European Union



| | | |

|RAAD VAN                 |                                       |NL         |
|DE EUROPESE UNIE         |                                       |           |
|16577/08 (Presse 354)                                                      |
|(OR. fr)                                                                   |
|PERSMEDEDELING                                                             |
|Betreft: 2910e zitting van de Raad                                         |
|PERSMEDEDELING                                                             |
|2910e zitting van de Raad                                                  |
|Concurrentievermogen (Interne Markt, Industrie en Onderzoek)               |
|Brussel, 1-2 december 2008                                                 |
|Voorzitter mevrouw Valérie PECRESSE                                        |
|minister van Hoger Onderwijs en Onderzoek van Frankrijk                    |
|de heer Hervé NOVELLI                                                      |
|staatssecretaris, belast met Handel, Ambachten, Midden- en Kleinbedrijf,   |
|Toerisme en Diensten van Frankrijk                                         |
|                                                                           |
|Voornaamste resultaten van de Raadszitting                                 |
|De Raad heeft een gedachtewisseling gehouden over de reactie op de huidige |
|economische crisis vanuit het oogpunt van het Europese                     |
|concurrentievermogen. De Raad heeft in dat verband conclusies aangenomen   |
|betreffende de instelling van een "Small Business Act" ten gunste van het  |
|Europese MKB.                                                              |
|De Raad heeft tevens conclusies aangenomen betreffende concurrentieclusters|
|in Europa.                                                                 |
|De Raad heeft op het gebied van onderzoek conclusies aangenomen            |
|betreffende:                                                               |
|de Europese onderzoeksruimte - visie 2020;                                 |
|de gemeenschappelijke programmering van onderzoek in Europa;               |
|internationale wetenschappelijke en technologische samenwerking;           |
|de strategie voor marien en maritiem onderzoek; en                         |
|de uitvoering van het ruimteprogramma betreffende wereldwijde monitoring   |
|voor milieu en veiligheid ("GMES").                                        |
|De Raad heeft zonder debat een richtlijn aangenomen die ertoe strekt de    |
|veiligheid van de communautaire spoorwegen te verbeteren.                  |
INHOUD1

DEELNEMERS 5

BESPROKEN PUNTEN

Reactie op de economische crisis 8

Midden- en kleinbedrijf: Een "Small Business Act" voor Europa - Conclusies van de Raad 9

Europese besloten vennootschap 10

Concurrentieclusters in Europa - Conclusies van de Raad 11

Intellectuele eigendom: verbetering van het octrooisysteem in Europa 12

Termijn voor naburige rechten voor geluidsopnamen en voor rechten van coauteurs 14

Kansspelen en weddenschappen: rechtskader in de lidstaten van de EU 15

Europese onderzoekSruimte - Visie 2020 - Conclusies van de Raad 16

GeZAMENlijke programmering op het gebied van onderzoek - Conclusies van de Raad 16

Internationale wetenschappelijke en technologische samenwerking - Conclusies van de Raad 16

Europese onderzoeksinfrastructuur 17

MARIEN EN MARITIEM ONDERZOEK - Conclusies van de Raad 18

LOOPBANEN EN MOBILITEIT VAN ONDERZOEKERS 19

ruimteprogramma inzake wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid, "GMES" - Conclusies van de Raad 20

DIVERSEN 21

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

ONDERZOEK

Competenties op nucleair gebied - Conclusies van de Raad 23

VISSERIJ

Tonijnvisserij in de Indische Oceaan 23

HANDELSPOLITIEK

Antidumping - Citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China 23

EXTERNE BETREKKINGEN

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie bij de Afrikaanse Unie 24

VERVOER

Veiligheid op de communautaire spoorwegen 24

Europees Spoorwegbureau 25

DEELNEMERS

De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:

België:
de heer Vincent VAN QUICKENBORNE minister voor Ondernemen en Vereenvoudigen mevrouw Patricia CEYSENS Vlaams minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel

Bulgarije:
mevrouw Nina RADEVA viceminister van Economie en Energie

Tsjechië:
de heer Alexandr VONDRA viceminister-president, belast met Europese zaken de heer Ond?ej LI?KA minister van Onderwijs, Jeugdzaken en Sport
de heer Martin TLAPA viceminister van Industrie en Handel
de heer Jakub DÜRR viceminister van Onderwijs, Jeugdzaken en Sport

Denemarken:
de heer Uffe Toudahl PEDERSEN staatssecretaris, ministerie van Wetenschap, Technologie en Ontwikkeling

Duitsland:
mevrouw Annette SCHAVAN minister van Onderwijs en Onderzoek de heer Bernd PFAFFENBACH staatssecretaris, ministerie van Economische Zaken en Technologie de heer Lutz DIWELL staatssecretaris, ministerie van Justitie

