Radboud Universiteit Nijmegen


Waarom Nederland zo weinig vrouwelijke hoogleraren heeft

Datum bericht: 24 maart 2009

Marieke van den Brink onderzocht de benoemingspraktijken van hoogleraren op Nederlandse universiteiten. Hoe verloopt de zoektocht naar kandidaten, wie zijn daarbij betrokken en welke criteria worden er gehanteerd? Op 7 april promoveert ze aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Haar resultaten maken korte metten met de meestgehoorde verklaringen over waarom er zo weinig vrouwelijke hoogleraren zijn.

11 procent van de hoogleraren aan Nederlandse universiteiten is vrouw. In Europa scoren alleen Malta, België en Duitsland nog lager. Het zijn de hoogleraren die de inhoud en de koers van het wetenschappelijk onderzoek in Nederland meebepalen, zowel op hun eigen universiteit als bij geldverdelende organisaties als NWO en KNAW. Het ontbreken van vrouwelijke professoren is dus ook een politiek gemis.

Aan goede wil om de man-vrouwverdeling onder hoogleraren gelijker te maken, ontbreekt het de universiteiten niet: convenanten zijn er voldoende. Waarom gaat het dan toch niet beter? Marieke van den Brink, onderzoeker Bedrijfswetenschappen aan de Radboud Universiteit, onderzocht de benoemingspraktijken van hoogleraren. Ze keek daarbij naar cijfers van alle Nederlandse universiteiten over benoemingen tussen 1999 en 2005; naar 971 benoemingsrapporten van zeven universiteiten uit dezelfde periode; en naar een aantal casussen daaruit, waarover ze 64 interviews afnam. Daarbij kreeg ze verschillende verklaringen te horen voor het achterblijvend aantal vrouwelijke benoemingen. De meeste kloppen niet, weet Van den Brink intussen. De vijf hardnekkigste mythes op een rij:


1. Er zijn te weinig hoogleraarsposten
De toegang tot de hoogleraarsposities zou geblokkeerd worden door de babyboomers. Pas als die met pensioen gaan komt er ruimte, ook voor vrouwen. Van den Brink: 'Maar tussen 1999 en 2005 werden niet minder dan 3322 hoogleraren benoemd en herbenoemd. Het aantal vrouwelijke benoemingen is in het begin van die periode iets toegenomen, maar blijft vanaf 2002 hangen rond 12 procent.'


2. Er is te weinig vrouwelijk potentieel
'Gemiddeld zit er dertien jaar tussen iemands promotie en een hoogleraarschap. Tussen 1986 en 1991, dertien jaar voor de benoemingen die ik onderzocht, promoveerden er al 20 à 30 procent vrouwen per jaargang, met uitzondering van de bètaopleidingen. Doorgaans dus voldoende om ook 20 à 30 procent vrouwelijke benoemingen te halen.'

Ook het percentage vrouwen onder universitair hoofddocenten (UHD's), dé wervingspool voor hoogleraren is volgens Van den Brinks berekeningen hoog genoeg om meer vrouwelijke benoemingen mogelijk te maken, weer met uitzondering van de bèta's


3. Het wervingsbeleid is transparant, daar kan het niet aan liggen Op alle door Van den Brink onderzochte universiteiten is de afspraak dat in elke sollicitatiecommissie ten minste één vrouw moet zitten én dat er altijd openbaar geworven wordt. Beide afspraken hebben, dat is bekend, een gunstig effect op het benoemen van vrouwen.

Als commissies alleen uit mannen bestaan, is 7,5 procent van de geselecteerden vrouw; zitten er twee vrouwen in, dan is 24 procent van de geselecteerden vrouw. In de praktijk zat echter in 44 procent van de commissies géén vrouw en was in 64 procent sprake van gesloten werving: kandidaten werden gescout in het eigen netwerk.

