspraken en niet slechts aan enkele. Zo zal de nieuwe Israëlische regering zich, net als een nieuwe Palestijnse regering, moeten committeren aan het Annapolisproces.

Op 8 maart 2009 - aan de vooravond van de start van de verzoeningsbesprekingen tussen de Palestijnse facties in Cairo - heeft de Palestijnse Premier Salam Fayyad zijn ontslag aan President Abbas aangeboden. Onder Palestijns recht brengt dit het ontslag van de gehele regering met zich mee. Zijn regering zou aftreden, zodra de reconciliatiebesprekingen geleid hebben tot de oprichting van een eenheidsregering, of anders uiterlijk 31 maart 2009. President Abbas heeft bij het verstrijken van die termijn verklaard het ontslag van de Regering niet te zullen accepteren voordat er een overgangsregering is gevormd. Het ontslag zou bedoeld zijn als een blijk van goede wil aan het adres van Hamas, om duidelijk te maken dat de persoon Fayyad niet in de weg moest staan aan de Palestijnse eenheid.

De besprekingen tussen de Palestijnse facties zijn op dinsdag 10 maart 2009 begonnen. Ze vinden plaats in meerdere comités en gaan respectievelijk over de oprichting van een interim-eenheidsregering, de organisatie van de volgende presidents- en parlementsverkiezingen, de hervorming van de PLO, de organisatie van de binnenlandse veiligheid van de PG en vraagstukken die verband houden met reconciliatie (w.o. wederzijdse uitruil van politieke gevangenen). Er zou voorzichtig voortgang gemaakt worden in alle groepen met uitzondering van de gesprekken over de reorganisatie van de veiligheidsdiensten. Naar verluidt zou men akkoord zijn met organisatie van gelijktijdige verkiezingen voor president en parlement op 24 januari 2010. Het bleek evenwel onmogelijk een compromis te bereiken dat voor alle partijen aanvaardbaar is, voorafgaand aan de Top van de Arabische Liga op 30 en 31 maart 2009, conform het voornemen van Egypte. De besprekingen zullen begin april 2009 voortgezet worden, naar verluidt in kleiner verband. Egypte zou nu eerst proberen de hoofdrolspelers bij elkaar te brengen en pas later trachten de kleinere facties aan een akkoord te binden.

Regionale context

Arabische wereld

De regionale context wordt al lange tijd gekenmerkt door scherpe meningsverschillen tussen de Arabische landen die een negatieve uitwerking hebben op de stabiliteit in de regio, het MOVP en de effectiviteit van de Egyptische bemiddeling tussen Palestijnse facties en tussen Hamas en Israël.

Het is daarom positief dat een aantal Arabische landen probeert de onderlinge geschillen, op te lossen. Saoedi-Arabië heeft op 11 maart 2009 een Arabische mini-top georganiseerd waarbij Syrië, Egypte en Koeweit aanwezig waren. De ontmoeting had als doel de inter-Arabische crisis die was verscherpt als gevolg van het conflict in Gaza, te bezweren. De bemiddelingspogingen van Saoedi-Arabië worden vooral ingegeven door de strategische overweging dat de Arabische eenheid bevorderd moet worden in het licht van de groeiende Iraanse invloed in de regio.

De bijeenkomst van de Arabische Liga die op 29 en 30 maart te Doha (Qatar) heeft plaatsgevonden, zal hopelijk verder bijdragen aan eensgezinder Arabisch optreden ten aanzien van Iran en ten aanzien van Palestijnse verzoening. Eensgezind optreden van de gematigde Arabische landen is wenselijk om Syrië en Iran ertoe te brengen de invloed die zij hebben op radicale en terroristische groeperingen ten positieve aan te wenden. Dit is van groot belang voor hervatting en succesvol verloop van het vredesproces tussen Israël en de Palestijnen, de stabiliteit in Libanon en de regio en voor het creëren van de randvoorwaarden voor de wederopbouw van Gaza. Een positief punt is dat de Arabische Liga het Arabisch Vredesinitiatief heeft herbevestigd.