Estland:
de heer Ahti KUNINGAS onderstaatssecretaris, ministerie van Economische Zaken en Verkeer de heer Tõnis LUKAS minister van Onderwijs en Wetenschappen

Ierland:
mevrouw Mary COUGHLAN vice- eerste minister (Tánaiste) en minister van Ondernemingen, Handel en Werkgelegenheid

Griekenland:
de heer Stavros KALAFATIS staatssecretaris van Ontwikkeling de heer Philippos TSALIDIS secretaris-generaal van Onderzoek en Technologie

Spanje:
mevrouw Christina GARMENDIA MENDIZÁBAL minister van Wetenschap en Innovatie

Frankrijk:
mevrouw Valérie PÉCRESSE minister van Hoger Onderwijs en Onderzoek de heer Jean-Pierre JOUYET staatssecretaris, belast met Europese Zaken de heer Hervé NOVELLI staatssecretaris, belast met Handel, Ambachten, Midden- en Kleinbedrijf, Toerisme en Diensten

Italië:
de heer Andrea RONCHI minister zonder portefeuille, belast met Communautair Beleid de heer Giuseppe PIZZA staatssecretaris van Onderwijs, Universiteiten en Onderzoek

Cyprus:
de heer Efstathios HAMBOULLAS staatssecretaris, ministerie van Handel, Industrie en Toerisme

Letland:
de heer Kaspars GERHARDS minister van Economische Zaken de heer Mareks GRU?KEVICS staatssecretaris, ministerie van Onderwijs en Wetenschappen

Litouwen:
de heer Vytas NAVICKAS minister van Economische Zaken

Luxemburg:
de heer Jeannot KRECKÉ minister van Economische Zaken en Buitenlandse Handel, minister van Sport
de heer François BILTGEN minister van Arbeid en Werkgelegenheid, minister van Cultuur, Hoger Onderwijs en Onderzoek, minister van Eredienst

Hongarije:
de heer Károly MOLNÁR minister zonder portefeuille, belast met Wetenschapsbeleid, Onderzoek en Ontwikkeling de heer Zoltán MESTER staatssecretaris, ministerie van Nationale Ontwikkeling en Economische Zaken

Malta:
de heer Jason AZZOPARDI staatssecretaris voor Overheidsinkomsten en Staatsdomeinen, ministerie van Financiën, Economie en Investeringen

Nederland:
mevrouw Maria VAN DER HOEVEN minister van Economische Zaken

Oostenrijk:
de heer Martin BARTENSTEIN minister van Economie en Werk

Polen:
de heer Jerzy DUSZY?SKI viceminister van Wetenschappen en Hoger Onderwijs mevrouw Gra?yna HENCLEWSKA onderstaatssecretaris, ministerie van Economische Zaken de heer ?ukasz Antoni R?DZINIAK onderstaatssecretaris, ministerie van Justitie

Portugal:
de heer Manuel PINHO minister van Economie en Innovatie de heer José MARIANO GAGO minister van Wetenschappen, Technologie en Hoger Onderwijs de heer João Tiago SILVEIRA staatssecretaris van Justitie

Roemenië:
mevrouw Aurel CIOBANU-DORDEA staatssecretaris van Europese Zaken

Slovenië:
mevrouw Darja RADI? staatssecretaris, ministerie van Economische Zaken de heer Jozsef GYÖRKÖS staatssecretaris, ministerie van Hoger Onderwijs, Technologie en Sport

Slowakije:
de heer Ivan RYBARIK staatssecretaris, ministerie van Economische Zaken de heer Jozef HABÁNIK staatssecretaris, ministerie van Onderwijs

Finland:
de heer Mauri PEKKARINEN minister van Economische Zaken mevrouw Tarja CRONBERG minister van Arbeid

Zweden:
mevrouw Maud OLOFSSON minister van Ondernemingen en Energie, viceminister-president de heer Lars LEIJONBORG minister van Hoger Onderwijs en Onderzoek de heer Gunnar WIESLANDER staatssecretaris, ministerie van Handel

Verenigd Koninkrijk:
de heer Ian PEARSON minister van Handel, Bedrijfsleven en Hervorming van de regelgeving

Commissie:
de heer Günter VERHEUGEN vicevoorzitter de heer Janez POTO?NIK lid de heer Charlie McCREEVY lid mevrouw Meglena KUNEVA lid

BESPROKEN PUNTEN

Reactie op de economische crisis

De Raad heeft een gedachtewisseling gehouden over de reactie op de huidige economische crisis vanuit het oogpunt van het Europese concurrentievermogen.

De Raad oordeelde onder andere dat de verbetering van de randvoorwaarden voor de Europese ondernemingen, en in het bijzonder voor de KMO's, van wezenlijk belang is om de gevolgen van de crisis voor het concurrentievermogen aan te pakken en om het scheppen van werkgelegenheid te ondersteunen en te versterken.

Het debat werd voorafgegaan door een presentatie door de Commissie van haar mededeling in het kader van de Lissabonstrategie "Een Europees economisch herstelplan", die op 26 november 2008 is bekendgemaakt (16097/08). Het debat zal worden gevolgd door een bespreking in de Raad Economische en Financiële Zaken op 2 december.

Het door de Commissie voorgestelde Europees economisch herstelplan is geïnspireerd op het fundamentele beginsel van de solidariteit en de sociale gerechtigheid, en rust op twee belangrijke pijlers: de injectie van koopkracht in de economie om de vraag te bevorderen en het vertrouwen te verhogen, en het zodanig sturen van het optreden op korte termijn dat het concurrentievermogen van Europa op lange termijn wordt versterkt.

Er worden tien herstelmaatregelen voorgesteld teneinde de lidstaten van de EU te helpen bij het scheppen van de sociale en economische hefbomen die nodig zijn om het hoofd te bieden aan de nieuwe uitdagingen.

Midden- en kleinbedrijf: Een "Small Business Act" voor Europa - Conclusies van de Raad

De Raad heeft de conclusies over de mededeling "Denk eerst klein" - Een "Small Business Act" voor Europa" in document (14677/1/08) aangenomen.

Europese besloten vennootschap

De Raad heeft een bespreking gehouden van het voortgangsverslag (16400/1/08) over het voorstel voor een verordening betreffende het statuut van de Europese besloten vennootschap (SPE).

De verordening strekt ertoe een nieuwe communautaire vennootschapsvorm voor niet-beursgenoteerde vennootschappen te creëren, met het oog op de bevordering en de ontwikkeling van het concurrentievermogen van de Europese ondernemingen, met name de KMO's (die 99% van de ondernemingen in de EU uitmaken), zulks door de vestiging en de werking ervan op de interne markt te faciliteren en de kosten te drukken.

De bespreking door de ministers was toegespitst op de cruciale aspecten van het voorstel: het toepasselijke recht, het in aanmerking nemen van de grensoverschrijdende component, het maatschappelijk kapitaal, de wettigheidstoetsing, de zetel, de aansprakelijkheid van de bestuurders van de vennootschap en de werknemersmedezeggenschap.

De ontwerp-verordening (11252/08) is, na de presentatie ervan door de Commissie op 27 juni jongstleden, verscheidene keren in de voorbereidende instanties van de Raad besproken.

Het voorstel maakt deel uit van de reeks maatregelen in de " Small Business Act" voor Europa en voorziet in bepalingen betreffende de oprichting en werking van de SPE.

Voorgesteld wordt het maatschappelijk kapitaal en de rechten van de aandeelhouders te reglementeren. Het voorstel maakt het de vennootschap net als andere communautaire vennootschapsvormen mogelijk om de zetel over te brengen naar een andere lidstaat, en regelt in voorkomend geval de medezeggenschap van werknemers indien deze verworven rechten hebben. Een aantal punten zoals het arbeidsrecht, het fiscaal recht, de boekhouding en de regelingen in geval van insolventie blijven, naar gelang van het geval, onder het nationale recht of het toepasselijke communautaire recht vallen.

Concurrentieclusters in Europa - Conclusies van de Raad

Naar aanleiding van de mededeling van de Commissie met als titel "Naar clusters van wereldklasse in de Europese Unie: uitvoeren van de brede innovatiestrategie", heeft de Raad de conclusies in document (14679/08) aangenomen.

Intellectuele eigendom: verbetering van het octrooisysteem in Europa

De Raad heeft nota genomen van een voortgangsverslag van het voorzitterschap (16006/08) over de werkzaamheden met het oog op de instelling van een Gemeenschapsoctrooi en van een Octrooigerecht van de EU.

De Raad kwam overeen dat de werkzaamheden tijdens de volgende voorzitterschappen moeten worden voortgezet, teneinde passende oplossingen te vinden, en hij heeft dienovereenkomstige instructies aan de voorbereidende Raadsinstanties gegeven.

Wat betreft de geschillenbeslechtingsprocedure kon dankzij de besprekingen in de voorbereidende instanties de samenhang tussen de bepalingen van de verschillende rechtsinstrumenten worden verfijnd, zodat de Commissie te gelegener tijd onderhandelingsrichtsnoeren kan voorstellen voor een toekomstig ontwerp van internationaal akkoord houdende de instelling van een Octrooigerecht van de EU.

