Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


Onze referentie DE/114438

Datum 2 april 2009
Betreft Reactie op onderzoek naar seksualisering

In de emancipatienota `Meer kansen voor vrouwen' heb ik geschetst hoe we via de media worden geconfronteerd met verschijnselen van seksualisering in de samenleving en aangegeven dat het belangrijk is stil te staan bij de mogelijke gevolgen, in het bijzonder voor jongeren zelf. Om een beter inzicht te verkrijgen in verschijnselen van seksualisering en de mogelijkheden voor de wijze waarop hiermee om te gaan, heb ik een verkennend onderzoek aangekondigd.

Hierbij bied ik u de resultaten van twee onderzoeken aan. Het gaat allereerst om een onderzoek naar de relatie tussen seksualisering enerzijds en het zelfbeeld, de opvattingen en het seksuele gedrag van jongeren anderzijds. Daarnaast heb ik in een tweede onderzoek laten inventariseren welke initiatieven er zijn om de seksuele weerbaarheid van jongeren te vergroten.

In deze brief zal ik kort de resultaten van de onderzoeken uiteenzetten en hoe ik daarmee wil omgaan.

Onderzoeken


1. Onderzoek naar de effecten van de seksualisering. Dit onderzoek beoogt inzicht te geven in de relatie tussen seksualisering enerzijds en het zelfbeeld, de opvattingen en het seksuele gedrag van jongeren anderzijds. Met seksualisering wordt in het onderzoek bedoeld de eenzijdige en stereotype portrettering van vrouwen als lustobject in de media. De seksualisering in de media zou jongeren inspireren en zou kunnen leiden tot een verschuiving van de seksuele moraal. Hierbij wordt ook aandacht gegeven aan het risico van zelfobjectivering. Dit betekent dat mensen hun uiterlijk veel belangrijker gaan vinden dan hun persoonlijke eigenschappen.

Naast een literatuurstudie en secundaire analyses van bestaande data, is een panelonderzoek uitgevoerd onder ruim 2000 jongeren en bijna 1200 ouders en zijn er focusgroepen gehouden onder 87 jongeren en 20 professionals. Dit onderzoek is uitgevoerd door de Rutgers Nisso Groep in samenwerking met Movisie, het Nederlands Jeugdinstituut en E-quality.

Het onderzoek toont aan dat er verbanden zijn tussen mediagebruik en gedrag, maar niet dat deze causaal zijn. Zo gaat het kijken naar geseksualiseerde beelden a
na 1 van 6 Pagi





samen met meer seksuele ervaring, maar het is goed mogelijk dat jongeren die Datum verder zijn in hun ontwikkeling, meer interesse hebben in geseksualiseerde

beelden en deze ook eerder opzoeken. Dit hoeft geen probleem te zijn; seksueel Onze referentie gedrag is niet meteen grensoverschrijdend. DE/114438

Het onderzoek laat ook zien dat de opvattingen over en ervaringen met seksueel overschrijdend gedrag samenhangen met de interesse in geseksualiseerde beelden en de mate waarin deze realistisch en relevant worden gevonden, maar ook hierin is niet aangetoond dat dit verband causaal is.

De rol van vrienden en ouders blijkt in deze processen een doorslaggevende factor, meer dan de invloed van de media zelf. Als ouders op de hoogte zijn van wat hun kind doet, heeft dat een positief effect op het seksuele gedrag van jongeren. Als iemand een vriendenkring heeft waarin praten over seksuele ervaring en seksueel getinte media belangrijk wordt gevonden, en die persoon bovendien vindt dat de geseksualiseerde media relevant en realistisch zijn, dan is de kans op grensoverschrijdend gedrag groter.

Verder blijkt uit het onderzoek dat de (on)gelijkwaardigheid van meisjes en jongens ten aanzien van seksualiteit een belangrijk thema is. `Jongens zijn stoer en meisjes een hoer' als zij meerdere seksuele partners hebben gehad. Deze dubbele moraal wordt zowel door een groot deel van de jongens als van de meisjes, autochtoon en allochtoon, gedeeld. Beiden vinden bovendien dat meisjes verantwoordelijk zijn voor het stellen van grenzen, voor zichzelf en voor de jongen. Dat moeten ze doen omdat jongens `nou eenmaal zo zijn'. Jongens kennen geen grenzen en moeten begrensd worden. De dubbele moraal is onder Turkse en Marokkaanse jongeren sterker aanwezig dan onder jongeren van andere etnische groepen. Uit het onderzoek blijkt niet dat - zoals werd vermoed - Antilliaanse en Surinaamse jongeren een groter risico lopen omdat zij zich meer in de beelden van de zwarte rapcultuur herkennen. Antilliaanse en Surinaamse meiden zijn grote mediaconsumenten van TMF en profielsites, maar deze groep lijkt niet gevoelig voor het effect van de media. Ze zijn opvallend tevreden met hun uiterlijk. Qua gedrag en opvattingen verschillen ze ook nauwelijks van autochtonen. Autochtone meisjes vormen een grote risicogroep waar het gaat om zelfobjectivering. Tot slot blijkt dat vooral allochtone ouders aan mediaopvoeding doen, maar dat deze opvoeding veelal gericht is op het veroordelen en verbieden van media en weinig of geen effect heeft.

