Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Beantwoording Kamervragen bomenkap Drents Friese Wold


14 april 2009 - kamerstuk

Kamerbrief met antwoorden op Kamervragen waarin de minister meldt dat slechts een paar procent van de oppervlakte bos wordt omgevormd naar andere natuurwaarden. Het bosbeheer richt zich op bosverjonging.

Geachte Voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de leden Schreijer-Pierik en Jager (beiden CDA) van 5 maart 2009 over de bomenkap op het Aekingerzand in het Drents Friese Wold.

1
Heeft u kennisgenomen van het krantenbericht "Protest tegen bomenkap" (Meppeler Courant, 16 februari 2009) met betrekking tot de grootschalige bomenkap op het Aekingerzand in het Drents Friese Wold, een gebied dat in het kader van Natura 2000 (nog niet definitief) is aangewezen als Speciale beschermingszone (SBZ)? Is het waar dat hier grootschalige bomenkap plaatsvindt door met name Staatsbosbeheer, zónder benodigde vergunningen, zonder passende beoordeling, zonder plan-MER, zonder inventarisatie, zonder toestemming van de Europese Commissie, en zonder te voldoen aan de "herplantplicht", en dat in strijd wordt gehandeld met artikel 16 van de Habitatrichtlijn? Ik ken de recente krantenberichten over bomenkap in het Drents Friese Wold. Het Drents Friese Wold is zowel Nationaal Park als Natura 2000-gebied. Binnen het gebied wordt slechts een paar procent van de oppervlakte bos omgevormd naar andere natuurwaarden. Het bosbeheer richt zich daarnaast op natuurlijke bosverjonging. De bomenkap die nu plaatsvindt, past binnen het opgestelde Beheer- en Inrichtingsplan (BIP) zoals dat is vastgesteld door het overlegorgaan van het Nationaal Park en door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is goedgekeurd. De bomenkap draagt daarnaast in belangrijke mate bij aan het realiseren van de Natura 2000-doelstelling voor het gebied, die er onder andere op gericht is om betere kansen te bieden voor zandverstuivingen. Toestemming van de Europese Commissie is niet nodig aangezien de maatregelen passen binnen de instandhoudingsdoelstellingen waarvoor het gebied is aangewezen als Natura 2000-gebied. Verder geldt dat de bomenkap geheel in overeenstemming is met het door mij vastgestelde beleid.

De uitvoering vindt plaats met inachtneming van de wettelijke bepalingen in de Flora- en faunawet. Er is uiteraard geen sprake van afwijken van het streven de populaties van de beschermde soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te brengen. Derhalve is er geen sprake van strijdigheid met artikel 16 van de Habitatrichtlijn.
Staatsbosbeheer is op grond van artikel 6, tweede lid, van de Boswet een ontheffing verleend van de meld- en herplantplicht van artikel 2 en 3 van de Boswet, onder voorwaarde dat Staatsbosbeheer jaarlijks aan Dienst Regelingen van mijn ministerie een overzicht verstrekt van de houtopstanden die tijdens het daar aan voorafgaande kalenderjaar zijn geveld. Bovendien is de ontheffing alleen van toepassing voor zover de velling van houtopstand plaatsvindt op een terrein dat Staatsbosbeheer in eigendom heeft. De ontheffing voor de herplantplicht is bedoeld voor gevallen waarbij velling plaatsvindt met het oog op natuurlijke bosverjonging of ten behoeve van de realisatie van een ander natuur(sub)doeltype dan bos op basis van een regionaal beheersschema, beheersvisie of beheersplan.
Het is aan het bevoegd gezag, in dit geval de provincie Drenthe in overeenstemming met de provincie Friesland, om te bepalen of hier een passende beoordeling als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk is geweest. De provincie Drenthe bericht mij dat op basis van vooroverleg is gebleken dat een passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 niet aan de orde was.
Een Plan-MER is in dit geval niet aan de orde omdat het Beheer- en inrichtingplan (BIP) is opgesteld voordat er sprake was van de verplichting voor het opstellen van een Plan-MER of strategische MER.
Binnen het gebied wordt regelmatig geïnventariseerd en vindt jaarlijks monitoring van doelsoorten plaats. Er bestaat dan ook een precies beeld van de waarde van het Drents- Friese Wold en de daar aanwezige biodiversiteit.
Ik verwijs u tevens naar mijn brief aan Stichting De Woudreus waarvan ik 13 maart 2009 een afschrift aan de Tweede Kamer heb gestuurd, Kamerstuk 2009D11958.
2
Is bij u het toenemende aantal berichten 2) bekend over het feit dat ook op diverse andere plaatsen in Nederland soms grote stukken bos worden omgevormd, bijvoorbeeld tot vlindercorridor, zandverstuiving, heideterrein, hagedispassage en ecologische verbindingszone?
Ja.