Libanon

Op 1 maart 2009 begon het Speciaal Tribunaal voor Libanon (STL) officieel aan zijn werkzaamheden. Het STL is primair opgericht om de verdachten van de moordaanslag op de Libanese oud-premier Hariri te berechten. Daarnaast buigt het zich over een aantal met de moord op Hariri samenhangende aanslagen.

Op verzoek van de SGVN heeft Nederland besloten het Tribunaal te huisvesten. De rol van Nederland betreft het faciliteren van het Tribunaal (beschikbaar stellen gebouw, de externe veiligheid gebouw en staf, het transport van verdachten en getuigen e.d. en deelname aan het Management Committee). Nederland is uiteraard geen partij bij de rechtszaken zelf. Veroordeelden, personen die zonder veroordeling in vrijheid worden gesteld en bedreigde getuigen zullen buiten Nederland ondergebracht dienen te worden. De kosten van het Tribunaal komen voor 49% voor rekening van Libanon; 51% komt uit vrijwillige bijdragen van VN-lidstaten.

Volgens zijn Statuut dient het Tribunaal binnen twee maanden na aanvang Libanon te vragen om de overdracht van personen die in Libanon gedetineerd zijn in verband met de moord op Hariri. Die verdachten dienen door het Tribunaal in hechtenis te worden genomen, in de VN-detentiefaciliteit van de penitiaire inrichting Haaglanden. Nederland stemt overigens alleen in met de verschijning van personen voor het Tribunaal overeenkomstig de bepalingen van het zetelverdrag, dat onder andere bepaalt dat personen die zonder veroordeling in vrijheid worden gesteld, door een derde land opgevangen dienen te worden.

Iran

De nieuwe Amerikaanse regering beraadt zich momenteel op het Iran-beleid. Richtinggevend is de videoboodschap van president Obama aan de Iraanse autoriteiten en bevolking van 20 maart 2009, waarin president Obama benadrukte dat de VS gecommitteerd zijn aan een oplossing van alle openstaande kwesties via het diplomatieke pad en streven naar constructieve banden tussen Iran, de VS en de internationale gemeenschap. De VS zien graag dat de Islamitische Republiek Iran zijn rechtmatige plaats in de internationale gemeenschap inneemt, maar daarbij hoort ook het nemen van verantwoordelijkheden, aldus president Obama. Geestelijk Leider Khamenei reageerde 21 maart 2009 gereserveerd doch niet geheel afwijzend.

Syrië

Syrië heeft inmiddels voortgang gemaakt in de uitvoering van het eerdere besluit om diplomatieke betrekkingen aan te knopen met Libanon. Nadat in november 2008 een Syrische ambassade geopend was in de Libanese hoofdstad, is op 24 maart 2009 de eerste Syrische ambassadeur te Beiroet benoemd. De VN Speciale Coördinator voor Libanon, Michael Williams, heeft de benoeming een tijdige en welkome ontwikkeling genoemd, die het proces van totstandbrenging van diplomatieke betrekkingen tussen beide landen completeert en zal bijdragen aan de verdere stabilisering van Libanon.

Met de huidige stap heeft Syrië nog voor de Arabische Top van 30 maart 2009 te Doha, waar onderlinge verzoening hoog op de agenda prijkte, laten zien dat het van goede wil is. Het zal zich daarbij ongetwijfeld ook bewust zijn geweest van het oog van de internationale gemeenschap en in het bijzonder van de VS, waar ook het Syrië-beleid aan revisie onderhevig is. Dit is tot uitdrukking gekomen in een bezoek van twee hoge Amerikaanse ambtenaren aan Damascus op 7 maart 2009.

Appreciatie
De omstandigheden in het Midden-Oosten zijn thans ongunstig voor het vredesproces. In Israël is een nieuwe regering aangetreden waarvan op dit moment nog onduidelijk is hoe zij de vele problemen waarvoor zij zich geplaatst ziet, zal gaan aanpakken. Duidelijk is wel dat Premier Netanyahu een andere insteek heeft dan de vorige regering. In de Palestijnse Gebieden is thans evenmin sprake van een duidelijke koers, gegeven de feitelijk demissionaire toestand waarin het kabinet-Fayyad zich bevindt. Een en ander maakt een hervatting van de onderhandelingen op korte termijn onwaarschijnlijk.