De onderzoekers doen de volgende aanbevelingen. Maak het mogelijk dat jongeren meer kunnen praten en leren over seksualiteit en sekseverhoudingen. Zorg ervoor dat media een vormende rol kunnen spelen door meer variatie te laten zien in het media-aanbod. Geef de rol van jongens meer aandacht in relationele en seksuele vorming. Ontwikkel een positievere vorm van seksuele vorming met veel aandacht voor wensen, grenzen en vaardigheden. Tot slot zou de mediaopvoeding van ouders preventiever kunnen zijn en een positievere toon moeten krijgen. Ook worden enkele aanbevelingen voor toekomstig onderzoek gedaan.


2. Inventarisatie van initiatieven gericht op de seksuele weerbaarheid van jongeren
Deze inventarisatie beoogt een overzicht te bieden van bestaande initiatieven en projecten en inzicht te geven in de succes- en faalfactoren. Deze inventarisatie is

Pagina 2 van 6





uitgevoerd door het Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Datum Vrouwenbeweging en de Rutgers Nisso Groep. Het overzicht is bruikbaar voor de

overheid en voor maatschappelijke instellingen die zich met de weerbaarheid van Onze referentie jongeren bezighouden. DE/114438 De inventarisatie laat zien dat er relatief weinig aanbod is voor jongens, voor

homojongeren en jongeren met een beperking. Verder besteden de meeste interventies weinig aandacht aan gedragsverandering. Ook blijkt dat bestaande initiatieven vaak niet goed aansluiten op achtergrondkenmerken (sekse, etniciteit en religie) omdat ze op een brede doelgroep gericht zijn, dat ze nieuwe media nauwelijks betrekken bij het bereik van jongeren en dat ze weinig aandacht besteden aan evaluatie, bereik en gebruik, effectonderzoek en implementatie. In mijn brief van 7 juli 2008 (Kamerstukken 2007-2008, 304 20, nr. 123) heb ik aangekondigd deze inzichten te zullen verspreiden.

Seksuele weerbaarheid
Jongeren worden overspoeld met seksueel getinte mediabeelden. Het onderzoek naar effecten laat zien dat er een samenhang is tussen mediagebruik en seksueel gedrag. Dat is niet per definitie problematisch. Met de meeste jongeren blijkt het volgens het onderzoek goed te gaan. Dat neemt niet weg dat seksueel getinte mediabeelden voor sommige jongeren het risico op grensoverschrijdend gedrag kunnen vergroten. Jongeren die thuis te maken hebben met seksuele taboes en jongeren die nauwelijks begeleid worden door hun ouders blijken kwetsbaarder.

Staatssecretaris Bussemaker van VWS is verantwoordelijk voor het beleid op het gebied van seksuele gezondheid. Seks veronderstelt plezier, veiligheid en respect; seksuele gezondheid is daarbij van groot belang om problemen als seksueel overdraagbare aandoeningen (soa), ongewenste zwangerschap of seksuele dwang te voorkomen. Eén van de speerpunten van het beleid van de staatssecretaris is seksuele weerbaarheid. Prettige, veilige seks veronderstelt dat je je eigen wensen en grenzen op het gebied van seksualiteit kent en die kenbaar kan maken. Jongeren en allochtonen vormen een belangrijke doelgroep binnen het VWS- beleid op dit thema.

Eerder heeft uw Kamer al diverse brieven over het VWS beleid op het gebied van seksuele gezondheid en seksuele weerbaarheid ontvangen (o.a. `Voorlichting over seksualiteit' PG/ZP 2.890.176, waarin de uitbreiding van de Vrij Veilig campagne met een weerbaarheidscampagne wordt aangekondigd, en `Allochtonen en seksuele gezondheid' PG/ZP 2.859.849, waarin extra budget voor de verbetering van voorlichting aan allochtone jongeren wordt aangekondigd). Najaar 2009 komen de staatssecretaris en minister van VWS samen met een beleidsbrief over Seksuele gezondheid en soa/hiv, waarin de uitgangspunten van het beleid nogmaals worden neergezet en de voornemens op dit beleidsterrein voor de komende periode worden beschreven. Seksuele weerbaarheid zal ook hierin weer een belangrijke plaats hebben.

