College van Beroep voor het bedrijfsleven

De voorwaarde dat alleenstaande ouders altijd vier of acht dagdelen beschikbaar moeten zijn voor arbeid, is in strijd met de Wet werk en bijstand

Ingevolge artikel 9, eerste lid, onder a, van de WWB - voor zover hier van belang - is de belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar verplicht naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en deze te aanvaarden. In onderdeel b van dit artikellid is bepaald dat de belanghebbende gebruik dient te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

Ingevolge het tweede lid van artikel 9 van de WWB kan het College, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van een verplichting als bedoeld in het eerste lid. Daarbij is bepaald dat zorgtaken als dringende redenen kunnen worden aangemerkt, voor zover hiermee geen rekening kan worden gehouden door middel van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de WWB. Indien de tijdelijke ontheffing een alleenstaande ouder betreft dient het College in het bijzonder een afweging te maken tussen het belang van arbeidsinschakeling en de invulling die de ouder wenst te geven aan de zorgplicht. In het vierde lid van artikel 9 van de WWB is neergelegd dat de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden voor de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar slechts geldt nadat het College zich genoegzaam heeft overtuigd van de beschikbaarheid van passende kinderopvang, de toepassing van voldoende scholing en de belastbaarheid van de betrokkene.

Het College hanteerde blijkens artikel 3.3 van de Beleidsregels Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand (hierna: Beleidsregels) ten tijde van belang het volgende beleid:

1. Burgemeester en wethouders houden rekening met de zorgwens van de alleenstaande ouder zolang het jongste kind nog geen 5 jaar is.
2. Totdat het jongste kind van een alleenstaande ouder dan 5 jaar is, vergt het belang van arbeidsinschakeling een beschikbaarheid voor arbeid, dan wel een voorziening gedurende ten minste vier dagdelen per week.
Artikel 3.4 van de Beleidsregels bepaalt:
Voor de alleenstaande ouder met een kind tot 12 jaar geldt de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden voor acht dagdelen per week, onder aftrek van de dagdelen dat hij noodzakelijke scholing volgt.

Voor zover in de artikelen 3.3 en 3.4 van de Beleidsregels is neergelegd dat
alleenstaande ouders, los van hun zorgwens, altijd vier (bij kinderen tot 5 jaar) danwel acht (bij kinderen tussen 5 en 12 jaar) dagdelen beschikbaar dienen te zijn, is naar het oordeel van de Raad sprake van strijd met het bepaalde in artikel 9, tweede en vierde lid, van de WWB. Zowel de afweging die moet worden gemaakt tussen het belang van de
arbeidsinschakeling en de invulling die de ouder wenst te geven aan de zorgplicht, als de aan het College opgedragen onderzoeksplicht naar de beschikbaarheid van passende
kinderopvang, de toepassing van voldoende scholing en de belastbaarheid van de
betrokkene vergt immers een individuele beoordeling, waar de artikelen
3.3 en 3.4 van de Beleidsregels thans slechts ruimte voor laten voor zover het een beschikbaarheid van méér dan vier respectievelijk acht dagdelen per week betreft.

LJ Nummer:

BI0952

Bron: Centrale Raad van Beroep
Datum actualiteit: 16 april 2009