Onder de Arabische landen heeft de Gaza-crisis de interne tegenstellingen verscherpt en deze verdeeldheid heeft met name een negatieve uitwerking op de effectiviteit van de Egyptische bemiddeling tussen Palestijnse facties en tussen Hamas en Israël.

Het relatieve succes van de donorconferentie in Sharm-el-Sheikh kan niet verbloemen dat de burgerbevolking van Gaza in de praktijk van alledag nog te weinig merkt van de betrokkenheid van de internationale gemeenschap. Zolang de hoofdvoorwaarden voor wederopbouwhulp niet vervuld zijn, kan van een grootschalige rehabilitatie geen sprake zijn.

Nederland spreekt Israël aan op zijn verplichting om geen beperkingen op te leggen aan humanitaire hulp en hulpverleners en blijft aandringen op openstelling van de grensovergangen voor personen en commerciële goederenstromen, met inachtneming van gerechtvaardigde Israëlische veiligheidsbelangen. Zowel Israël als Hamas dienen de voorwaarden te scheppen voor een duurzaam staakt-het-vuren. Nederland steunt de bemiddelingspogingen van Egypte ter zake, evenals diens inspanningen om de bestuurlijke eenheid van de Palestijnse Gebieden onder het gezag van president Abbas te herstellen, met inachtneming van de voorwaarden die het Kwartet daaraan heeft gesteld.

Het staat vast dat het conflict in Gaza geleid heeft tot schade aan OS-projecten die door Nederland zijn gefinancierd. Of er recht is op vergoeding van door Israël veroorzaakte schade aan hulpprojecten hangt allereerst af van de vraag of die schade het gevolg is van schending van het oorlogsrecht. Als hiervan sprake zou blijken te zijn, is het uitgangspunt dat slechts degene wiens rechten zijn geschonden een vordering tot schadevergoeding kan indienen, en wel allereerst in diplomatieke onderhandelingen. In beginsel zou dat de Palestijnse Autoriteit kunnen zijn, en niet Nederland. Het ligt immers voor de hand dat hetgeen met ontwikkelingssteun is gebouwd of geproduceerd eigendom is van de Palestijnse Autoriteit of van private Palestijnse instellingen.

Ook in deze overgangstijd tussen uitgaande en inkomende regeringen in Jeruzalem en Ramallah is het vanzelfsprekend dat Israël en de PA zich dienen te houden aan de verplichtingen die zij in het verleden zijn aangegaan jegens elkaar en de internationale gemeenschap. Nederland en de EU hebben in dit verband bijvoorbeeld krachtig stelling genomen tegen verdergaande bouw en uitbreiding van nederzettingen op de Westelijk Jordaanoever, resp. de sloop van Palestijnse huizen in Oost-Jeruzalem. Waar Nederland van de nieuwe Palestijnse regering verlangt dat zij zich committeert aan de Kwartetvoorwaarden, de Routekaart en het Annapolis-proces, zo meent het dat Israël zich evenzo conform zijn internationale verplichtingen moet gedragen.

Het Israëlische beleid inzake de nederzettingen staat niet op zichzelf: de nederzettingen en de status van Jeruzalem zijn een onlosmakelijk onderdeel van het hele complex van finale-statusonderhandelingen, samen met vraagstukken als grenzen, veiligheid, Jeruzalem, vluchtelingen en water. Nederland en de EU zullen Israël erop blijven wijzen dat de nederzettingen in strijd zijn met het internationaal recht, daarover mag en kan dan ook geen enkel misverstand bestaan. Maar Nederland is er geen voorstander van om dit enkele element - hoe zorgwekkend dan ook - los te weken uit de context van deze onderhandelingen en voorwerp te laten zijn van gericht sanctiebeleid.

Het beleid van Nederland en de EU ten aanzien van het Midden-Oosten Vredesproces is erop gericht om op constructieve manier bij te dragen aan een oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict en in een breder perspectief aan het nastreven van normale betrekkingen tussen Israël en de Arabische landen in de regio, op basis van gelijkwaardigheid. Die oplossing moet langs diplomatieke weg worden bevorderd. Het opleggen van sancties past daar niet bij. De gang van zaken omtrent Gaza noopt naar het oordeel van de regering ook niet tot een herziening van het EU-standpunt over de verdieping van de betrekkingen van Israël met de EU in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid. Het is nu juist nodig de politieke dialoog, waartoe besloten is door de Associatieraad EU-Israël in juni 2008, te intensiveren om op deze wijze een constructieve rol te spelen als EU in het MOVP en tegelijkertijd aan te grijpen om Israël te wijzen op zijn internationale verplichtingen jegens de Palestijnse bevolking.

De EU moet bezien op welke wijze een constructief engagement van regionale spelers en internationale spelers kan worden bevorderd. Nederland steunt een actief en coherent beleid van de EU ter zake. In het bijzonder wat betreft Syrië zou de EU tot een duidelijk standpunt moeten komen over tijdstip waarop en voorwaarden waaronder overgegaan kan worden tot ondertekening van het associatieakkoord dat eind december 2008 is geparafeerd. Nederland is van mening dat een dergelijke stap alleen mogelijk is wanneer er sprake is van een meer constructieve opstelling van Syrië in de regio en van verbetering van de mensenrechtensituatie in het land. Voorts dient overeenstemming te bestaan over de opschortingsclausule: in de nu geparafeerde versie van het akkoord bevat de opschortingsclausule geen verwijzing naar de essentiële clausules inzake mensenrechten en non-proliferatie. Niet-naleving van deze clausules kan zodoende in de huidige versie niet leiden tot onmiddellijke opschorting van het akkoord. Dit moet volgens Nederland worden rechtgezet door middel van een interpretatieve verklaring.

Nauwe samenwerking met de VS dient centraal te staan. De actieve benadering van het MOVP die de nieuwe Amerikaanse regering tot nu toe heeft getoond, is positief. De regering verwelkomt de bereidheid van de VS tot toenadering tot Iran en is van mening dat de EU complementair dient op te treden aan het nieuwe Amerikaanse beleid. De Iraanse autoriteiten en bevolking hebben een keuze te maken: wel of niet meewerken aan een "nieuw begin" in de betrekkingen van Iran met de VS en de internationale gemeenschap. De deelname van Iran aan de internationale Afghanistan-conferentie in Den Haag 31 maart 2009 stemt positief. De Nederlandse regering hoopt dat Iran de geboden kans grijpt en tegemoet komt aan de internationale zorgen. Kiest Iran er daarentegen voor niet gebruik te maken van de geboden opening en zich niet te confirmeren aan de eisen van het IAEA en de verplichtingen van de Veiligheidsraadresoluties, dan moet de internationale gemeenschap passende nieuwe maatregelen nemen, waarbij gedacht moet worden aan verdergaande sancties, zo mogelijk VN-breed maar zo nodig in kleiner verband (dat wilzeggen de VS, EU en gelijkgezinde landen). In het andere geval is de regering van mening dat verdere druk noodzakelijk is, bij voorkeur via de Veiligheidsraad, maar indien dit niet lukt dient de EU haar eigen verantwoordelijkheid te nemen.

Binnenkort zullen de VS meer duidelijkheid bieden over het beleid dat het in de regio en ten aanzien van het MOVP gaat hanteren. Dit zal een aanknopingspunt zijn voor verdere uitbouw van de samenwerking van Nederland en de EU met de VS. De informele EU-VS top op 5 april 2009 moet verder bijdragen aan bundeling van krachten die nodig is om de onzekerheden en bedreigingen waarmee het vredesproces nu wordt omgeven, beter het hoofd te kunnen bieden.