RvS stelt vragen aan Hof van Justitie over coffeeshop Maastricht

08/04/2009 10:15

Raad Van State

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een hogerberoepszaak over coffeeshop "Easy Going" uit Maastricht vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie in Luxemburg. De zaak gaat over de sluiting door de burgemeester van Maastricht van de coffeeshop aan de Hoenderstraat in die gemeente. De burgemeester heeft de coffeeshop in juli 2006 voor de duur van drie maanden gesloten, omdat Easy Going volgens hem in strijd met de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) mensen die niet in Nederland wonen (zogenoemde niet-ingezetenen) heeft toegelaten. De Raad van State wil uitleg van het Hof in Luxemburg over de bepalingen in het EG-Verdrag waarin beperkingen op het vrij verkeer van goederen en diensten zijn verboden indien daarvoor geen rechtvaardiging kan worden aangevoerd. Ook wil de Raad van State van het Europese Hof weten of het discriminatieverbod uit het EG-verdrag in dit geval van toepassing is.

De APV van Maastricht verbiedt de toelating van mensen die niet in Nederland wonen in bepaalde soorten horeca binnen de gemeente. De burgemeester heeft daartoe de coffeeshops aangewezen. Dit zogenoemde 'ingezetenencriterium' is volgens de burgemeester een geschikt en passend middel om een eind te maken aan de overlast die wordt veroorzaakt door het grote aantal coffeeshoptoeristen. In de APV staat verder dat de burgemeester deze soorten horeca voor een bepaalde periode kan sluiten als de exploitant zich niet aan dat verbod houdt. Omdat de burgemeester twee maal heeft geconstateerd dat coffeeshop Easy Going niet-ingezetenen heeft toegelaten is hij in 2006 tot tijdelijke sluiting overgegaan. De exploitant heeft dit besluit vervolgens aangevochten. De rechtbank Maastricht heeft hem eerder op nationaalrechtelijke gronden in het gelijk gesteld, maar zijn Europeesrechtelijke argumentatie verworpen. Tegen de uitspraak van de rechtbank zijn beide partijen bij de Afdeling bestuursrechtspraak in hoger beroep gegaan.

De kernvraag van de Raad van State aan het Europese Hof is of de bepalingen in het EG-Verdrag over het vrij verkeer van goederen en diensten en het discriminatieverbod van toepassing zijn op het ingezetenencriterium uit de APV. Verder wil de Raad van State van het Hof in Luxemburg weten of het ingezetenencriterium een geschikt en proportioneel middel is om drugstoerisme en de daarmee gepaard gaande overlast terug te dringen. De behandeling van de hogerberoepszaak bij de Raad van State wordt geschorst, in afwachting van de antwoorden van het Europese Hof. Dit duurt naar verwachting ongeveer 17 maanden. Daarna zal de Raad van State de behandeling voortzetten en een definitieve uitspraak doen in deze zaak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State kan zogenoemde prejudiciële vragen stellen aan het Hof in Luxemburg over de uitleg van bepalingen uit het EG-Verdrag.