Senternovem


01-04-2009 | Nieuwe stappen Innovatieagenda Gebouwde Omgeving

Het is van groot belang om de toepassing van duurzame energieconcepten in de gebouwde omgeving te stimuleren en te versnellen. Binnen de Innovatieagenda Energie van het kabinet is zelfs 30 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het programma Gebouwde Omgeving. Hiermee komen de doelen van Schoon en Zuinig voor de gebouwde omgeving snel dichterbij. De innovatieagenda GO is gebaseerd op de inzichten en het voorwerk van het Platform Energietransitie Gebouwde Omgeving.

Het belangrijkste kenmerk van de energietransitie die in de gebouwde omgeving moet plaatsvinden, is dat het gaat om een sectortransitie in plaats van slechts een technologie-transitie. De transitie omvat veel meer dan technologie alleen: ook procesinnovaties, nieuwe samenwerkingsconcepten en randvoorwaardelijke innovaties zijn nodig. Bovendien is een goede onderlinge samenhang tussen deze transitiecomponenten onontbeerlijk.

Denken, Doen en Opschalen
Een sectortransitie is dermate omvangrijk en complex, dat deze niet in één keer te realiseren is. Daarom zijn er drie programma's bepaald die de beoogde doelen binnen de gebouwde omgeving stap-voor-stap dichterbij moeten brengen:

* Denken: nieuwe technologiën, gebouwconcepten en bouwprocessen ontwikkelen


* Doen: de ontwikkelde concepten in de praktijk realiseren, waarbij de omvang van de projecten zodanig is dat grootschalige opschaling gewaarborgd is (bijvoorbeeld een projectgrootte van minimaal vijftig tot honderd woningen)


* Opschalen: de bewezen concepten overdragen naar de 'early majority' opschalen naar grotere aantallen en concepten breder verspreiden in de markt, zodat de concepten uiteindelijk tot 'standaard' worden verheven.

Iedereen kan meedoen
Het is de bedoeling dat iedereen zijn bijdrage kan leveren aan de programma's, de gekozen aanpak is geen 'closed shop', iedereen kan meedoen. Landelijke partijen doen mee wanneer volume nodig is, lokale en/of regionale spelers die expert zijn op niche-terreinen dragen bij binnen de grotere context. Speciale aandacht is nodig voor vergelijkbare organisaties waarin koplopers zijn vertegenwoordigd die innovatieve concepten ontwikkelen en vermarkten, zoals de projectgroep Duurzame Energie Projectontwikkelaars Woningbouw (DEPW), Dutch Green Building Council en de Rijksgebouwendienst.

Platform van marktpartijen
Om de doelen van Schoon en Zuinig te halen, is een intensieve samenwerking met marktpartijen essentieel. Zij zijn onmisbaar om de kennisuitwisseling tussen koplopers op het gebied van energietransitie in de gebouwde omgeving te faciliteren en de overdracht van ervaringen naar het peloton te bevorderen. Op welke wijze de samenwerking met marktpartijen vorm moet krijgen, dient nader te worden bepaald. Belangrijk is dat een te vormen platform van marktpartijen kennisvragen benoemt, praktijkervaringen ontsluit, reflectie bevordert op de praktijk en de dialoog op gang houdt tussen onderzoek en praktijk. Bovendien fungeert een dergelijk platform als maatschappelijke aanjager van opschaling en verankering van de vernieuwingsimpuls door belemmeringen te signaleren en oplossingen aan te dragen. Dit platform zal ook verbonden zijn met vergelijkbare initiatieven in andere landen en zal zo fungeren als knooppunt in een internationaal netwerk.

Bijdragen aan Schoon en Zuinig
De programma's Denken, Doen en Opschalen dragen bij aan het realiseren van de doelstellingen van Schoon en Zuinig voor de gebouwde omgeving:
* Het ontwikkelen, realiseren en leren van de renovatie voorbeeldprojecten vanuit Denken, Doen en Opschalen maken het mogelijk dat de ambitieniveaus van Meer met Minder worden verhoogd. Zo kan vanaf 2011 het besparingspercentage van de Meer met Minder-maatregelenpakketten van 30% naar 45% worden opgeschroefd.


* Voor de nieuwbouw zal specifiek de voorbereiding van de aanscherping van de EPC voor nieuwbouw woningen naar 0,6 in 2011 en 0,4 in 2015 worden uitgevoerd.


* Het ontwikkelen, realiseren, leren van de nieuwbouwprojecten vanuit Denken, Doen en Opschalen gebeurt allereerst in de excellente gebieden en vervolgens landelijk, zodat de doelstellingen van het Lente-akkoord gehaald kunnen worden.