Van den Brink: 'Universiteiten hebben hun beleid prima op papier staan. Maar dit wordt nauwelijks uitgevoerd en sollicitatiecommissies hoeven zelden rekenschap af te leggen. Nu is iemand aannemen een proces dat nooit helemaal te objectiveren is, daar pleit ik ook niet voor. Maar als universiteiten er niet op toezien dat afspraken worden nageleefd, is beleid niet meer dan een papieren tijger.'


4. Vrouwen hebben net zo veel kans als mannen om gepolst te worden voor een hoogleraarspositie 'Bij gesloten werving worden kandidaten gescout en uitgenodigd om te solliciteren: dit gebeurt dus bij twee op de drie benoemingen. Scouts zijn overwegend mannen in hoge posities die hun overwegend mannelijke netwerken inzetten om nieuw talent te werven.

Zij bepalen daarmee in een vroeg stadium wie wel of niet in aanmerking komt. En dan is het gunstig, blijkt uit mijn resultaten, als de kandidaat lijkt op de leden van de commissie. Mannen hebben eerder het vertrouwen in de mannelijke kandidaat. Die heeft vaak hetzelfde carrièrepad doorlopen en in dezelfde netwerken gezeten. Vrouwelijke kandidaten worden toch gezien als minder voorspelbaar.'

Maar als sollicitatiecommissies moeten laten zien dat er aan vrouwelijke kandidaten gedacht is - zoals in Canada de regel is - stijgt het aantal vrouwelijke benoemingen meteen.


5. Wetenschappelijke kwaliteit kan worden gemeten en is genderneutraal Van den Brink: 'Wetenschappelijke kwaliteit is vooral een perceptie. Het gaat om hoe je kunt samenwerken, hoe creatief je bent, hoe goed je strategische keuzes kunt maken, hoe je schrijft, netwerkt, leiding geeft...

Commissieleden zijn op zoek naar een excellente kandidaat, een schaap met vijf poten. Doorgaans heb je echter te maken met schapen met drie poten. En dan wordt van mannen eerder gezegd: 'wat er nog aan ontbreekt, leert-ie wel bij'. Terwijl vrouwen eerder het commentaar krijgen: 'er ontbreekt wat aan, dat is toch een risico'. Vrouwen worden als minder competent gezien, blijkt uit mijn onderzoek.'

Aanbeveling
Van den Brink vindt dat iedere man of vrouw die vaker bij hoogleraarbenoemingen betrokken is, zich van deze misverstanden bewust moet zijn of worden. Ze vindt dat zelfs belangrijker dan dat er écht altijd een vrouw in de sollicitatiecommissie zit en dat er wél open wordt geworven. 'Dat zijn ook bijdragen aan een oplossing, zonder meer. Maar je mist de kern van het probleem als de mensen die verantwoordelijk zijn voor het aantrekken van meer vrouwen zich niet bewust zijn van hun verkeerde veronderstellingen en blinde vlekken.'

Dinsdag 7 april promoveert Marieke van den Brink aan de Radboud Universiteit Nijmegen op haar proefschrift 'Behind the scenes of science. Gender practices in the recruitment and selection of professors in the Netherlands'. Promotores: prof. dr. Y. Benschop, prof. dr. W. Jansen. Dit onderzoek is begeleid vanuit het Institute for Management Research en het Institute for Gender Studies van de Radboud Universiteit Nijmegen. Het proefschrift is vanaf 7 april te bestellen bij de promovenda en kost 30 euro exclusief verzendkosten.

Voorafgaand aan de promotie van Van den Brink vindt een klein symposium plaats, met internationale gasten, waar genderproblematiek aan universiteiten wordt besproken en vergeleken. Titel symposium: Gender in academia: can the sky be the limit?

De illustraties bij dit artikel zijn gemaakt door Miesjel van Gerwen.


* Radboud Universiteit wil meer vrouwen in de top
* Symposium Gender in academia

Contact
Marieke van den Brink
(024) 361 11 74
mcl.vandenbrink@fm.ru.nl

Wetenschapsredactie
(024) 361 60 00
E-mail