Aanpak gericht op jongens
Ik wil de aandacht voor een respectvolle omgang met (wensen en grenzen van) meisjes door jongens bevorderen binnen het onderwijs en op het gebied van de media. Het aanbod van interventies kan beter worden toegerust op het verbeteren van de vaardigheden van jongens; de meeste bestaande interventies zijn gericht op de weerbaarheid van meisjes, maar jongens zouden meer respect moeten hebben voor de wensen en grenzen van meisjes.

Pagina 3 van 6





Jongeren geven aan dat ze graag willen praten over seksualiteit en over Datum geseksualiseerde beelden. Ouders kunnen daarin een belangrijke rol spelen, maar

ook de school. Weerbaar zijn en daarmee leren wat je wensen en je grenzen zijn, Onze referentie verdient in de seksuele voorlichting en vorming veel aandacht. Het verbeteren DE/114438 van de mediawijsheid met het oog op geseksualiseerde beelden, kan bijdragen

aan een betere seksuele weerbaarheid.

Seksuele weerbaarheid heeft onder meer te maken met verankerde stereotype opvattingen over het seksuele gedrag van meisjes en van jongens. Deze opvattingen zijn vaak niet gelijkwaardig en er is onder veel jongeren sprake van een dubbele seksuele moraal. Die ongelijkheid vind ik ongewenst. Zowel jongens als meisjes hebben een verantwoordelijkheid voor het aangeven en bewaken van wensen en grenzen.

Op welke wijze de inzet richting jongens en het tegengaan van stereotype opvattingen verder wordt vormgegeven zal in de genoemde brief over het bredere beleid op het terrein van seksuele gezondheid en -weerbaarheid van de bewindspersonen van VWS aan de orde komen.

Onderwijs
Ik zal een bijdrage leveren aan het vergroten van de deskundigheid van professionals in het onderwijs die zich bezighouden met de seksuele weerbaarheid van jongeren. Om scholen nog meer handvatten te bieden om aandacht aan seksuele weerbaarheid te geven, ga ik de beschikbare methoden voor de bevordering van de seksuele weerbaarheid beter voor het onderwijs toegankelijk maken en de kennis en inzichten uit de inventarisatie verspreiden. Ik zal daarbij gebruik maken van bestaande netwerken, databanken en websites. Het onderwijs heeft op basis van de kerndoelen 34 en 35 voldoende ruimte om aandacht te besteden aan seksuele vorming en weerbaarheid. Het staat scholen vrij om daar een eigen invulling aan te geven, ik ga deze kerndoelen niet wijzigen. Dat spreken over seksualiteit niet altijd even gemakkelijk is, mag geen aanleiding zijn daarvan af te zien. Het eerste onderzoek toont aan dat jongeren een grote behoefte hebben aan informatie en dialoog over seksualiteit. Ik laat door de Inspectie van het Onderwijs momenteel onderzoeken of scholen aandacht besteden aan de seksuele weerbaarheid van jongeren. Dit gebeurt in het kader van het onderzoek naar homofoob gedrag, seksuele weerbaarheid en seksuele diversiteit, dat in april wordt afgerond. Als de uitkomsten van dit onderzoek daartoe aanleiding geven, zal ik de Inspectie van het Onderwijs verzoeken op een later moment nogmaals aandacht te besteden aan het onderwijs op het gebied van seksuele vorming en weerbaarheid.

Media
Het onderzoek laat zien hoe mediagebruik en seksueel gedrag samenhangen. De media nemen ook zelf een verantwoordelijkheid waar het gaat om het bevorderen van de weerbaarheid van jongeren en het ter discussie stellen van de seksualisering. In mijn brief mediawijsheid (Kamerstukken II, 2007-2008, 314 34, nr 1) heb ik uiteengezet welke initiatieven door de media zijn genomen. In het kader van de seksualisering volgen de belangrijkste voorbeelden.

Kijkwijzer
De overheid kan omroepprogramma's niet verbieden, maar kan met de Kijkwijzer wel aangeven of bepaalde programma's geschikt zijn voor jongeren.

Pagina 4 van 6





MTV Networks, onder andere eigenaar van MTV en TMF, heeft zich de Datum maatschappelijke discussie over seksueel getinte videoclips zeer aangetrokken en

voorziet sinds 2006 elke programmastart van de juiste kijkwijzericoontjes, ook bij Onze referentie videoclips. In mei 2007 is de kijkwijzercodering op verzoek van MTV Networks DE/114438 door het Nicam aangepast. De nieuwe classificatiemethode weegt ook de mate

van vrouwonvriendelijkheid mee bij de bepaling van het leeftijd- en inhoudpictogram dat het mediaproduct krijgt. Ook brengt MTV Networks een oproep in beeld bij de videoclips die wel door de keuring komen, maar waarover zij discussie willen uitlokken en de mening van jongeren zelf willen weten. Deze oproep verwijst naar www.videopinie.nl. Op internet is de video te zien met daarbij een discussieforum, waar kijkers hun mening kunnen geven over de inhoud van de clip. Daarnaast besteedt MTV door middel van speciale programma's en evenementen ook aandacht aan andere maatschappelijke thema's zoals hiv aids.

Mediawijsheid expertisecentrum
Het Mediawijsheid expertisecentrum speelt een belangrijke rol en ondersteunt kinderen, (groot)ouders, opvoeders en leerkrachten om actief en verstandig gebruik te maken van media. Deze netwerkorganisatie, waarbij 72 organisaties zijn aangesloten, maakt onder meer bestaande initiatieven rond mediawijsheid zichtbaar via de site www.mediawijsheidkaart.nl. Ook hebben zij een budget om activiteiten te stimuleren die uitgevoerd kunnen worden door aangesloten partners bij het centrum. Activiteiten op het terrein van seksualisering in de media kunnen daarvan een onderdeel vormen indien aangesloten partijen daarvoor een voorstel doen. Deze stimuleringsregeling vindt vanaf dit jaar plaats.

Opleiding
In navolging op het advies van de Raad van Cultuur en op initiatief van de stichtingen Reklame Rakkers en de Kinderconsument is in 2007 de eerste opleiding voor Mediacoach (www.nomc.nl) gestart. De opleiding op hbo-niveau is voor docenten, pabo-studenten, bibliothecarissen en medewerkers van de jeugdhulpverlening. Het leert hen om binnen de eigen organisatie mediawijsheid een plek te geven door bijvoorbeeld mediaprotocollen te ontwikkelen, ouderavonden te organiseren en mediaprojecten voor kinderen te begeleiden. Het thema seksualisering is onderdeel geworden van de opleiding. Inmiddels zijn 450 coaches opgeleid.

Misleiding in seksreclames
Verder wil ik wijzen op de brief van 19 november 2008 (Kamerstukken II, 2008- 2009, 31 700 VIII, nr 43), waarin ik u heb geïnformeerd over de wijze waarop misleiding in televisiereclame voor sekslijnen kan worden tegengegaan. In navolging van buitenlandse voorbeelden wil ik de bescherming van kwetsbare groepen nog beter regelen door uitzending van dergelijke reclame op televisie ­ ook waar het gaat om teletekst- alleen toe te staan in de nachtelijke uren (24.00u tot 5.00u). Hiermee is de kans dat minderjarigen, maar ook andere kwetsbare groepen zoals verstandelijk gehandicapten, hiermee worden geconfronteerd in ieder geval aanzienlijk kleiner. Net als bij de gedragscode is ook hier gekozen voor zelfregulering. De commerciële omroepen hebben laten weten de beperking van de uitzendtijd van deze reclames in de gedragscode te willen opnemen. De omroepen verwachten nog voor de zomer een definitieve versie van hun gedragscodes te presenteren.

Pagina 5 van 6





Mediawijsheid Datum Ik heb geconstateerd dat in het huidige aanbod van lespakketten voor

mediawijsheid nog weinig aandacht is voor het leren omgaan met Onze referentie geseksualiseerde beelden. Deze beelden bevestigen vaak de genderstereotype DE/114438 opvattingen en het gedrag van jongeren. Ik wil jongeren stimuleren in gesprek te

gaan en hun mening te vormen over deze beelden. Ik denk daarbij aan het bieden van handvatten om mediawijsheid in relatie tot geseksualiseerde beelden een plek te geven in de bestaande lespakketten gericht op seksuele en relationele vorming. Genderstereotype opvattingen kunnen zo bespreekbaar gemaakt worden.

Tot slot
De onderzoeken hebben een beter beeld gegeven hoe mediagebruik en seksueel gedrag samenhangen en welke risicogroepen er zijn. Ik heb er vertrouwen in dat ik met deze aanpak, in samenhang met de bredere aanpak van de bewindspersonen van VWS, jongeren weerbaarder kan maken tegen de mogelijke negatieve effecten van de seksualisering.

Mede namens de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

dr. Ronald H.A. Plasterk
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Pagina 6 van 6


> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 der Staten-Generaal 2500 BJ Den Haag Postbus 20018 www.minocw.nl 2500 EA DEN HAAG
Contactpersoon