Verscheidene punten moeten evenwel nog grondig worden bekeken. Deze punten hebben met name betrekking op de samenstelling van de rechterlijke kamers, de talenregeling, de bevoegdheid met betrekking tot de geldigheid, de toetsing door het Hof van Justitie, de financiering van het rechtsstelsel en de overgangsbepalingen.

Wat betreft het Gemeenschapsoctrooi hebben de delegaties tijdens deze besprekingen hun bezwaren geuit, met name over het kostenaspect en de talenregeling.

De besprekingen tijdens het tweede halfjaar van 2008 hadden vooral betrekking op de jaarlijkse heffingen voor de instandhouding en de verdeelsleutel voor de daaruit voortvloeiende inkomsten. De besprekingen hebben een ruime mate van overeenstemming opgeleverd over doelstellingen als:


1) de bescherming van de innovaties van Europese ondernemingen vergemakkelijken;


2) het concurrentievermogen van de Europese ondernemingen, met name de MKB's, in de mondiale economie verbeteren;


3) de werking en de financiële leefbaarheid van het Europees Octrooibureau garanderen; en


4) ervoor zorgen dat de nationale octrooistelsels, het Europese en het communautaire octrooistelsel in harmonie naast elkaar bestaan.

Naar aanleiding van de conclusies van de Raad van december 2006 en van de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad van 2007, heeft de Commissie op 4 april 2007 een mededeling met als titel "Verbetering van het octrooisysteem in Europa" ingediend (8302/07).

Aan de hand van die mededeling hebben nationale deskundigen besproken hoe er één systeem van de EU voor de behandeling van octrooigeschillen kan worden opgezet, voor zowel de Europese octrooien als de toekomstige Gemeenschapsoctrooien.

De stand van zaken is beschreven in voortgangsverslagen die aan de Raad zijn voorgelegd in november 2007 (15162/07) en mei 2008 (9473/08).

Termijn voor naburige rechten voor geluidsopnamen en voor rechten van coauteurs

De Raad heeft nota genomen van een voortgangsverslag betreffende een voorstel voor een richtlijn tot wijziging van Richtlijn 2006/116/EG betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten. Hij heeft zijn voorbereidende instanties opgedragen de besprekingen voort te zetten teneinde oplossingen voor de onopgeloste vraagstukken te vinden.

Het verslag (16005/08) is opgesteld door het voorzitterschap op basis van de werkzaamheden die de deskundigen van de Raad hebben verricht sinds de indiening van de ontwerp-richtlijn door de Commissie in juli jongstleden (12217/08).

Het ontwerp strekt er vooral toe de beschermingstermijn voor naburige rechten ten gunste van uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen te verlengen. Het heeft tevens ten doel de sociale situatie van uitvoerende kunstenaars, en met name van sessiemuzikanten, te verbeteren, aangezien uitvoerende kunstenaars steeds vaker nog in leven zijn bij het verstrijken van de beschermingstermijn die thans op hun uitvoeringen van toepassing is.

Aangezien de geldende voorschriften geen specifieke regels bevatten voor door meerdere auteurs tot stand gebrachte muziekwerken met tekst, geeft het voorstel in overweging om een uniforme wijze van berekening in te voeren voor het bepalen van de aanvang van de beschermingstermijn voor dit soort muziekwerken. Dergelijke composities met tekst worden in de lidstaten hetzij aangemerkt als één werk van meerdere auteurs, met één beschermingstermijn die ingaat bij het overlijden van de langstlevende auteur, hetzij als afzonderlijke werken, met beschermingstermijnen die ingaan bij het overlijden van elk van de auteurs.

De harmonisatie van de beschermingstermijnen van het auteursrecht en de naburige rechten is tot stand gebracht door Richtlijn 93/98/EEG, die vervolgens werd gecodificeerd bij Richtlijn 2006/116/EG. De codificatie heeft geen substantiële veranderingen in de richtlijn teweeggebracht. In de voornoemde richtlijnen is de beschermingstermijn voor uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen vastgesteld op 50 jaar na publicatie of na mededeling aan het publiek van de vastlegging van de uitvoering, terwijl het nieuwe voorstel die termijn zou verlengen tot 95 jaar na de gebeurtenis die de termijn doet ingaan.

Aangezien het gaat om een wetgevingsvoorstel dat volgens de medebeslissingsprocedure wordt aangenomen, zal het Europees Parlement zich naar verwachting in de komende maand februari in eerste lezing over het voorstel uitspreken.

Kansspelen en weddenschappen: rechtskader in de lidstaten van de EU

De Raad heeft een gedachtewisseling gehouden over het juridisch kader en het beleid inzake kansspelen en weddenschappen in de lidstaten van de EU. (16022/08 + 16022 COR 1)

De bespreking had tot doel een beter inzicht te krijgen in het juridisch kader en het beleid van de lidstaten wat betreft de algemene organisatie van de sector, de grensoverschrijdende dimensie van kansspelen, en de doelstellingen en de instrumenten van het gevoerde beleid.

De bespreking is gevoerd op basis van een verslag van het voorzitterschap over de werkzaamheden tijdens het tweede halfjaar van 2008. Deze verkennende werkzaamheden zijn aangevat naar aanleiding van een initiatief van het voorzitterschap in juli, na een verzoek dat door verscheidene lidstaten gezamenlijk werd ingediend. De Raadsinstanties behandelen dit thema voor het eerst op een zodanig grondige manier.

Het verslag van het voorzitterschap, waarin wordt voorgesteld om gezamenlijke overwegingen nader uit te werken, behandelt de belangrijke aspecten die in het beleid inzake kansspelen aan bod komen: vrijwaring van de openbare orde, bestrijding van verslaving, bescherming van minderjarigen, bescherming van consumenten, instrumenten ter bestrijding van illegale kansspelen, en zelfs belastingaspecten.

Uit de stand van zaken blijkt dat de nationale modellen voor de organisatie en de regulering van kansspelen en weddenschappen zeer heterogeen zijn. De lidstaten hebben, vaak in samenhang met overwegingen van morele, culturele en sociale aard, uiteenlopende modellen ontwikkeld, met name wat betreft de toegelaten spelen en de mate van openstelling van de sector, de regulering ervan en de toepasselijke belastingregels.

Het verslag merkt op dat het beleid dat door verscheidene lidstaten wordt gevoerd, wordt beïnvloed door overwegingen met betrekking tot de openbare orde (bestrijding van witwasserij en georganiseerde criminaliteit), sociale overwegingen (bescherming van minderjarigen, bestrijding van verslaving) en overwegingen inzake consumentenbescherming (waarborgen van de betrouwbaarheid van de kansspelen en van de eerlijkheid van de exploitanten). De lidstaten gebruiken daarbij instrumenten zoals een verbod voor minderjarigen om aan kansspelen deel te nemen, beperkingen van het bedrag van de inzet of de winst, of regelingen voor toezicht op de transacties. Met betrekking tot de ontwikkeling van onlinekansspelen wordt opgemerkt dat een aantal lidstaten voor een verbod heeft gekozen, terwijl andere lidstaten een specifieke regelgeving hebben doorgevoerd.

Europese onderzoekSruimte - Visie 2020 - Conclusies van de Raad

Na een gedachtewisseling over het op gang brengen van "het proces van Ljubljana: naar een volledige verwezenlijking van de Europese Onderzoeksruimte" heeft de Raad de conclusies in document 16767/08 aangenomen.

GeZAMENlijke programmering op het gebied van onderzoek - Conclusies van de Raad

Na een debat over de randvoorwaarden voor de ontwikkeling van een gezamenlijke programmering op het gebied van onderzoek om het hoofd te kunnen bieden aan de grote maatschappelijke uitdagingen waarvoor Europa zich geplaatst ziet, en over de te hanteren criteria voor het bepalen van de thema's voor gezamenlijke programmering, heeft de Raad de conclusies in document 16775/08 aangenomen.

Internationale wetenschappelijke en technologische samenwerking - Conclusies van de Raad

Als integrerend onderdeel van de externe dimensie van visie 2020 voor de Europese Onderzoeksruimte heeft de Raad conclusies betreffende een Europees partnerschap voor de internationale wetenschappelijke en technologische samenwerking aangenomen.

De conclusies staan in document 16763/08.

Europese onderzoeksinfrastructuur

De Raad heeft een gedachtewisseling gehouden over een ontwerp-verordening, die ertoe strekt een communautair rechtskader tot stand te brengen dat van toepassing is op een Europese onderzoeksinfrastructuur (EOI). Hij heeft besloten tijdens het volgende voorzitterschap op dit ontwerp terug te komen.

De gedachtewisseling had voornamelijk betrekking op de juridische status die de EOI dient te hebben, en over de mogelijkheid om regelingen inzake belastingvrijstelling toe te passen.

De ontwerp-verordening beoogt een rechtskader te bieden om de gemeenschappelijke oprichting en het gemeenschappelijke gebruik van onderzoeksfaciliteiten van Europees belang door meerdere lidstaten en geassocieerde landen te vergemakkelijken. Doel is over een eenvormige procedure te beschikken, in plaats van over het huidige systeem dat berust op afzonderlijke besluiten voor elk van de onderzoeksinfrastructuren. Dit past in het kader van de uitvoering van de gemeenschappelijke Europese Onderzoeksruimte.

De Raad heeft tijdens de zitting van 30 mei jongstleden gewezen op de noodzaak om op Europees niveau onderzoeksinfrastructuur te ontwikkelen op basis van met name een doeltreffende coördinatie en een geschikt rechtskader.

De Commissie heeft het verordeningsvoorstel op 25 juli 2008 ingediend (12259/08).

Tijdens hun werklunch hebben de ministers een debat gevoerd over de grote onderzoeksinfrastructuren, en meer bepaald over de uitvoering van de ESFRI- lijst (Europees Strategieforum voor onderzoeksinfrastructuren), waarbij zij de meerwaarde van de werkgroep op dit gebied hebben onderkend.

MARIEN EN MARITIEM ONDERZOEK - Conclusies van de Raad

Als resultaat van de besprekingen over de mededeling van de Commissie "Een Europese strategie voor marien en maritiem onderzoek" (12699/08), die maatregelen bevat om een geïntegreerde aanpak van marien en maritiem onderzoek tot stand te brengen, en die een belangrijk element vormt voor de ontwikkeling van de Europese Onderzoeksruimte, heeft de Raad de conclusies in document 16761/08 aangenomen.

LOOPBANEN EN MOBILITEIT VAN ONDERZOEKERS

De ministers van Onderzoek hebben de optimale politieke maatregelen overlopen waarmee de loopbanen en de mobiliteit van onderzoekers in Europa kunnen worden bevorderd.

In dat verband heeft de Raad nota genomen van de stand van de besprekingen die zijn gevoerd na de aanneming van de conclusies van 26 september 2008 betreffende een Europees partnerschap voor onderzoekers: betere loopbanen en meer mobiliteit (12854/08).

De Portugese en de Luxemburgse minister bevoegd voor onderzoek, de heren Cago en Biltgen, hebben een voortgangsverslag gepresenteerd over de werkzaamheden die zijn verricht om prioritaire initiatieven vast te stellen voor een snelle en concrete uitvoering van de gemeenschappelijke doelstellingen van het Europees partnerschap, en over de bespreking van wat het statuut van Europees onderzoeker zou kunnen inhouden.

Bovendien heeft de Raad nota genomen van de resultaten van de conferentie getiteld "Jonge onderzoekers in Europa", die op 20 en 21 november 2008 in Rennes (Frankrijk) is gehouden.

Voortbouwend op de mededeling van de Commissie van 23 mei 2008 (10059/08) had de Raad besloten om onder meer te benadrukken dat er sneller vorderingen moeten worden gemaakt en dat er meer initiatieven moeten worden ontplooid om de Europese ruimte voor hoger onderwijs, onderzoek en wetenschappelijke loopbanen aantrekkelijker te maken, alsook dat ernaar moet worden gestreefd de banden tussen de betrokken gebieden aan te halen door de Lissabonstrategie te coördineren met het Bolognaproces voor wat betreft het doctoraat en de modernisering van het hoger onderwijs.

De Europese Raad heeft in maart 2008 het startsein gegeven voor een nieuwe cyclus van de hernieuwde Lissabonstrategie voor groei en werkgelegenheid (2008-2010), en heeft in dat verband de lidstaten en de EU in haar geheel opgeroepen de belemmeringen voor het vrije verkeer van kennis weg te nemen, onder meer door middel van het meer openstellen en concurrerend maken van de arbeidsmarkt voor Europese onderzoekers met behulp van betere loopbaanstructuren, transparantie en gezinsvriendelijkheid.

ruimteprogramma inzake wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid, "GMES" - Conclusies van de Raad

De Raad heeft de conclusies over de uitvoering van het ruimteprogramma inzake wereldwijde monitoring voor milieu en veiligheid, "GMES" (Global monitoring for environment and security), in document 16267/08 aangenomen.

DIVERSEN


1. Voorstel voor een richtlijn betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten op defensie- en veiligheidsgebied en voorstel voor een richtlijn betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap

Het voorzitterschap heeft informatie verstrekt over de stand van de lopende werkzaamheden en over het feit dat de instanties van het Europees Parlement en de Raad hun gezamenlijke inspanningen met betrekking tot deze twee dossiers hebben opgevoerd teneinde in het kader van de medebeslissingsprocedure tot een akkoord in eerste lezing te komen.