3
Welk afwegingskader, zowel juridisch (Boswet, RO, VHR) als beleidinhoudelijk (instandhouding bosareaal, CO2, biodiversiteit, houtproductie, landschap, recreatie) wordt door wie (eigenaar, bevoegd gezag, handhaver, beleidmaker, Rijk, provincie) gehanteerd als het erom gaat of bos kan worden omgevormd tot een ander terreintype? Wat is de rol van het Rijk, de provincie of de gemeente in de keten van voornemen, planning en uitvoering? Op welke wijze kunnen burgers op dergelijke besluitvormingsprocessen invloed uitoefenen? Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad

14 april 2009 DN. 2009/731 3
Voor de omvorming van bos naar andere natuur in het gebied het Aekingerzand in het Drents Friese Wold is een aantal zaken van belang. Om te beginnen moet de omvorming passen binnen de instandhoudingsdoelstellingen die zijn geformuleerd in het ontwerpaanwijzingsbesluit waarin het gebied (gedeeltelijk) zal worden aangewezen als Natura 2000-gebied. Voor zover het gebied binnen het aan te wijzen Natura 2000-gebied ligt, zijn deze instandhoudingsdoelen het uitgangspunt bij de vraag of omvorming mogelijk is. In het beheerplan zullen de instandhoudingsdoelen verder worden uitgewerkt in omvang, ruimte en tijd. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunnen belanghebbenden hun zienswijzen indienen tegen het ontwerpbeheerplan. Overigens is het voor het definitief vaststellen van het beheerplan wel mogelijk om al maatregelen te nemen om de doelen in het ontwerpaanwijzingsbesluit te realiseren. De doelen voor het onderhavige gebied zijn onder andere stuifzandheiden met struikhei (H2310), binnenlandse kraaiheibegroeiingen (H2320), zandverstuivingen (H2330), jeneverbesstruwelen (H5130) en soortenrijke heischrale graslanden op arme bodems (H6230). Ook een aantal bedreigde planten- en diersoorten zal hier baat bij hebben. Na de omvorming zullen de plekken, waar bomen geveld zijn, bijdragen aan het bereiken van de instandhoudingsdoelen voor Natura 2000.
Daarnaast is van belang dat het gebied is aangewezen als Nationaal Park, wat betekent dat er een Beheer- en inrichtingplan (BIP) is opgesteld voor het gebied. De totstandkoming van het BIP is een zorgvuldig proces waarbij alle maatschappelijke partners betrokken zijn. Het beheerplan van Staatsbosbeheer sluit hierop aan. Er wordt een beperkt areaal bos omgevormd naar zogenaamde korte vegetaties: stuifzand, vennen, natte en droge heide. Het bosbeheer richt zich daarnaast op natuurlijke bosverjonging.
4
Wat is het resultaat van de besluitvorming in de afgelopen 15 jaar geweest in termen van ontboste oppervlakte en aantallen objecten, en wat is daarvan gecompenseerd met nieuwe bosaanleg elders (hoeveel objecten, welke oppervlakte)? Voor beantwoording van deze vraag en de volgende vraag zal ik ingaan op situatie zoals die bekend is voor het door Staatsbosbeheer beheerde areaal. Sinds de verzelfstandiging van Staatsbosbeheer en de aan Staatsbosbeheer verleende ontheffing van de herplantplicht in de Boswet in 1998 heeft Staatsbosbeheer 2220 hectare bos omgevormd. De aantallen objecten en compensatie wordt niet permanent geregistreerd. Over het geheel genomen is, gedurende de verzelfstandigde periode, het totale areaal aan doeltype bos licht gestegen van circa 90.000 hectare in 1999 naar circa 93.000 hectare in 2008.

