Rechtbank 's-Gravenhage

Vrijspraak voor verdachten van moord op Haagse vastgoedhandelaar

Den Haag, 3 april 2009 - De rechtbank 's-Gravenhage heeft vandaag de verdachten R.P. en L.S. van de moord c.q. doodslag op de Haagse vastgoedhandelaar Victor 't Hooft in zijn woning aan de Bezuidenhoutseweg in Den Haag op 7 november 2007 vrijgesproken.

Op de plaats delict zijn op onder meer een aangetroffen wapen DNA-sporen aangetroffen, die overeenkomen met de DNA-kenmerken van hoofdverdachte R.P. Het openbaar ministerie hechtte grote waarde aan deze DNA-sporen en aan het feit dat de echtgenote van 't Hooft, die bij de aanslag aanwezig was, de hoofdverdachte op grond van een compositietekening later zou hebben herkend. Daarnaast was in de visie van het openbaar ministerie van belang een in een arrestantenbusje afgeluisterd gesprek tussen twee medeverdachten, het aan de hand van telefoongegevens en bewakingscamera's vastgestelde doen en laten van verdachten en verklaringen van een getuige over de diefstal van een motor in opdracht van de hoofdverdachte.

De rechtbank meent dat de aangetroffen DNA-sporen van groot belang zijn en sterk lijken te wijzen in de richting van de conclusie dat hoofdverdachte R.P. op de plaats delict is geweest. Niettemin moet met grote voorzichtigheid worden omgegaan met de interpretatie van DNA-sporen. Daarbij wijst de rechtbank op het feit dat DNA-sporen van verdachte bij een overval in Bloemendaal zijn aangetroffen. Verdachte zat echter op dat moment in voorlopige hechtenis. De rechtbank heeft geoordeeld, dat de mogelijkheden die R.P. als verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van zijn DNA - hoewel niet het meest voor de hand liggend - niet zonder meer kunnen worden uitgesloten. Van belang is dus het antwoord op de vraag of er ander bewijs is dat (al dan niet in samenhang met de DNA-sporen) kan leiden tot het oordeel dat de verdachte aanwezig is geweest op de plaats delict, zoals door de officier van justitie is gesteld.

De rechtbank is tot het oordeel gekomen, dat dergelijk bewijs er in onvoldoende mate is.
Bij de latere herkenning door de echtgenote kunnen - in het licht van wat de deskundige ter zitting daarover heeft verklaard - zoveel vraagtekens worden gezet, dat deze naar het oordeel van de rechtbank niet kan bijdragen aan het bewijs van de aanwezigheid van de hoofdverdachte op de plaats delict.
Ook bij het in het arrestantenbusje afgeluisterde gesprek zijn vele kanttekeningen te plaatsen. Dat gesprek kan op verschillende manieren worden uitgelegd en daarmee vormt het volgens de rechtbank een te wankele basis om bij te dragen aan het bewijs.
De resultaten van het onderzoek van de telefoongegevens van de verdachten laten zien dat het mogelijk is dat de hoofdverdachte en zijn mededader op de plaats delict aanwezig zijn geweest. Het heeft echter niet geleid tot concreet bewijs dat R.P. en L.S. de aanslag hebben gepleegd.

Het door de politie en het openbaar ministerie geschetste meest waarschijnlijke scenario roept veel vragen op waar geen antwoorden op zijn. Dat betekent dat andere scenario's en een andere (onbekende) dader of daders niet in voldoende mate kunnen worden uitgesloten. Dit alles leidt de rechtbank tot het oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachten het feit hebben gepleegd.

De hoofdverdachte R.P. is wel veroordeeld voor het voorhanden hebben en vervoeren van hennep en voor de heling van een motor. Daarvoor wordt hem een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden opgelegd. Aangezien hij sinds april 2008 in voorlopige hechtenis zit, heeft de rechtbank zijn invrijheidstelling bevolen.

De medeverdachte L.S. is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden voor de diefstel en heling van meerdere motoren. De rechtbank heeft ook zijn onmiddellijke invrijheidstelling gelast.

De derde verdachte S.A. is, zoals ook door het openbaar ministerie gevorderd, eveneens vrijgesproken voor betrokkenheid bij de moord c.q. doodslag. Wel is zij veroordeeld voor het medeplegen van een diefstal tot een gevangenisstraf van 5 weken, welke zij al heeft uitgezeten.

LJ Nummers

BH9948
BH9957


Bron: Rechtbank 's-Gravenhage Datum actualiteit: 3 april 2009