1. Ontwerp voor de herschikking van de wetgeving betreffende cosmetische producten

Het voorzitterschap heeft een stand van zaken opgemaakt van de werkzaamheden rond deze ontwerp-verordening, die ertoe strekt de veiligheidsprocedures te harmoniseren en de aansprakelijkheid van de economische operatoren en het toezicht op de markt te versterken.


1. Ontwerp tot herziening van de richtlijn inzake de veiligheid van speelgoed

Het voorzitterschap heeft informatie verstrekt over de vorderingen bij de ontwerp-richtlijn ter verbetering van de veiligheid van speelgoed, teneinde zo snel mogelijk tot een akkoord in eerste lezing met het Europees Parlement te komen.


1. Herziening van het acquis inzake consumentenbescherming

De Commissie heeft een voorstel voor een richtlijn betreffende consumentenrechten ingediend (14183/08), alsmede een document betreffende een betere tenuitvoerlegging van de consumentenrechten door middel van administratieve samenwerking, en het Groenboek inzake collectieve acties op het gebied van consumptie dat op 27 november jongstleden is aangenomen.


1. Initiatief "Beter wetgeven"

Verzoek van de Nederlandse delegatie (16370/08)


1. Grondstoffeninitiatief

Presentatie door de Commissie van de mededeling "Het grondstoffeninitiatief
- voorzien in onze kritieke behoeften aan groei en werkgelegenheid in Europa", die op 5 november jongstleden bij de Raad is ingediend (16053/08).


1. Online oprichting van vennootschappen

Informatie van de Estse en de Portugese delegatie (15660/08)


1. Conferentie over clusters in Budapest op 26-27 januari 2009

Informatie van de Hongaarse delegatie


1. Banen in de toeristische sector

Verzoek van de Griekse delegatie


1. Prioriteiten van het komende voorzitterschap van de EU

De Tsjechische delegatie heeft een overzicht gegeven van de prioriteiten op het gebied van concurrentievermogen van het Tsjechische voorzitterschap, dat op 1 januari 2009 een aanvang neemt.


- Ontwikkeling van het kernfusieproject ITER

De Raad heeft de geluisterd naar een voortgangsverslag over het reactorproject ITER, en heeft de Commissie aangespoord om de besprekingen met de andere partners (China, India, Japan, de Republiek Korea, Rusland, de Verenigde Staten) voort te zetten, teneinde de wetenschappelijke ambities in verband met het project te verzoenen met de beheersing van de kosten ervan.


- SET-plan (Europees strategisch plan voor energietechnologie)

De Raad heeft geluisterd naar een voortgangsverslag van de Commissie over het SET-plan in de context van de Europese onderzoeksruimte op het gebied van energie.


- Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT)

De voorzitter van de raad van bestuur van het EIT heeft een overzicht gegeven van de vorderingen die sedert de oprichting ervan op 15 september jongstleden zijn gemaakt, en van de vooruitzichten en het tijdschema voor de komende werkzaamheden.

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

ONDERZOEK

Competenties op nucleair gebied - Conclusies van de Raad

De Raad heeft de conclusies aangenomen in document (15406/08).

VISSERIJ

Tonijnvisserij in de Indische Oceaan

De Raad heeft een verordening aangenomen houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 40/2008 met betrekking tot in de Commissie voor de tonijnvisserij in de Indische Oceaan vastgestelde beheersmaatregelen (15701/08).

De nieuwe verordening stelt het aantal communautaire vaartuigen vast dat op tropische tonijn, zwaardvis en witte tonijn mag vissen, alsmede de overeenkomstige capaciteit in bruto tonnenmaat en de opsplitsing per betrokken lidstaat.

In Verordening (EG) nr. 40/2008 worden voor 2008 de vangstmogelijkheden en de daarmee samenhangende voorwaarden vastgesteld voor bepaalde visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Gemeenschap en, voor vaartuigen van de Gemeenschap, in andere wateren met vangstbeperkingen van toepassing zijn.

HANDELSPOLITIEK

Antidumping - Citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China

De Raad heeft een verordening aangenomen tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van de voorlopige antidumpingrechten op de invoer van citroenzuur van oorsprong uit de Volksrepubliek China (15329/08).

EXTERNE BETREKKINGEN

Speciale vertegenwoordiger van de Europese Unie bij de Afrikaanse Unie

De Raad heeft een gemeenschappelijk optreden vastgesteld tot verlenging van het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de EU (SVEU) bij de Afrikaanse Unie met 14 maanden, tot en met 28 februari 2010 (15372/08).

De Raad heeft op 6 december 2007 Gemeenschappelijk Optreden 2007/805/GBVB aangenomen (PB 323 van 8.12.2007, blz. 45), houdende benoeming van de heer Koen VERVAEKE tot SVEU bij de Afrikaanse Unie.

De Afrikaanse Unie is de afgelopen jaren een strategische hoofdrolspeler op het continent en een voorname internationale partner van de EU geworden. De Europese Raad heeft in december 2006 aangegeven dat de versterking van de aanwezigheid van de EU bij de Afrikaanse Unie in Addis-Abeba een concrete maatregel was om het strategische partnerschap van de EU met Afrika te consolideren.

Het mandaat van de SVEU is gebaseerd op de brede beleidsdoelstellingen van de EU ter ondersteuning van de Afrikaanse inspanningen om een vreedzame, democratische en welvarende toekomst op te bouwen, zoals beschreven in de EU-Afrika-strategie.

VERVOER

Veiligheid op de communautaire spoorwegen

De Raad heeft een richtlijn aangenomen inzake de veiligheid op de communautaire spoorwegen, en heeft daarbij de amendementen van het Europees Parlement in tweede lezing aanvaard (3668/08, 3668/08 COR 1, 3668/08 COR 3).

Deze richtlijn tot wijziging van de bestaande Richtlijn 2004/49/EG maakt deel uit van een pakket van voorstellen van de Commissie dat verder bestaat uit een ontwerp-richtlijn betreffende de interoperabiliteit en een ontwerp-verordening over het Europees Spoorwegbureau (zie hierna). Deze voorstellen zijn bedoeld om tot meer wederzijdse aanvaarding van spoorvoertuigen in de EU en aldus tot een betere werking van de interne markt te komen. De Commissie heeft deze voorstellen in december 2006 aangenomen.

De grotere wederzijdse aanvaarding zal worden bewerkstelligd door op de nationale vergunningsprocedures systematischer het beginsel van de wederzijdse erkenning toe te passen en bepaalde voorschriften te harmoniseren. Hierdoor zullen de spoorwegen in Europa onder betere voorwaarden kunnen concurreren.

De richtlijn omschrijft de rol en de taken van de bij het spoorwegbedrijf betrokken spelers (spoorwegondernemingen, infrastructuurbeheerders, houders van voertuigen en met onderhoud belaste entiteiten), met name wat het onderhoud van spoorvoertuigen betreft.

De richtlijn zet een systeem van onderhoudscertificering op. Het afgegeven certificaat zal in de gehele Gemeenschap geldig zijn en zal garanderen dat de gecertificeerde entiteit voldoet aan de onderhoudsvoorschriften van de richtlijn voor elk voertuig dat zij onder haar hoede heeft.

Aangezien Malta en Cyprus geen spoorwegnet hebben, stelt de richtlijn deze landen vrij van omzetting en uitvoering van deze richtlijn zolang zij geen spoorwegnet op hun grondgebied hebben.

De lidstaten beschikken over een termijn van twee jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn (de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie) om aan de bepalingen te voldoen.

Europees Spoorwegbureau

De Raad heeft een verordening aangenomen tot wijziging van de verordening tot oprichting van een Europees Spoorwegbureau, en heeft daarbij de amendementen van het Europees Parlement in tweede lezing aanvaard (3669/3/08 REV 3, 3669/08 COR 1).

Hoofddoel van deze verordening is het wetgevingskader voor het Europees Spoorwegbureau aan te passen aan de nieuwe taken die voortvloeien uit wijzigingen van de richtlijn spoorwegveiligheid (zie hierboven) en de richtlijn spoorweginteroperabiliteit.

Een belangrijke nieuwe taak van het Bureau behelst dat de per lidstaat toepasselijke technische en veiligheidsvoorschriften in groepen worden ingedeeld en in één referentiedocument worden opgenomen. Op die manier kan geleidelijk worden vastgesteld welke nationale voorschriften als gelijkwaardig moeten worden beschouwd en derhalve niet als grond voor aanvullende controles kunnen worden gebruikt. Daardoor zal het Spoorwegbureau er in aanzienlijke mate toe kunnen bijdragen dat de lidstaten elkaars spoorvoertuigen aanvaarden.

De Raad heeft een aantal wijzigingen in het Commissievoorstel aangebracht om ervoor te zorgen dat de technische expertise van het Spoorwegbureau beter wordt benut. Zie voor uitvoeriger informatie persmededeling 15891/07, blz. 47.


---

Grondslag: artikel 308 van het VEG.
PB L 19 van 23.1.2008, blz. 1.
Zie doc. 11499/08.
De richtlijn betreffende de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem in de Gemeenschap is aangenomen op 14 mei 2008 (zie persmededeling in doc. 8850/08, blz. 35).
Zie doc. 11500/08.