5
Welke oppervlakte bosomvorming staat er voor de komende vijf jaar gepland voor realisatie en welk aandeel daarvan zal worden gecompenseerd met nieuwe aanleg? Binnen het door Staatsbosbeheer beheerde areaal staat omvorming van circa 807 hectare bos gepland. Tevens zijn er plannen voor de aanleg van ongeveer 1150 hectare nieuw bos. Voor omvormingen naar een ander natuur(sub)doeltype is Staatsbosbeheer, conform de ontheffing van de Boswet, niet gehouden aan compensatie daarvan.


6
Hoeveel capaciteit heeft de VWA (voorheen AID) beschikbaar om een adequate handhaving van de Boswet bij het Rijk te garanderen? En welke handhavingscapaciteit wordt op provinciaal niveau ingezet voor bosbezitters anders dan het Rijk? Welke rapportages zijn hierover beschikbaar?
In mijn brief van 1 juli 2008 (TRCJZ/2008/1815) heb ik u geïnformeerd over de uitkomsten van programmatisch handhaven natuurwetgeving. Uit risicoanalyses blijkt dat de kans dat de Boswet overtreden wordt laag is.
Daarom wordt in de handhaving minder prioriteit gegeven aan de Boswet. De AID is nog steeds belast met de handhavingtaken voor de Boswet (toezien op naleving van de bepalingen in de Boswet betreffende melding, herplanten en kapverbod) op rijksgronden. De AID inspecteert incidenteel op basis van meldingen. De provincies hebben handhavingtaken voor de Boswet op niet-rijksgronden. De handhavingcapaciteit en -instrumenten die hiervoor worden ingezet, worden door de provincies zelf bepaald en zijn afgestemd op de provinciale situatie. De handhavingcapaciteit verschilt per provincie. Er bestaan geen aparte AID-rapportages over de Boswet. Van provinciale rapportages over de Boswet ben ik niet op de hoogte.

7
Op welke wijze wordt instandhouding van de bosoppervlakte bij het Rijk gewaarborgd door in het bijzonder het verzelfstandigde Staatsbosbeheer, die immers ontheffing van de herplantplicht heeft en bossen mag omvormen met het oog op de realisatie van een ander natuur(sub)doeltype dan bos? Welke rapportages zijn daarover beschikbaar? Omvormingen van bos naar andere natuurtypen bij Staatsbosbeheer vindt plaats op basis van provinciaal beleid (de provinciale natuurdoeltypekaarten). De provincies zijn verantwoordelijk voor de allocaties van natuurtypen. Jaarlijks verantwoordt Staatsbosbeheer zijn beheerareaal per natuurtype aan LNV als opdrachtgever. De afspraken met betrekking tot het areaal aan natuurtypen en de verantwoording daarover van LNV en Staatsbosbeheer staan vermeld in de opdrachtverlening.

8
In hoeverre wordt bosuitbreiding die in een ander kader wordt gerealiseerd achteraf aangemerkt als compensatiebos? Kunt u uitsluiten, dat ontbossingen worden "gecompenseerd" met bosaanplant in het kader van klimaatcompensatie (Klimaatbos), ook als dat bos wordt aangelegd onder de zogeheten "Gold Standard"? Via de 'spelregels EHS', zoals ook geldt op basis van de Boswet, is afgesproken dat bossen die in de EHS zijn gekapt en die niet ter plaatse kunnen worden herplant op een andere locatie mogen worden gecompenseerd. Initiatiefnemers dienen bij Dienst Regelingen aan te geven op welke locatie en wanneer de herplant zal gaan plaatsvinden. Dienst Regelingen beschikt niet over niet aan compensatie gerelateerde bosuitbreidingsplannen. Het is derhalve niet uit te sluiten dat op kleine schaal bosuitbreidingsplannen, bijvoorbeeld in de vorm van klimaatbossen, worden benut voor de aanleg van compensatiebos.


9
Is het waar dat in Natura 2000-gebieden bosomvormingen worden gerealiseerd - óók met subsidie - met de argumentatie dat 'Europa van groter belang is dan de verplichting tot bosinstandhouding op grond van de Boswet'? Is dit argument juist? Zo ja, kan het dan al worden gehanteerd zolang er nog geen beheerplannen zijn vastgesteld en het gebied nog niet is aangewezen?
Nee, deze argumentatie is niet juist.
Ten eerste hoeft niet voldaan te worden aan de verplichting tot bosinstandhouding omdat Staatsbosbeheer een ontheffing van de herplantplicht heeft als bedoeld in artikel 3 van de Boswet voor de gevallen waarin velling geschiedt ten behoeve van natuurlijke verjonging of - zoals hier het geval is - waarin met het oog op de realisering van een ander natuur- (sub)doeltype dan bos op basis van een regionaal beheersschema, beheersvisie of beheerplan (zoals het BIP) houtopstanden worden geveld.
Daarnaast herbergt het Drents Friese Wold het belangrijkste stuifzandgebied van Noord-Nederland. Dit gebied is samen met de Veluwe en de Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen van groot belang om het landelijk Natura 2000-doel voor zandverstuivingen te realiseren. De huidige staat van instandhouding van zandverstuivingen kan worden gekenmerkt als "zeer ongunstig" (Doelendocument). Het landelijk doel voor stuifzanden is dan ook gericht op het vergroten van het areaal gevarieerde zandverstuivingen (Doelendocument). Dit doel is ook aan de afzonderlijke gebieden toegekend. Voldoende winddynamiek is een belangrijke randvoorwaarde voor de realisering van gevarieerde zandverstuivingen met overgangen naar droge heiden en bossen. Om meer winddynamiek mogelijk te maken, is het nodig een gedeelte van het bos te verwijderen.
10
In hoeverre is het van belang dat gebieden nog niet formeel zijn aangewezen, maar al wel zijn aangemeld? Wat is de consequentie van de in de Vogel- en Habitatrichtlijnen genoemde instandhouding van aanwezige waarden, terwijl in de Nederlandse implementatie wordt gesproken over instandhouding en ontwikkeling van waarden? Het gebied is geplaatst op de lijst van gebieden van communautair belang. Het gebied is nog niet formeel als Habitatrichtlijngebied aangewezen en er is ook nog geen beheerplan vastgesteld in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. Maar dat betekent niet dat vóór het doorlopen van de gehele procedure op grond van de Algemene wet bestuursrecht tot en met de definitieve vaststelling van het aanwijzingsbesluit en het beheerplan er geen maatregelen mogen worden genomen om de doelen in het ontwerpaanwijzingsbesluit van het Natura 2000-gebied te realiseren. Bepalend in de Vogel- en Habitatrichtlijn is dat de lidstaten de soorten en habitats in een gunstige staat van instandhouding moeten houden of brengen. In de gevallen dat die gunstige staat van instandhouding nog niet is bereikt - zoals bij de zandverstuivingen - moeten de lidstaten maatregelen treffen om die alsnog te bereiken. Het begrip "instandhouding" moet dus altijd beschouwd worden in relatie tot de "staat van instandhouding" van een bepaald habitattype of een bepaalde soort.

Is die staat van instandhouding gunstig, dan zal veelal volstaan kunnen worden met een behoudsdoel; is die ongunstig, dan ligt een verbeter/ontwikkeldoel meer voor de hand.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg