Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport


4. Uitvoering moties 30597, nrs. 53, 54, 55, 57 en 59

Uitvoering moties 30597, nrs. 53, 54, 55, 57 en 59

Kamerstuk, 8 april 2009

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

DLZ/CB-U-2924577

8 april 2009

Geachte voorzitter,

Tijdens het VAO modernisering AWBZ van 19 maart jl. heeft uw Kamer vijf moties aangenomen. In reactie op uw brief van 2 april jl. wil ik u in deze brief informeren over de wijze waarop ik aan deze moties uitvoering wil geven.

Ik heb u tijdens het AO over de modernisering van de AWBZ op 5 maart jl. toegezegd voor de zomer een brief te sturen met mijn visie op een toekomst¬bestendig persoonsgebonden budget (pgb) en de aanpak die ik voorsta om daar te komen. Deze brief bevat dan tevens mijn reactie op het rapport "Persoonsgebonden Zorg Verantwoord" van de FIOD/ECD en op het onderzoek naar de kwaliteit van pgb-bemiddelingsbureaus dat het CVZ heeft laten uitvoeren. Deze beide onderzoeksrapporten zijn reeds in uw bezit. De vier moties die u tijdens het VAO heeft aangenomen over het persoonsgebonden budget beschouw ik als een ondersteuning van mijn beleid om te komen tot een dergelijk solide, toekomstbestendig pgb. De uitvoering van deze moties neem ik dan ook in dat kader ter hand.

Globaal kan ik u reeds het volgende melden.
Over de motie Van Miltenburg (TK 2008-2009, 30597, nr. 53), die de regering verzoekt de zorgkantoren bij iedere nieuwe budgethouder na te gaan of hij bewust een pgb aanvraagt en de herkomst van de indicatie te controleren, ben ik in overleg met ZN. In dit overleg is aan de orde of en hoe, met relatief beperkte administratieve lasten en wel eenduidig, dit te regelen is. In het toegezegde plan van aanpak toekomstig besteding pgb zal ik u informeren over de uitkomsten van dit overleg.
Over de motie Wolbert (TK 2008-2009, 30597, nr. 54) die verzoekt een keurmerk te ontwikkelen voor commerciële zorgaanbieders die voor een pgb zorg verlenen, zijn we momenteel in overleg met diverse partijen om te bezien hoe dit vorm kan krijgen. Daarbij zoek ik aansluiting bij reeds lopende initiatieven zoals een keurmerk voor zelfstandigen zonder personeel (zzp'ers).

Mijn ambitie is halverwege dit jaar, rond juli, nadat een aantal onduidelijkheden is uitgezocht, in de pgb-regeling te verankeren, dat het pgb nog uitsluitend op rekening van de budgethouder kan worden overgemaakt, zoals de motie Wolbert / De Vries (TK 2008-2009, 30597, nr. 55) verzoekt. Met de wetswijziging van de Wmo, die ik recent in uw kamer heb besproken, wordt dit voor het pgb in de Wmo al geregeld. Ik kies hiermee voor een eenduidige lijn ten aanzien van de geldstroom naar de cliënt waar het om een pgb gaat.
Zoals ik u in mijn brief van 7 januari jl. heb gemeld (TK 2008-2009, 30597, nr. 46), heb ik subsidie verstrekt aan Per Saldo en Stichting de Ombudsman om een keurmerk voor pgb-bemiddelingsbureaus te ontwikkelen. De uitvoering van de motie De Vries/Wolbert (TK 2008-2009, 30597, nr. 57) die verzoekt te regelen dat bemiddelingsbureaus niet meer een veelheid aan taken kunnen uitvoeren, bezie ik in relatie tot dit te ontwikkelen keurmerk.

Ik deel de strekking van de motie van het lid Jan de Vries c.s. (TK 2008-2009, 30597, nr. 59) waarin mij wordt verzocht om per direct iedere verplichting tot registratie in minuten te schrappen en daarvan de zorgaanbieders onverwijld in kennis te stellen teneinde de administratieve belasting zo laag mogelijk te houden. Tegelijkertijd wil ik wel zorgvuldig bezien hoe dit verstandig uitgevoerd kan worden. Op dit moment ben ik in overleg met de partijen die betrokken zijn bij de uitvoering van de registratie van de eigen bijdrage voor zorg zonder verblijf (CAK, NZa, ZN, ActiZ, CVZ en clientenorganisaties) om in kaart te brengen welke juridische en uitvoeringstechnische consequenties voortvloeien uit de door de kamer voorgestelde wijzigingen. Ik heb tijdens het VAO van 19 maart 2009 benadrukt dat ik het standpunt van de cliëntenorganisaties hierin nadrukkelijk wil betrekken. Ik zal u binnenkort per brief informeren over de uitkomsten van dit overleg.

Hoogachtend,

de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

mw. dr. J. Bussemaker