4. Herallocatietraject zorgzwaartepakketten GGZ
Herallocatietraject zorgzwaartepakketten GGZ
Kamerstuk, 16 april 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ/SFI-2923762
16 april 2009
Geachte voorzitter,
Bij de bespreking van het herallocatietraject bij de invoering van de
zorgzwaartebekostiging in het najaar van 2008 heeft GGZ Nederland
aangegeven dat het ZZP-stelsel naar haar mening in de sector
geestelijke gezondheidszorg (GGZ) nog onvoldoende stabiel is om de
zorgzwaartebekostiging en de daarmee gepaard gaande herallocatie van
middelen in te voeren. GGZ Nederland heeft hiervoor als voornaamste
oorzaak genoemd: een onjuiste indeling in zorgzwaartepakketten met
behandeling (B-pakketten) en zonder behandeling (C-pakketten). Om deze
stelling van GGZ Nederland te toetsen heb ik in november 2008 aan het
bureau PricewaterhouseCoopers (PwC) de opdracht gegeven een onderzoek
te verrichten naar verschillen in de B- en C-pakketten. Hierbij bied
ik u het rapport aan over het onderzoek naar verschillen tussen
zorgzwaartepakketten met en zonder behandeling in de geestelijke
gezondheidszorg. Hieronder zal ik eerst kort de belangrijkste
conclusies van het onderzoek schetsen. Vervolgens zal ik een (met GGZ
Nederland afgestemd) scenario op de invoering van de
zorgzwaartebekostiging in de GGZ uiteenzetten.
Uitkomsten onderzoek
Cliënten die op verblijf zijn aangewezen omdat dat in verband met hun
behandeling noodzakelijk is, komen - nadat ze eerst een jaar ten laste
van de Zorgverzekeringswet (Zvw) hun zorg hebben genoten - in
aanmerking voor een AWBZ-indicatie voor een ZZP uit de B-reeks in de
GGZ. In de B-reeks van de ZZP's is ook een component behandeling
opgenomen.
Daarnaast zijn er cliënten die weliswaar in aanmerking komen voor
verblijf, maar waarbij de reden van het verblijf veel meer gericht is
op het noodzakelijke toezicht, ondersteuning en begeleiding. Deze
cliënten komen in aanmerking voor een ZZP uit de C-reeks voor de GGZ.
De C-reeks bevat geen behandelcomponent. Eventuele behandeling vindt
aanvullend plaats via de Zvw.
De hoofdconclusie van het onderzoek van PwC is dat het onderscheid
tussen B-en C pakketten op papier wel te maken valt, maar dat in de
praktijk dit onderscheid niet eenvoudig te maken is, niet altijd
uniform wordt toegepast en niet altijd gebaseerd lijkt te zijn op de
vraag van de cliënt. Dit geldt overigens niet voor alle cliënten, maar
betreft vooral de middengroep: er zijn cliënten die duidelijk tot of
de B- of de C-groep behoren. Er is echter ook een groep waar het
onderscheid tussen B en C niet zozeer lijkt te zijn ingegeven door
kenmerken van de cliënt, maar door de historie, de visie van de
instelling of de eigen keuze van de instelling bij gebrek aan
duidelijke definities. Het meest genoemd is de onduidelijkheid rondom
het begrip behandeling.
Invoering zorgzwaartebekostiging GGZ
Ik wil niet aan de hand van het PWC-rapport over de B- en de
C-pakketten een geheel nieuwe discussie voeren over de toekomst van de
GGZ-zorg binnen de AWBZ. Wel heb ik samen met GGZ Nederland de
alternatieven voor invoering van de zorgzwaartebekostiging in de GGZ
verkend in het licht van een visie voor de middellange termijn.
Daarbij heb ik samen met GGZ Nederland geredeneerd vanuit een
toekomstperspectief waarin op middellange termijn (2011/2012) delen
van de GGZ-zorg uit de AWBZ overgeheveld kunnen worden naar de
zorgverzekeringswet (Zvw). Ik ben nog in overleg met GGZ Nederland
over de vraag welke onderdelen van de GGZ overgeheveld kunnen worden.
Gezien dat eindperspectief heb ik - in overleg met GGZ Nederland -
besloten om het onderscheid tussen B- en C- ZZP's te handhaven en niet
over te gaan tot aanpassing van de ZZP-indeling voor een relatief
korte periode. De indeling in de B- en de C- pakketten is relevant om
in de toekomst delen van de GGZ-zorg te kunnen overhevelen naar de
zorgverzekeringswet. In 2009 werk ik samen met het centrum
indicatiestelling zorg, het college voor zorgverzekeringen en GGZ
Nederland aan een verdere verbetering van een eenduidige toepassing
van het onderscheid tussen de B- en C-pakketten.
Gezien het feit dat het onderscheid tussen de B- en de C- pakketten
wel invloed heeft op de herallocatie van elke instelling en er (door
het PWC-onderzoek) gerede twijfel is ontstaan over de eenduidige
toepassing daarvan, wordt de herallocatie in 2009 wel berekend, maar
wordt het financiële effect daarvan in 2009 voor de GGZ-instellingen
op nul gesteld. In 2009 wordt onderzocht of het mogelijk is om in 2010
het herallocatiepercentage zodanig vast te stellen dat de sector de
stap die in 2009 wordt overgeslagen in 2010 kan inhalen. Over de
herallocatie in 2010 en later ben ik nog in overleg met onder andere
GGZ Nederland en de Nederlandse Zorgautoriteit. Daarbij worden ook de
effecten van de indeling in de B- en de C-pakketten bij de
productieafspraken over het jaar 2009 betrokken. De NZa wil de
"groeiers" in de GGZ-sector wel laten meedelen in de bedragen die in
2009 t/m 2011 incidenteel beschikbaar zijn voor de maatwerkregeling en
de opbouwregeling uit de 1% margeregeling van de contracteerruimte.
Zodra hierover meer duidelijkheid bestaat, zal ik u daarover eveneens
informeren.
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport