Directie Landbouw
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
DL. 2009/480 15 april 2009
onderwerp bijlagen
orschriften toedienen van mest
Vo 1
Geachte Voorzitter,
Het Planbureau voor de Leefomgeving (hierna Planbureau genoemd) heeft een rapport
uitgebracht houdende een evaluatie van de voorschriften voor emissiearm toedienen van
dierlijke mest1. Mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer geef ik u hierbij mijn reactie op het rapport. Het rapport treft u bij deze brief
aan.
Ammoniakemissie ongewenst
Mest die landbouwhuisdieren produceren, wordt voor het grootste deel als meststof
uitgereden over landbouwgronden. Een deel van de stikstof in de mest vervluchtigt in de
vorm van ammoniak indien de mest wordt uitgereden.
Ammoniak die in natuurgebieden terecht komt, verrijkt water en bodem met voedings-
stoffen, waardoor ecosystemen niet naar wens kunnen functioneren.
In gevolge de NEC-richtlijn zijn plafonds vastgesteld voor de emissie van ammoniak.
Voor Nederland geldt voor 2010 een plafond van 128 kton. Een van de belangrijkste maatregelen om dit emissieplafond te halen, betreft het emissiearm bemesten van
landbouwgrond. Over een nieuw plafond voor het jaar 2020 wordt momenteel
onderhandeld.
Gezien de bezwaren van ammoniak gelden diverse voorschriften voor agrariërs waaronder
de verplichting drijfmest emissiearm toe te dienen.
Voorschriften emissiearm toedienen van mest
Om de vervluchtiging van ammoniak bij het uitrijden van mest te beperken, zijn onder-
nemers vanaf begin jaren negentig verplicht methoden toe te passen die de emissie bij het
toedienen beperken. Die methoden komen er voor grasland op neer dat drijfmest in
sleufjes of stroken in of op de graszode wordt gedeponeerd; op bouwland dient de mest
in sleufjes in de grond te worden gebracht of te worden ondergewerkt. Voordien werd
drijfmest veelal breedwerpig bovengronds over het land verspreid.
Met de meest effectieve van de voorgeschreven methoden kan de emissie van ammoniak
met 80% worden verminderd ten opzichte van de breedwerpige bovengrondse werkwijze.
1 Emissiearm bemesten geëvalueerd (Planbureau voor de Leefomgeving, 2009)
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
15 april 2009 DL. 2009/480 2
Alternatieven voor emissiearm toedienen
In de periode 2006-2008 heeft Wageningen Universiteit en Researchcentrum (WUR) mede
op mijn verzoek onderzocht in hoeverre het mogelijk is de emissie van ammoniak uit
drijfmest op andere wijze te verminderen dan door deze emissiearm toe te dienen. Voor
dat onderzoek is aan 29 bedrijven binnen het werkgebied van de Noordelijke Friese
Wouden een ontheffing verleend van de verplichting drijfmest emissiearm toe te dienen.
Aanleiding voor dit onderzoek is mede geweest dat een aantal ondernemers de
overtuiging heeft dat emissiearm toedienen van drijfmest schade toebrengt aan onder
meer de bodemstructuur, de bodemfauna en de bodemvruchtbaarheid. Schade die er -
naar zij stellen - niet is indien die mest gelijkmatig breedwerpig bovengronds wordt
toegediend. Die ondernemers zouden graag meer ruimte willen hebben om zelf te
bepalen hoe een bepaalde milieukwaliteit wordt bereikt. Dit speelt onder meer bij
ondernemers in de Noordelijke Friese Wouden waar de gelijknamige vereniging zoekt
naar mogelijkheden van zelfsturing. Ook melkveehouders verenigd in de Vereniging tot
Behoud van Boer en Milieu hebben die wens.
Bovengenoemd en ook eerder uitgevoerd onderzoek heeft laten zien dat de emissie van
ammoniak ook op andere wijze kan worden teruggedrongen. Bijvoorbeeld door een
minder stikstofrijk dieet van het vee of door bij het uitrijden rekening te houden met
weersomstandigheden.
Aanleiding evaluatie
Om de discussie over doelmatigheid en effecten van de voorschriften beter onderbouwd
te kunnen voer, heb ik het Planbureau voorgesteld een evaluatie uit te voeren.
De evaluatie zou in het bijzonder een antwoord moeten geven op de vraag of met
emissiearm aanwenden de verwachte reductie in emissie daadwerkelijk wordt bereikt, in
welke mate emissiearm toedienen in verhouding tot andere methoden bijdraagt aan het
terugdringen van de emissie van ammoniak, en voorts wat uit wetenschappelijk onder-
zoek bekend is over neveneffecten.
Ten behoeve van de evaluatie heb ik aan WUR gevraagd een literatuuronderzoek te doen
naar neveneffecten2 en naar alternatieven3. WUR heeft voorts met behulp van de
Algemene Inspectiedienst een uitgebreid veldonderzoek verricht naar hoe de voor-
schriften in de praktijk worden toegepast4. Ter beschikking van het Planbureau stonden
voorts de resultaten van het hiervoor genoemde praktijkonderzoek naar een alternatieve
aanpak5, als mede een advies van de Commissie van Deskundigen Meststoffenwet over de
effectiviteit van alternatieven6.
2 Emissiearme mesttoediening, ammoniakemissie, mestbenutting en nevenaspecten (WUR, 2008)
3 Ammoniakemissie bij alternatieve mesttoedieningsmethoden (WUR, 2008)
4 Beoordeling mesttoediening in de praktijk (WUR, 2008)
5 Effectiviteit van het alternatieve spoor in de Noordelijke Friese Wouden (WUR, 2009)
6 Maatregelen om ammoniakemissie bij bovengronds toedienen van mest te beperken (CDM, 2009)
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
15 april 2009 DL. 2009/480 3
De bevindingen van het Planbureau
Effectiviteit, doelmatigheid en neveneffecten van de voorschriften
Emissiearm bemesten heeft ertoe geleid dat de emissie van ammoniak bij het uitrijden
met 60 tot 75% is gedaald ten opzichte van de vroegere breedwerpige bovengrondse
methode. De voorschriften dragen er daarmee substantieel aan bij dat minder ammoniak
in natuurgebieden kan neerslaan. Dat is de conclusie van het Planbureau ten aanzien van
de effectiviteit van de voorschriften.
Het Planbureau komt voorts tot de conclusie dat emissiearm bemesten ten opzichte van
andere maatregelen een goedkope maatregel is, die voor een ondernemer ook baten kan
opleveren uit een verminderd gebruik van kunstmest.
Voor wat betreft bodemstructuur, bodemleven en weidevogels signaleert het Planbureau
dat negatieve effecten beperkt zijn of niet duidelijk konden worden aangetoond. Naast de
sterk verminderde ammoniakemissie wordt als positief effect genoemd de afname van
stikstofdepositie en geurhinder. Voor wat betreft uit- en afspoeling van stikstof wordt
geconcludeerd dat er alleen een geringe toename in de jaren negentig is geweest.
Negatief is dat bij emissiearm toedienen meer lachgas vrijkomt. In verhouding tot de
totale broeikasgasemissie gaat het hier echter om een geringe hoeveelheid.
Op grond van gegevens die in het kader van de Evaluatie van de Meststoffenwet in 2007
zijn verkregen (Kamerstukken II, 2007-2008, 28385, nr. 91), concludeert het Planbureau dat
de meeste bedrijven emissiearm uitrijden van mest als een normaal onderdeel van hun
bedrijfsvoering beschouwen. Het onderzoek naar hoe dierlijke mest in de praktijk wordt
toegediend, laat nochtans zien dat vooral in de klei- en veengebieden, van een aanzienlijk
aantal ondernemers de werkresultaten niet of niet geheel volgens de voorschriften zijn.
Het Planbureau stelt in de Milieubalans 2008 dat de kans op het halen van het NEC-
emissieplafond als waarschijnlijk wordt ingeschat. Emissiearm bemesten draagt hier met
een emissiereductie van 80-90 kiloton fors aan bij.
Nu echter is besloten het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (Besluit
huisvesting) op een later moment uit te voeren, is de kans kleiner geworden dat het NEC-
plafond niet wordt overschreden. Het kabinet informeert uw Kamer zodra zich nieuwe
ontwikkelingen voordoen die de kans negatief beïnvloeden dat Nederland het ammoniak-
emissieplafond haalt.
Als mogelijkheid om de effectiviteit van het bemesten verder te verbeteren en de
ammoniakemissies verder te beperken, ziet het Planbureau het verbieden van de
sleepvoetmethode op zandgronden en toepassing van directe injectie van mest op
grasland.
Beleidsreactie
De bevindingen van het Planbureau bevestigen dat de verplichting dierlijke mest
emissiearm toe te dienen een effectieve en doelmatige maatregel is. Mede gezien het
emissieplafond dat Nederland is opgelegd in gevolge de NEC-richtlijn, acht ik het dan ook
wenselijk dat voorschriften voor het toedienen van dierlijke mest ten algemene blijven
gehandhaafd.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
15 april 2009 DL. 2009/480 4
De slechte naleving van de voorschriften in bepaalde gebieden acht ik zorgelijk. Door
intensiever controleren en voorlichting zal ik hierin verbetering brengen.
Gebruik van de sleepvoetmethode is indertijd toegestaan om schade aan de graszode te
beperken. Nu praktijkonderzoek heeft uitgewezen dat deze methode op zand- en
lössgronden slechts weinig wordt toegepast, heb ik in het vierde actieprogramma
betreffende de Nitraatrichtlijn aangekondigd dat deze uitzondering vanaf 2010 nog slechts
geldt voor grasland op klei- en veengrond.
De aanbeveling van het Planbureau betreffende directe injectie van mest zal ik nader op
toepassingsmogelijkheden en neveneffecten onderzoeken.
Ten aanzien van het emissieverhogende effect van het uitstel van de uitvoering van het
Besluit huisvesting verwijs ik u naar de discussie tijdens het algemeen overleg ammoniak
op 22 januari jl. De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
heeft in dat overleg aangegeven dat het bovengenoemde uitstel ertoe zou kunnen leiden
dat het NEC-plafond voor ammoniak in 2010 niet wordt gehaald. Door alle betrokken
partijen is onderschreven dat het NEC-plafond voor ammoniak moet worden gehaald.
Daarom wordt in samenwerking met de sector en de betrokken overheden een actieplan
opgesteld dat er in voorziet om alle bedrijven op zo kort mogelijke termijn aan het Besluit
huisvesting te laten voldoen. Daarmee blijft dit Besluit één van de instrumenten om
(blijvend) aan de Europese vereisten ten aanzien van het NEC-plafond te voldoen.
Wanneer het niet mogelijk is voor een veehouder om op de wettelijke datum van 1 januari
2010 aan de eisen van het Besluit huisvesting te voldoen, zal hij een plan moeten indienen
waaruit blijkt welke aanpassingen op welk moment in de komende paar jaar worden
uitgevoerd teneinde uiterlijk 2013 alsnog te voldoen.
Alternatieve bedrijfsvoering
De evaluatie van het Planbureau bevestigt dat de emissie van ammoniak uit mest effectief
kan worden beperkt door drijfmest op emissiearme wijze toe te dienen.
Het Planbureau wijst erop dat onderzoek heeft laten zien dat de mate waarin ammoniak
bij het uitrijden van mest vrij komt ook kan worden beperkt met andere maatregelen,
zoals een stikstofarm voederregime, door bij het uitrijden rekening te houden met
weersomstandigheden of door mest na uitrijden in te regenen. Het Planbureau signaleert
dat aan toevoeging van FIR-preparaten (fysische ionenregulatie), een koolstofhoudende
reststof uit de voedingsindustrie, geen duidelijk positief effect kon worden verbonden.
Het onderzoek laat echter ook zien dat de alternatieve maatregelen de emissie in de
praktijk veelal minder beperken dan bij emissiearm uitrijden.
De hoeveelheid ammoniak die bij een alternatief management en bovengrondse
toediening per ha vrij komt kan - afhankelijk van de aard van de genomen maatregelen -
niettemin op een aanvaardbaar niveau liggen. Zorgpunt hierbij is echter dat het hier voor
een groot deel maatregelen betreft waarvan niet goed is vast te stellen in hoeverre
ondernemers ze hebben toegepast.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
15 april 2009 DL. 2009/480 5
Ook is nog onvoldoende duidelijk welk pakket maatregelen waarborgt dat de emissie op
bedrijfsniveau beneden een aanvaardbaar niveau blijft. Aandacht behoeven ook een paar
andere minpunten van bovengronds uitrijden, vooral het grotere gevaar van afspoeling en
stankoverlast.
Gezien die onzekerheden, acht ik het nu niet verantwoord ten algemene uitzonderingen
toe te staan op de bestaande voorschriften. Wel ben ik bereid om in het kader van een
praktijkproef, op beperkte schaal (maximaal 2.500 hectare landbouwgrond in het Noorden
en Westen van het land) en onder nader te stellen voorwaarden, te onderzoeken of het
mogelijk is die onzekerheden weg te nemen. Ik verwijs u hiervoor naar het vierde
actieprogramma betreffende de Nitraatrichtlijn dat ik u onlangs heb aangeboden.
In het kader van deze praktijkproef bied ik samenwerkingsverbanden van melkveehouders
de mogelijkheid een voorstel te doen voor uitvoering van een pakket van emissie-
reducerende maatregelen. Indien een dergelijk pakket, mede op basis van een
beoordeling die ik laat uitvoeren door de Commissie van Deskundigen Meststoffen, mij
het vertrouwen geeft dat daarmee de emissie van ammoniak in voldoende mate kan
worden beperkt en de naleving voldoende controleerbaar is, ben ik bereid aan die
melkveehouders ontheffing te verlenen van de verplichting in het Besluit gebruik
meststoffen om drijfmest op emissiearme wijze toe te dienen. Mede gelet op de bevin-
dingen van het Planbureau zal ik geen emissiebeperkende waarde toekennen aan de
toepassing van FIR.
Met deze praktijkproef kom ik tevens tegemoet aan de motie ingediend door het lid
Polderman (Kamerstukken II, 2007-2008, 28385, nr. 100) en de motie ingediend door de
leden Atsma en Jacobi (Kamerstukken II, 2007-2008, 31200XIV, nr. 40).
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Voor downloaden van PDF-bestanden:
Zie het origineel
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit