Rechtbank Amsterdam
Geldboetes voor schending wettelijke meldingsplicht
aandelentransacties
Amsterdam, 9 april 2009 - De rechtbank heeft vrijdag 3 april aan drie
verdachten geldboetes opgelegd wegens schending van de wettelijke
meldingsplicht voor transacties in aandelen VHS. U kunt hier een
samenvatting van de vonnissen lezen.
Korte samenvatting van de vonnissen van 3 april tegen 3 verdachten
De rechtbank heeft in haar vonnissen tegen , [verdachte
2] en wegens schending van de wettelijke meldingsplicht
voor transacties in aandelen VHS geldboetes opgelegd van
respectievelijk EUR 75.000,- (verdachte 1), EUR 40.000,- (verdachte 2)
en EUR 35.000,- (verdachte 3). De officier van justitie had tegen hen
werkstraffen en geldboetes geëist ( : 200 uur werkstraf en
een geldboete van EUR 200.000,-; : 80 uur en EUR
80.000,-; : 60 uur en EUR 60.000,-).
De rechtbank heeft ten eerste het beroep op nietigheid van de
dagvaardingen van en verworpen. Anders dan
de raadslieden hebben aangevoerd, zijn deze dagvaardingen duidelijk en
niet innerlijk tegenstrijdig. Ook het door de raadsman van [verdachte
3] gedane beroep op verjaring is verworpen.
De rechtbank acht bewezen dat in strijd met de destijds
onder artikel 46b van de - toenmalige - Wet toezicht effectenverkeer
(Wte 1995) geldende wettelijke verplichting niet heeft voldaan aan de
op hem rustende plicht transacties in aandelen VHS aan de
toezichthoudende instantie (STE, resp. AFM) te melden. Weliswaar was
Staalbankiers de instelling die de aan- en verkopen feitelijk
uitvoerde en betrof het aandelen van derden ( , 23 April
BV en de moeder van ), maar gaf daartoe de
opdracht en bewerkstelligde aldus de - grote aantallen - transacties.
Deze had hij gezien zijn positie van bestuursvoorzitter van VHS dienen
te melden. Die plicht heeft hij echter verzaakt. had
belang bij deze gang van zaken, omdat hij daarmee voor de buitenwereld
kon verdoezelen dat hij feitelijk controle uitoefende, niet alleen
over zijn eigen aandelen VHS, maar ook over die van anderen, en
daarmee over een zeer aanzienlijk belang in VHS.
De rechtbank is voorts van oordeel dat en
in een zo grote mate en zich zo goed bewust van het met deze
handelwijze beoogde doel met hebben samengewerkt dat zij
als medeplegers van het door gepleegde strafbare feit
kunnen worden aangemerkt. Zij hebben in de gelegenheid
gesteld met door hen direct of indirect gehouden aandelen VHS te
handelen en daartoe met hem afspraken gemaakt. is ook
nauw betrokken geweest bij de door met Staal gesloten
overeenkomst tot geldlening voor de aankoop van aandelen op naam van
23 April BV, een door speciaal met het oog op de aankoop
van aandelen VHS opgerichte vennootschap. Hij heeft in dat verband
onder meer met afgesproken dat deze zijn aandelen ultimo
2005 weer tegen een bepaalde koers aan kon
terugverkopen.
Nagegaan is nog of de wijziging die de wettelijke regeling van de
meldingsplicht sinds 1 oktober 2005 heeft ondergaan inhoudt dat de
wetgever anders - en in voor betrokkenen gunstige zin - tegen deze
meldingsplicht aankijkt. De rechtbank is tot de conclusie gekomen dat
dit laatste niet het geval is en dat de wetswijziging uitsluitend het
gevolg is van de implementatie van de Europese richtlijn Marktmisbruik
uit 2003.
De rechtbank heeft , en
vrijgesproken van de verdenking van misbruik van voorwetenschap.
Gebleken is wel dat grote aantallen transacties in
aandelen VHS op naam van derden heeft bewerkstelligd en daarvan -
zonder dat dat voor de markt kenbaar was - het financiële risico is
blijven dragen. Voorts is aannemelijk dat daarbij afspraken over de
koers zijn gemaakt en dat door het instandhouden van een
geringe free float de beurskoers van VHS op een bepaald niveau heeft
willen - en kunnen - houden. Het gaat bij deze handelingen echter om
marktmanipulatie en om omstandigheden die betrokkenen zelf in het
leven hebben geroepen. Marktmanipulatie valt niet onder misbruik van
voorwetenschap en was ten tijde van de genoemde gedragingen nog niet
strafbaar.
Ten slotte is vrijgesproken van de verdenking van
valsheid in geschrift die hij zou hebben gepleegd door in een brief
aan Staal te melden dat hij geen lock-up afspraken had gemaakt. Gezien
de onduidelijkheid over de betekenis van de term "lock-up" acht de
rechtbank dit feit niet bewezen.
De rechtbank neemt het in het bijzonder kwalijk dat hij
volledig heeft miskend dat hij een beursgenoteerde onderneming leidde
en welke verantwoordelijkheden tegenover het beleggend publiek dit
meebracht. Hij kan zich er niet op beroepen dat zijn bank,
Staalbankiers, hieraan heeft meegewerkt. en [verdachte
3] wordt verweten dat zij aan de misleiding van de beleggers hun
medewerking hebben verleend.
LJ Nummers
BI0007
BI0034
BI0054
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum actualiteit: 9 april 2009 Naar boven